Veranderingen brengen een flashback met zich mee. In landschappen zijn ze doorgaans cyclisch: waar nu de IJsselmeerpolders zijn, lag voor de tijd van de Zuiderzee ook al land; het meer van het Groningse woningbouwplan Meerstad was al eerder een waterrijk gebied.

De flashback is niet alleen voorbehouden aan de ‘landschap- en natuurherstellers’. Ook de projectontwikkelaar ontwikkelt vaak onvermoed een flashback, zelfs al denkt hij aan een flashforward te werken.
Alle voorgaande afleveringen in deze rubriek waren ‘herinneringen’ aan hoe het was. Alleen konden we het ons niet herinneren, omdat we het niet wisten. Zonder enige historische belangstelling komen we in het verklaren van het landschap niet verder dan het idee dat het huidige beeld al eeuwen bestaat en nog eeuwig zal voortbestaan.
Nog wat voorbeelden: in de Romeinse tijd bevond zich op en tussen de terpen een drukke en levendige samenleving met een grotere bewoningsdichtheid dan nu; zandlandschappen werden in de nieuwe steentijd (11.000 v. Chr.) op veel plekken talrijker bewoond dan nu. Enige relativering van beeldveranderingen door de eeuwen heen is dus op zijn plaats. Je ziet het bestaande beeld al snel als oud en waardevol. Het is maar net tot welke periode in de historie je je aangetrokken voelt. Tot het huidige terpenlandschap, met de rust en ruimte die iedereen als weldadig ervaart? Of word je door melancholie overvallen als je leest dat in datzelfde terpenlandschap, nog geen tachtig jaar geleden, een netwerk van levendige handel in de dorpen en op de akkers en vaarten de sfeer bepaalde? Ronduit spectaculair moet het beeld zijn geweest toen de terpen nog op de stroomruggen langs de kweldergeulen lagen, als strooigoed van kleine woonheuvels, vrijliggend in het getijdelandschap van eb en vloed; de situatie zoals die tweeduizend jaar geleden was. Een fase in de geschiedenis van de terp die nog te zien valt op de kwelders van het Noordfriese Wad aan de oostrand van Sleeswijk-Holstein. Hier ligt een archipel van eilandjes (de Halligen) met kleine nederzettingen op terpen, waartussen vee graast op de kwelder.

De hoogtekaart is deze keer gekozen in Friesland langs de Waddenkust. We zien diagonaal door het beeld de donkerbruine lijn van de zeedijk, met links de hoog opgeslibde buitendijkse kwelders (roodbruin) en rechts de ingepolderde lage kwelders (lichtgroen) tussen de terpdorpen Marrum en Ferwert. De terpen (de donkerbruine vlekken) van beide dorpen moeten zo’n tweeduizend jaar geleden zijn opgeworpen op de toenmalige hogere kustafzetting, de zogenaamde kwelderwal (geel met oranje). De ontstaansgeschiedenis van het landschap is hier mooi overzichtelijk. Allemaal lijnen die noordoost-zuidwest parallel aan elkaar lopen, afdrukken van een zich telkens verleggende kustlijn. Tot zo ver de geschiedenis van het beeld. Maar hoe staat het met het gebruik van het landschap?
De dorpen hebben generatieslang een intieme relatie met het Wad gehad. De boeren wonnen buitendijks nieuw land door met rijsdammen (de dunne donkerbruine lijntjes) de kwelderaanwas vast te houden. Zo creëerden ze polders die alleen in de zomer begraasd kunnen worden. De dorpsbewoners ‘zwierven’ op het Wad om vis te vangen en kokkels en zeegroenten (zeekraal en zeeaster) te oogsten.
De vertrouwde relatie tussen bewoner en zee is in de afgelopen vijftig jaar grotendeels beëindigd. Wat overbleef is vierduizend hectare beschermd kwelderlandschap, toevertrouwd aan It Fryske Gea. Er zijn geluiden te horen dat de dorpsbewoners de kwelder weer meer willen gebruiken. Ze willen er niet langer alleen paarden inscharen en genieten van het, overigens schitterende, uitzicht vanaf de Seedykstertoer.
Nu ligt er nog steeds het zoetwaterafvoerplan Hallumer Ryt van het Wetterskip Fryslân, It Fryske Gea en Rijkswaterstaat. Overtollig water van de Friese boezem moet door de zeedijk, over de kwelder naar zee geleid. Dit vraagt het nodige graafwerk, waarbij grote hoeveelheden grond vrijkomen. Grond voor twee nieuwe terpen op de kwelder. Eén als vluchtheuvel voor de kuddes paarden en één als gastheuvel voor de kwelderbezoeker. Beide terpen zijn ongeveer zes hectare groot. De paardenheuvel krijgt twee mooie open stallen, als monumentaal eerbetoon aan de paarden die op deze plek tijdens de Allerheiligenvloed van november 2006 zijn verdronken en als cadeau voor de paarden die de stormvloed toen wel hebben overleefd.
De gastheuvel kan een kleine nederzetting krijgen met een terpmuseum met horeca.
De aanwinst van de twee nieuwe terpen brengt het prille ontstaan van de terp, rond de jaartelling, in beeld: woonheuvels die bij stormvloed eilandjes worden. Een soort uitbreiding van de Halligen maar dan dichter bij huis.