Op een zuil in de Engelse tearoom waar ik afgelopen zomer een scone at, hing een A4’tje met daarop een rood kruis over een plaatje van een mobiele telefoon. Kennelijk hadden de uitbaters ruime ervaring opgedaan met bezoekers die meer aandacht besteedden aan de laatste nieuwtjes op Facebook en Twitter dan aan hun niet-virtuele tearoomgenoten, en vonden ze dat de sfeer daar ernstig onder te lijden had. Ik moest hier weer even aan denken toen ik op internet las over een onderzoek waarop Martijn de Waal onlangs promoveerde aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de RUG.

Volgens De Waal hebben digitale media ingrijpende gevolgen voor de stedelijke openbaarheid, en wel op twee manieren. In de eerste plaats zijn er stedelingen die gekluisterd aan hun smartphone of ander apparaat een openbare gelegenheid behandelen als privé-ruimte. Daardoor staan ze minder open voor contact met onbekenden – traditioneel nu juist de charme van de openbare ruimte. Ten tweede bestaan er tegenwoordig apps die de gebruiker naar plekken sturen waar hij vooral soortgenoten zal treffen. Dit kan tot vergaande verzuiling van levensstijlen leiden; iedereen fietst straks alleen nog recht op zijn doel af en even de weg vragen aan een vreemde hoeft ook niet meer.
Tegen deze achtergrond staan multifunctionele centra, waarover u in dit nummer kunt lezen, nogal haaks op de tijdgeest. In de moderne dorpshuizen komt immers iedereen – jong, oud, uit alle sociale lagen – elkaar tegen. Misschien zijn de ‘mfc’s’ zo bezien niet alleen de vermeende panacee in tijden van krimp maar helpen ze – in elk geval op dorpsniveau – ook om de openbare ruimte oude stijl in stand te houden. Hoewel sociale media daar zelf ook wel degelijk aan kunnen bijdragen, aldus De Waal. Zuilen kunnen elkaar namelijk fysiek kruisen, met toch weer kans op onverwachte ontmoetingen. En ook kun je via internet een bijeenkomst in het publieke domein entameren ‘rond een specifiek issue’. Er staan er genoeg in deze Noorderbreedte.