De mensen op de foto’s lachen allemaal. De grote mensen, de kinderen. Het is leuk om door dominee Maarten Boersema op de foto te worden gezet. We zien mensen aan het avondeten, in de kerk, muziek makend. De straten van Blije, de huizen, de dieren. Het land eromheen, het Wad. Beelden van een domineesleven in Noord-Friesland. 

Ds. Boersema is nog maar 28. Vorig jaar kwam hij van de predikantenopleiding in Kampen. Hij werd ‘geroepen’ door de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt Blije-Holwerd. Maarten en zijn vrouw Dorine komen uit het midden van het land. Ze gingen kijken, met de mensen praten, en Blije, een stip op de kaart, kreeg een gezicht. Ja, waarom gingen zij niet naar Noord-Friesland? Een Goddelijke wijzing, ja, wie weet? Dat je zo’n telefoontje niet voor niets krijgt. 

Op de website blijekerk.nl houdt hij een fotoweekboek bij – in de praktijk bijna een dagboek – waarin hij het leven in de kerk en het dorp vastlegt. Kerkdiensten, preken en huisbezoeken, een wedstrijd van de VV Blija, dorpsjeugd aan de pils, een geit aan een touw. Het leven van alledag in een krimpdorp, gevangen door een ‘visser van beelden’, zoals hij schrijft, met een Canon als vissersnet. 

In september betrokken ze de pastorie, een rechttoe-rechtaanhuis van lichte baksteen, met een Fiat Punto op de oprit. Nu is het december, een week voor kerst. De dominee is alleen thuis: een moderne vent met een gele broek en gympies, en wijkend, prettig ongekamd lichtblond haar. Niet domineeachtig, al met al, al heb ik al een tijdje niet over dominees of hun uiterlijk nagedacht. 

‘Ik dacht: waarom zou ik het leven dat ik leef niet vastleggen?’, zegt hij. In zijn studententijd maakte hij al foto’s en teksten, die in mooie tijdschriften werden geplaatst. 

‘Als dominee ben je bezig met woorden. Beeld spreekt meer voor zichzelf.’ De foto’s zijn een creatieve uitlaat naast preken, preken voorbereiden, praten. Ze laten zien wat een dominee doet, zetten een onbekend stukje Noord-Friesland op de kaart. Mensen in heel Nederland vinden de foto’s mooi. 

Hij wil een luchtig, positief verhaal laten zien, over de mensen, over de streek. Niet altijd die zure verhalen, over dat het leegloopt, dat alles verdwijnt, dat je hier niet moet wezen. Op de foto’s zie je vrolijkheid, blijdschap, geluk. Grappig toeval. Mensen uit een kleine gemeenschap, vaak zie je dezelfde gezichten weer terug. 

Hij is predikant geworden uit roeping, ja. Zijn vader is zendeling. Maarten is geboren in Indonesië, groeide op in de pastorie. Een domineesgezin, de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt. De kleine orthodoxie. Die gereformeerd vrijgemaakten, dat zijn toch van die zwaarmoedige, bloedserieuze lui, die het leven als een dagelijkse beproeving ervaren? Niet bij de Boersema’s. Niet op de foto’s van Maarten.

We gaan op bezoek bij een ouder echtpaar. De man komt niet meer in de kerk, hij heeft COPD en zit met een slangetje vast aan een zuurstoftank. Zijn wereld is klein, hij luistert naar de kerktelefoon. Zijn vrouw heeft depressieve klachten. 

We rijden in de Punto door het dorp. Blije heeft 900 inwoners, vertelt Maarten, zijn kerkgemeenschap bestaat uit 160 mensen. We rijden langs de Hervormde Kerk. Op zondag zitten er misschien twintig mensen. De vrijgemaakte zit goed vol. In dit straatje rechts zit de Synodale. Verder, over slingerweggetjes, langs sloten. 

Meneer en mevrouw De Jong wonen even buiten Blije, aan de doorgaande weg naar Ferwert. Ze zitten meestal in het erkerkamertje aan de zijkant van het huis, op het noordoosten. Het is een klein, maar gezellig kamertje. De kachel staat lekker aan, een tapijtje op tafel, vetplanten in de vensterbank. Je hebt vrij uitzicht over de velden. Voor het raam staat een vogelhuisje, waar een paar mussen bij zitten. 

Meneer De Jong heeft een slangetje in zijn neus. Dit hier, dit kamertje, deze tafel, dit is zo ongeveer zijn leven. Zijn vrouw zit niet lekker in haar vel, zegt ze. De dag is niet snel om. Ze komt tot weinig. Normaal staat er tegen deze tijd een grote kerstboom naast het huis met allemaal lichtjes, nu heeft ze de moed niet. Er staat ook nog niets van kerst op tafel. 

Ze zijn straks 51 jaar getrouwd. Mevrouw De Jong heeft dit nog nooit eerder gehad, zegt ze. Ze heeft medicijnen, maar die werken maar een beetje. Haar mam ademt zwaar. Nou hebben we allebei wat, zegt hij. Maarten leunt met zijn onderarmen op tafel. 

‘Is er iets wat u houvast geeft?’, vraagt hij. De Bijbel natuurlijk, zegt ze. Maar om nou te zeggen dat.., nou ja, het schiet niet altijd op. Het verandert haar situatie niet meteen. Aan de overkant van de weg staat een stenen schuurtje. Daar zit een geit in, die Maarten heeft gefotografeerd. Er staat een brievenbus aan de weg, mooi feloranje tegen de donkere lucht. Bij de brievenbus zwaait hij altijd even als hij langsrijdt, zegt Maarten. Hij weet dat meneer en mevrouw De Jong hier zitten. Er zwaait altijd iemand terug. 

Vroeger ging meneer De Jong altijd naar Harkemase Boys, naar Broekster Boys, SC Cambuur. Hij had een seizoenkaart. Hij had een gemengd bedrijf met schapen en koeien. Hij werkte een tijd in het Lauwersmeergebied, riet maaien. Het waren mooie tijden. Een jenevertje erbij, een pakje shag in de week. Nu is hij 75. Daar komt geen 76 meer bij, zegt hij. Hij wil nog wel een poosje blijven, hij geniet er nog wel van. 

Af en toe gaat de buurman een rondje met hem rijden. Hij wil altijd eerst naar achter de dijk. Toen hij zelf nog reed ging hij ook altijd naar achter de dijk. Nu zit hij hier. Hij kijkt naar buiten of naar de tv. Hiernaast is nog een kamer, daar staat ook een tv. Hij kijkt graag naar voetbal, zijn vrouw liever naar Nederland Zingt

We kijken naar buiten. Het is donker geworden, van grijs naar donkerblauw naar zwart. Op heldere dagen kun je hier de watertoren van Dokkum zien, twaalf, dertien kilometer verderop. Die lichten daar, dat zijn de trainingsvelden van Rinsumageest. 

We bidden. Maarten sluit af met ‘in de naam van Uw Zoon en de kracht van Uw Geest, amen.’ Ja, zegt meneer De Jong. Het is even stil in de kamer. Boven de kachel tikt een pendule. Maarten vraagt of hij een foto van meneer De Jong mag maken. Hij stelt zijn camera in, kiest een hoek. Klik. Het geluid van de sluiter, de foto die wordt gemaakt. 

Hij blijft wel de dominee, vertelt Maarten op de terugweg. De dominee komt op bezoek. Daar gaat de dominee. Toen hij bij zijn debuut voor de VV Blija 2-2 had gemaakt, stond in het wedstrijdverslag dat dominee Boersema de gelijkmaker had gescoord. 

Thuis in de pastorie hangt een ouderwetse wereldkaart aan de muur. Maarten en Dorine houden van reizen. Zij zit in de laatste fase van haar opleiding tot ouderenarts. Ze werkt in Emmen en logeert doordeweeks bij een oom en tante in Hardenberg. 

Hij heeft net een schotel uit de magnetron gehaald die hij eerder had gemaakt, met witlof, kip, kaas en room. Het is lekker. We zitten aan de eettafel, praten over het werk en over het geloof. Een hoogleraar in Kampen zei: ik hoop dat jullie over zes jaar nog geloven. Er zijn er genoeg die tijdens kun theologiestudie van hun geloof vallen. ‘Bij mij is dat gelukkig niet gebeurd. Ik heb misschien wel een kinderlijk vertrouwen in God. Ik geloof heilig dat er een God is die zorgt dat het ooit beter wordt.’

Je hebt hier, in Noord-Friesland, dorpen waar het leven uit is. Vroeger had je winkels en voorzieningen. Je merkt de verstilling, op de fiets naar een ander dorp. Er is nog een christelijke basisschool in Blije. De meeste kinderen van de vrijgemaakte kerk gaan naar een gereformeerde school in Dokkum. 

Vanavond geeft hij catechisatie, aan drie groepen, van half zeven tot half tien. In een zaaltje achter de kerk staan tafels in een vierkant tegen elkaar. Jongens en meisjes in de brugklasleeftijd, gel en gympies, plastic tassen en multomappen. Een volgende groep is vijftien tot zeventien: groter en stoerder. Ze praten een Frysker soort Fries. Slimme jongelui. Het gaat erover waarom je zou geloven. Het geeft rust, en nut, zegt een jongen. 

Op zondag 21 december, de kortste dag van het jaar, zitten dezelfde jongelui in de kerk. Om 14.00 uur is er een dienst over het ‘Licht in de duisternis’. Duister is het, op weg naar Blije. Jislum, Ginnum. Het kan mooi zijn op het Friese platteland, maar in deze tijd van het jaar is het ook vaak grijs, verwaaid en onherbergzaam. In het halletje van de kerk zei een vrouw: ‘Wolkom.’ 

In de kerk is het behaaglijk warm. Er is een koortje, Dorine speelt viool. Maarten op het preekgestoelte, in een mooi pak. We zingen Psalm 67 1-3. Lezen uit Johannes. Het orgel, weer zingen: ‘Als alles duister is’. De preek begint, geritsel van tassen, doorgeven van Mentos, Stophoest. Maarten preekt over de betekenis van kerst, over het licht in de duisternis, het vuur dat nooit meer dooft. 

Thuis kijk ik op blijekerk.nl. Op de foto van vier dagen geleden staat meneer De Jong. Het bijschrift: ‘Ik bezocht in de “donkere dagen” voor kerst een echtpaar, waarvan de man vanwege gezondheidproblemen niet meer naar de kerk kan komen.’ Meneer De Jong zit in zijn kamertje, in het schemerlicht. Hij lacht.