Windmolens zo hoog als wolkenkrabbers. De regering wil turbines op land en zee met een gezamenlijk vermogen van 12 duizend megawatt. Hoogleraar energie en duurzaamheid Catrinus Jepma is voor. Fred Jansen van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie is tegen.

Wij kennen de verhitte discussies over windmolens. Tegenstanders willen geen reuzenturbines in hun achtertuin en aangewakkerd door hun nimby-syndroom voorspellen ze rampen voor mens en dier. Voorstanders zijn idealisten uit de stad of ondernemers die met molens geld als water verdienen.

Noorderbreedte vraagt daarom twee mensen met een wetenschappelijke achtergrond aan tafel. Mensen zonder eigenbelang, die geacht worden hun emoties te kunnen uitschakelen als ze onze maatschappelijke problemen beoordelen. Catrinus Jepma doet dit als hoogleraar energie en duurzaamheid, Fred Jansen als gepensioneerd zee-onderzoeker.

Het duo schuift aan op de Kop van de Afsluitdijk, de plek die bij windmolendiscussies altijd in het oog van de storm ligt. Midden in dit bos van windturbines steekt Jepma van wal. De professor is voor windmolens omdat ze meehelpen de wereldwijd erkende klimaatverandering tegen te gaan. De nood is hoog, want bij te hoge concentraties broeikasgas in de atmosfeer, wordt het probleem onomkeerbaar.

Jepma stond zelf aan de wieg van de discussie, vertelt hij met een twinkeling in de ogen. In zijn eerste oratie in 1989 voorspelde hij dat klimaatbeleid ook voor economen een groot issue zou worden. ‘De verschillende collega’s keken alsof ik me op een curiosum richtte.’ Maar hij kreeg gelijk. ‘Er kwamen internationale afspraken. Volgens het Kyoto-protocol moesten we de uitstoot van CO2 met een heffing bestraffen, maar dat is niet gebeurd, vooral omdat de Verenigde Staten hun medewerking weigerden. Dus zijn regeringen genoodzaakt schone energieopwekking te belonen met subsidies.’

Nederland hoort voorop te lopen met windenergie, vindt Jepma. Het land ligt in de rijkste delta van de wereld en onder de zeespiegel, die onherroepelijk stijgt bij ongewijzigd beleid. ‘We hebben een lange kust met veel wind aan een ondiepe zee die geschikt is voor off shore-windparken.’
Jepma’s beschaafde inleiding uit de losse pols vindt in grote lijnen instemming aan de overkant van onze Tafel voor Twee. Maar confrater Jansen – een vel papier met argumenten voor zijn neus – constateert dat windmolens het gebruik van fossiele brandstoffen en dus de uitstoot van CO2 per saldo nog steeds niet reduceren. Hier komen we meteen tot de kern van de discussie.

Stroom opwekken door windmolens verloopt volgens een grillig patroon. Als het te weinig waait moeten elektriciteitcentrales bijstoken, bij te veel wind kun je de stroom niet opslaan. Vooral ’s nachts, als er weinig vraag is en de wind blijft waaien, ontstaan problemen. Voorloper Duitsland levert omringende landen soms al stroom met geld toe.

Door deze grote onbalans verliezen de centrales zo veel aan rendement dat de klimaatwinst van windenergie teniet wordt gedaan, beweert de voorzitter van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie. ‘Er zijn al bewijzen voor in Texas, Colorado, Ierland en Spanje. In Nederland zijn er voldoende aanwijzingen, maar de minister van Economische Zaken wil geen onderzoek.’

Jansen kijkt naar zijn aantekeningen en rolt zijn pen tussen duim en wijsvinger. Iets feller nu: ‘Je mag mensen best een offer vragen voor een goede zaak, maar windmolens zijn dit niet. Je bent in de aap gelogeerd als je in de buurt woont. Het landschap lijdt er onder en de herrie is groot. Sinds kort mogen turbines overal in het land drie keer zo veel geluidhinder veroorzaken als een snelweg!’

Jepma reageert onbewogen. Hij ontkent de problemen niet en hij is ook voor een rendementsonderzoek door de minister. Maar de struikelblokken zijn volgens hem van voorbijgaande aard. ‘Elke nieuwe technologie heeft een traject nodig om tot ontwikkeling te komen. Een rijpingstijd. Eerst de theorie, dan het laboratorium, dan pilots en dan demo-projecten. Daar horen technische problemen en gebrek aan maatschappelijke acceptatie bij.’

De windturbinetechniek is weliswaar nagenoeg uitontwikkeld, maar de bottleneck, het overschot aan stroom op piekmomenten, vormt een uitdaging voor techneuten. Elektriciteit ‘opslaan’ kan met ouderwetse elektrolyse, doceert Jepma. Daarbij ontstaan zuurstof (zeer bruikbaar voor verbrandingsprocessen in de chemie) en waterstof.

‘En op dit super-brandbare gas kun je bijvoorbeeld auto’s laten rijden. Voeg je er CO2 aan toe, dan ontstaat methaan, een gas met dezelfde eigenschappen als aardgas. Daarvoor hebben we in Nederland al een zeer goede infrastructuur. Opslag van gas bijvoorbeeld, kost heel weinig.’

Jansen knikt. Hij weet dat er met name in Duitsland al diverse pilots bestaan met het ‘inblikken’ van stroom. ‘Maar’, zegt hij, ‘die opslagmogelijkheid is er nog niet. Dus is het dom nu veel geld in goedbedoelde windmolens te steken terwijl die de CO2-uitstoot nauwelijks verlagen en misschien zelfs wel verhogen. We betalen er miljarden euro’s voor. Een molen van drie megawatt levert een ton per jaar op en kost een ton per jaar aan subsidie. Laten we die euro’s in onderzoek steken naar vormen die wel perspectief bieden!’

‘En over hoeveel energie praten we eigenlijk?’, vervolgt de gepensioneerde marien geoloog. ‘De geplande zesduizend megawatt aan turbines op land voorzien voor slechts een procent in de Nederlandse behoefte. Dat is minder dan de gemiddelde economische groei. Het enige wat je bereikt is dat Amersfoort een jaartje later aan zee komt te liggen.’

Nu valt Jepma de voorman van de NKPW in de rede: ‘Dat bestrijd ik. We koersen uiteindelijk af op zesduizend megawatt op land en zesduizend op zee. Dan ga je naar twee tot drie procent van het energieverbruik en dat is al een kwart van het stroomverbruik. En als we bijvoorbeeld massaal ’s nachts elektrische auto’s opladen kunnen we de stroom beter kwijt, krimpt het aandeel fossiel dus verder, en stijgen de percentages.’

Toch is het een schande, meent Jansen, dat de overheid zoveel opoffert aan een dure en inefficiënte techniek. ‘Zonne-energie kan veel meer opleveren. De rest van de alternatieve energieopwekking overstijgt de hobbyschaal niet.’

Jepma strijkt peinzend over zijn hals. ‘Ik ben er ook voor oude cultuurlandschappen te ontzien. Daarom pleit ik voor meer molens op zee. Offshore is wel veel duurder, maar daar vinden we ook oplossingen voor.’

Jepma geeft toe dat de subsidies te hoog zijn. ‘Dat voert de kostprijs op. Als je subsidies verlaagt, worden molens automatisch goedkoper. Dat kan op het moment dat de techniek voldoende ver ontwikkeld is, als die over het dooie punt heen is.’

‘Die is al uitontwikkeld’, reageert Jansen. ‘De steun blijft nodig zolang er geen penalty voor CO2-uitstoot is, maar die gaat er ooit komen’, herhaalt Jepma. De wetenschappers tonen nu toch emoties.

‘Dit land is vol. Nergens staan in zo’n drukbevolkt land zoveel molens’, vervolgt Jansen, de armen streng over elkaar. ‘Zodra ergens een molen aan de horizon verschijnt, is de ellende in een dorp niet te overzien. De één mag een hoop subsidie oprapen, anderen betalen die en draaien op voor de narigheid. Overal ontstaat scheuring.’

Jepma kijkt richting Afsluitdijk: ‘Boeren en vissers hadden ook bezwaar tegen de Delta-werken, maar zij moesten zich schikken voor een hoger doel. Zulke vraagstukken kun je niet aan lokale gemeenschappen overlaten. Dit zijn allemaal leermomenten in het ontwikkelingsproces. Door compensatie of participatie worden molens op veel plaatsen inmiddels toch geaccepteerd.’

Jansen verheft zijn stem: ‘De overheid loopt er met de klompen doorheen. En waarom? Omdat er een afspraak is om in 2023 zestien procent van de energie duurzaam op te wekken. Maar dat uitgangspunt van de Europese Unie deugt niet, het staat vast dat Nederland dit percentage niet kan halen. We kunnen ons beter op het oorspronkelijke doel richten, reductie van CO2-emissies. Hoe we dat doen is niet belangrijk.’

Hiermee is Jepma het slechts ten dele eens. Het is volgens hem een slechte zaak energietransitie te vertragen met allerlei bezwaren. ‘Als je nu zou stoppen met windmolens, dan kwam er ook geen oplossing voor de problemen. Dan vallen de prikkels weg.’

Steeds korter duren de periodes dat beide heren aan het woord zijn. Steeds vaker interrumperen ze elkaar. Windmolens blijken toch altijd weer emoties op te roepen. Zelfs bij wetenschappers.

Prof. Catrinus Jepma (Zwolle, 1953)

is hoogleraar energie en duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk directeur van Energy Delta Gas Research, Energy Delta Institute en van European North Sea Energy Alliance. Hij is tevens adviseur van Energy Valley en lid van SER Noord-Nederland.

Dr. Fred Jansen (Amsterdam, 1942)

is voorzitter van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie. Hij was marien geoloog bij het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel. Jansen hield zich met gebruik van de geologie van de zeebodem bezig met klimaatonderzoek.