Bewogen Ruimte. De ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe 1942-1970 zou verplichte literatuur moeten zijn voor jonge planologen, vindt beleidsmedewerker natuur Hans Dekker. Dan kunnen ze lezen dat bestuurders vroeger ook góede planologische beslissingen namen.

Hans Dekker en ik lopen bij Buinen over de Beeksdijk tussen de Beekslanden en de Uilenbroeken in zuidelijke richting. Een schier eindeloze vlakte om ons heen, de grote leegte in het overgangsgebied tussen Veenkoloniën en Hondsrug. Oostelijk van ons ligt in de verte Buinerveen. Een eind achter ons zien we de bebouwing van Buinen en westelijk glooit de Hondsrug. Voor ons deelt de weg het Lofargebied in tweeën. Je moet goed kijken om de kleine antennes van de grootste radiotelescoop ter wereld te ontwaren. Kleine terpen verraden dat hier sinds 2009 iets bijzonders is gebeurd: natuur en hightech hebben elkaar gevonden in dit gebied. Dat kon, doordat er nergens bebouwing met bijbehorende verstorende menselijke activiteiten is. Op vierhonderd hectare grond in dit Hunzedal staan nu zevenduizend kleine antennes. Honderd meter verderop stroomt het Achterste Diep, dat verder noordwaarts via het Groote Diep overgaat in de Hunze. Overal om ons heen vogelgeluiden. Voorjaar. ‘Het is hier een paradijs voor vogels’, zegt Dekker. ‘Rustig, voedselrijk en er is water.’

Dat laatste is onmiskenbaar het geval. Vlak voor ons ligt een moerassig gebied en even later zien we slenken. De inrichters van het Lofargebied hebben ervoor gekozen een deel van het Achterste Diep weer te laten meanderen en de oorspronkelijke natuur zo veel mogelijk te herstellen, compleet met moerassen en bloemrijke hooilanden. Dekker: ‘Dat dit gebied zo geschikt is om in te richten als natuurgebied komt doordat de ruilverkaveling Bronneger- en Buinervenen in de jaren vijftig niet zo grootschalig was als latere ruilverkavelingen. Het was trouwens ook één van de eerste ruilverkavelingen waar aandacht werd besteed aan een landschapsplan. De ontwikkeling van dat soort plannen stond toen nog in de kinderschoenen.’ Dekker wijst op een rijtje bomen langs de Beeksdijk. ‘Kijk, dat is nog zo’n stukje beplanting uit die tijd. Die nieuwe beplantingen verschenen destijds vaak als rechte lijnen op de kaart, vaak dwars op de beek, maar ook, zoals hier, in de lengterichting van het beekdal. Dit type beplantingen past niet bij de historische structuur. Te recht. Te monotoon.’

Vooruitziende blik

Hans Dekker heeft als projectleider meegewerkt aan de totstandkoming van het boek Bewogen Ruimte. De ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe 1942-1970. Hij was ook als beeldredacteur betrokken bij deze door provinciaal planoloog Bernhard Hanskamp samengestelde en fraai door Albert Rademaker vormgegeven publicatie. Het boek verscheen eind maart. In het dagelijks leven werkt Hans Dekker als beleids-medewerker natuur bij de provincie Drenthe. Ook het gebied waar we lopen komt aan de orde in Bewogen ruimte. ‘Harm Tiesing, de Drentse geschiedschrijver uit Borger, schreef er al over’, weet Dekker. ‘Hij omschreef het als een woest gebied met verspreide bosjes en veenmoerassen waar de koeien bellen om hadden, omdat ze anders niet terug te vinden waren.’
Het open karakter van de streek is na de ruilverkaveling behouden gebleven. ‘Doordat er geen boerderijen zijn gebouwd, is het nu geschikt voor natuurontwikkeling met veel kwel en dus zompige, natte grond.’ Dekker noemt andere gebieden waar in de nabijheid van goede landbouwgronden de laatste jaren natuurontwikkeling plaats heeft kunnen vinden, zoals Holmers/Halkenbroek tussen Grolloo en Amen. ‘Dat is bijzonder, als je weet welke plannen er voor dat gebied wel niet geweest zijn.’ Dekker noemt de aanleg van een militair oefenterrein, een autosnelweg en de bouw van een aantal boerderijen en een gasbehandelingsstation. In Bewogen ruimte komen die allemaal aan bod. ‘Nu is het een groot, aaneengesloten stiltegebied voor de telescopen op het terrein van het vroegere Kamp Westerbork.’ Volgens Dekker danken we dit aan de vooruitziende blik en het doortastende optreden van vroegere Drentse bestuurders als Gerard Londo, Jacob Cramer en Karel Hendrik Gaarlandt. In het boek van Bernhard Hanskamp krijgen ze volgens hem de eer die ze toekomt. Ook latere provinciale politici en planologen hebben volgens Dekker en Hanskamp bijgedragen aan de instandhouding van het waardevolle Drentse landschap.

Drentse identiteit

Even later in de auto, op weg naar een andere in Bewogen ruimte beschreven omgeving, legt Dekker uit hoe genoemde bestuurders erin zijn geslaagd het eigene van het Drentse landschap te handhaven, ondanks het feit dat ook hun provincie moest moderniseren om te kunnen profiteren van de opkomende welvaart. ‘Om dit zwaar achtergebleven gebied aansluiting te laten krijgen bij de rest van het land kozen ze voor schaalvergroting. De karakteristieke essen met duizenden kleine perceeltjes verdwenen in hoog tempo. Er kwam veel meer ruimte voor landbouw en industrie en er verrezen in hoog tempo woonwijken. Verder moesten er wegen komen en het was ook de tijd van de oprukkende recreatieve voorzieningen.’

Toch hadden de toenmalige bestuurders tijdens die jaren van opbouw en ontwikkeling volgens Dekker gevoel voor het eigene van Drenthe. ‘Ze erkenden toen al de waarde van de eindeloze ruimte, het eeuwen-oude cultuurlandschap langs de oevers van de beken en het vrije zicht. De bestuurders hadden oog voor de Drentse identiteit en hebben er door de jaren heen naar gestreefd om die te beschermen. Op veel plaatsen is dat gelukt.’ Hij maakt de vergelijking met Brabant en de Gelderse Vallei. ‘Daar is alles volgebouwd. Van de oorspronkelijke leegte van voor de oorlog is daar bijna niets meer over. In Drenthe hebben bestuurders ervoor gekozen de werkgelegenheid, de industrie en de woningbouw te concentreren in Emmen, Hoogeveen en Assen. De dorpen zijn hier dorpen gebleven, al is dat ook wel eens ergens mislukt, zoals in Roden. Maar het geldt ook voor de grote open gebieden: die zijn behouden. Dat is de kracht van Drenthe. Daar hebben de Drentse bestuurders altijd oog voor gehad.’

Volgens Dekker is daarom een publicatie als Bewogen ruimte ook zo waardevol. ‘We zitten nu in een andere tijd. Ik word niet vrolijk van die landelijke afrekencultuur van tegenwoordig. Veel staat ter discussie. Er is een nieuwe generatie jonge planologen opgestaan. Wij willen hun met dit boek een kader aanreiken waarbinnen het denken over ruimtelijke ordening zich in Drenthe vanaf de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld heeft. Het moet verplichte literatuur zijn voor nieuwe planologen en leiden tot consistent beleid. Ook is dit boek een pleidooi voor provinciale regie op de ruimtelijke ordening in Drenthe.’

Tekentafellandschap

Ondertussen rijden we op de Zuideresch bij Exloo. Ondanks de vroegere verkaveling is hier nog veel van het oude landschap rond Exloo herkenbaar. Dat begint met de verschillende zandwegen waarover we hier rijden. Flauwe bochten en lichte glooiingen zorgen voor een idyllisch beeld. De oude ruilverkaveling Exloër Esch heeft beplanting opgeleverd die tegenwoordig bijdraagt aan een aantrekkelijk landschapsbeeld. Oude esbosjes en boomgroepen zijn destijds gespaard. Je krijgt niet de indruk dat het gebied is opgeofferd aan de grootschaligheid. Het brengt mij tot de vraag of er dan niets verkeerd gegaan is in Drenthe, met name rond al die ruilverkavelingen die in Bewogen ruimte zo uitgebreid staan beschreven. Dekker: ‘Natuurlijk wel. Neem de ruilverkaveling Sleenerstroom waar ten koste van mooie oude beplantingen nogal wat wezensvreemde stroken bos zijn aangeplant die niet thuishoren in het Drentse landschap. Bovendien zijn daar veel kromme lijnen verdwenen ten gunste van kaarsrechte wegen en watergangen. Zo ontstond een bijna wiskundig tekentafellandschap.’

Dekker verhaalt even later over de tijd waarin water nog de vijand was van vrijwel elke boer. Dat moest zo snel mogelijk worden afgevoerd omdat anders de weilanden onder water kwamen te staan. ‘Toch ontstonden er meteen na de oorlog al ideeën over hoe het waardevolle landschap in het Drentsche Aa-gebied bewaard kon worden en dat is uiteindelijk ook gelukt. Het riviertje slingert nog net zo fraai door het landschap als honderden jaren geleden. Dat is uniek.’ Dekker vindt het tegenwoordige Nationaal Landschap Drentsche Aa een voorbeeld van een gebied waar een visie op langere termijn, taaie vasthoudendheid en slim onderhandelen van provinciale bestuurders en ambtenaren met natuurbeschermers, boeren en andere bewoners tot een prachtig resultaat hebben geleid. ‘Polderen is in Drenthe uitgevonden’, zegt hij lachend.

Bewogen ruimte is een boek over het Drentse landschap, maar vooral ook een boek over mensen. Over mensen die het verschil maken. Over planologen en bestuurders met visie die het Drentse landschap hebben gemaakt tot wat het nu is. Het beeld van een enkeling die in de beeldvorming tot mythische proporties is uitgegroeid, stelt het boek soms enigszins bij. Zoals dat van landschapsconsulent Harry de Vroome. Dekker: ‘Een relativering is af en toe op z’n plaats. Er worden hem zaken toegedicht waar hij maar in beperkte mate of niet bij betrokken was. Neem de fraaie westelijke dorpsrand van Vries, de inpassing daarvan in het Drentse landschap. Dat was toch echt het werk van planoloog Jan den Boer, de eerste directeur van de Provinciale Streekplan Dienst, en niet van Harry de Vroome.’

Bewogen Ruimte. De ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe 1942-1970, Bernhard Hanskamp, Van Gorcum, Assen, 2012
300 pag., € 39,95