Stel: een ramp op de Noordzee noopt tot de evacuatie van een der Friese Waddeneilanden. Wat is dan de beste plaats voor de burgemeester om de ontruiming in goede banen te leiden? Albert de Hoop van Ameland is beslist in zijn antwoord: zeker niet de nieuwe Noord-Nederlandse meldkamer van de politie en andere hulpdiensten in Drachten. Bij grootschalige ellende zal burgemeester De Hoop zijn eiland niet verlaten om daar mede leiding te geven aan een regionaal beleidsteam, zoals dat zou moeten volgens de in 2010 ingevoerde Gecoördineerde Regionale Incident Procedure (GRIP).

Zijn collega’s van Vlieland, Terschelling en Schiermonnikoog denken er net zo over. Want een ramp op of rond de Waddenzee is naar hun oordeel van een geheel andere orde dan een catastrofe op het vasteland. De Hoop: ‘Burgemeesters van de vaste wal belanden niet snel in omstandigheden waarin de burgemeesters van de eilanden verzeild kunnen raken. Al bij de oprichting van de nieuwe veiligheidsregio’s in Nederland hebben wij het ministerie van Binnenlandse Zaken gewezen op onze bijzondere positie.’

Om te beginnen is er de afstand. De Waddenburgemeesters zien bij een ramp geen kans om, zoals GRIP voorschrijft, binnen één uur in Drachten te zijn. Daarbij kunnen zij bij dreigend onheil thuis veel meer betekenen dan in het verre Drachten, hoe goed uitgerust de meldkamer daar ook is. Dit door hun vele eilandspecifieke bevoegdheden (strandvonderij bijvoorbeeld) en afwijkende contacten met andere overheden, diensten en partijen (Kustwacht, Reddingsmaatschappij, helikopters Luchtmacht). Op het vasteland vrezen ze kortom de grip op hun eilanden te verliezen. Het is te hopen dat de minister van Binnenlandse Zaken begrip toont voor de gegronde bezwaren van de Waddenburgemeesters en genoegen neemt met een incidentele hotline tussen de eilanden en Drachten. De minister is vast helemaal over de streep te trekken als de burgemeesters beloven in onverhoopte gevallen als allerlaatsten hun eilanden te verlaten.