Heeft het huidige onderwijs nog aandacht voor de cultuurhistorische dimensie van het landschap? Jazeker, en steeds meer in digitale vorm, schrijft Jouke Nijman in reactie op Willem van Toorn.

Natuur is de afstand tussen twee steden, schreef Godfried Bomans. Hier klinkt niet de verzuchting van een door bezorgdheid gekweld natuurliefhebber. Het is een visie op landschap geformuleerd vanuit het gezichtspunt van de stedeling.
Bomans definitie, niet zonder ironie, dateert van 1971 maar is desondanks illustratief voor de algemene vervreemding van de moderne mens van zijn habitat, het landschap. Wat voor gevolgen deze verstoring zou hebben, werd met een schok duidelijk uit het Rapport van de Club van Rome, dat niet lang daarna verscheen (1972). De boodschap was alarmerend: onze planeet verkeerde in een zorgwekkende toestand.
Sinds het rapport is er veel positiefs gebeurd op het gebied van milieubescherming. Toch zien we de gevolgen van de algehele vervreemding nog dagelijks om heen. Ook Willem van Toorn voelt zich vervreemd, lazen we in de vorige Noorderbreedte. Het landschap zoals hij zich dat uit zijn jeugd herinnert, is onherkenbaar geworden. En het komt niet meer goed, als we hem mogen geloven. Wanneer het dan precies fout is gegaan, vermeldt hij niet. Waarschijnlijk is het halverwege de jaren zestig geweest. Volgens Van Toorn waren tot dat moment de schoolboeken nog doortrokken van de opvatting dat het landschap de ‘opslagplaats was van ons collectieve geheugen’. Hij suggereert dat de aandacht voor de cultuurhistorische dimensie van het landschap daarna beetje bij beetje uit het onderwijs is verdwenen. Maar is die veronderstelling wel juist?

Het antwoord moeten we in de eerste plaats zoeken in de zogeheten Kerndoelen, die een breed en gevarieerd onderwijsaanbod moeten garanderen. Die stellen per vak vast wat scholieren moeten leren. Vaak komen milieu, natuur en landschap daarbij aan de orde.
Zo staat in Kerndoel 47: ‘De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, werken, wonen, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart en levensbeschouwing.’ De scholen hebben blijkbaar volop mogelijkheden om landschapseducatie een plaats in het curriculum te geven.
Ze mogen ook zelf beslissen hoe ze de kerndoelen willen bereiken, wat betekent dat de onderwijspraktijk van school tot school verschilt. Zo kunnen ze hun onderwijsmethodes gebruiken om aandacht te geven aan het landschap (geschiedenis, aardrijkskunde, biologie). Daarbij kunnen ze gebruik maken van educatieve programma’s die natuur- en landschapsbeheerorganisaties voor het onderwijs hebben ontwikkeld. In de praktijk gaat het dan om vakoverstijgende en leerstofvervangende lessen en activiteiten, die gericht zijn op onderzoek en onderhoud. Denk aan speurtochten, onderhoudswerkzaamheden, excursies, rondleidingen en wandelingen.
Voordeel van de participatie van deze organisaties is dat ze gespecialiseerde kennis inbrengen. Zij kennen de streek- en identiteitsgebonden eigenschappen van een gebied, zoals houtwallen, kerkpaden, borgterreinen, kloostertuinen en wierden, kortom alles wat een landschap karakteristiek maakt. Zo krijgt de betrokkenheid met de landelijke omgeving meer reliëf.

Vooral als drager van informatie over milieu, bebouwing, natuur, maar ook van maatschappijvormen en economische systemen, speelt landschap een rol in het onderwijs. Een goed voorbeeld daarvan is de landelijke geschiedeniscanon. Net als de verschillende regio- en plaatselijke canons verbindt die landschappelijke locaties met – chronologisch geordende – historische inhouden. Zo noemt de Canon van Groningen de Hunebedden, de Slag bij Heiligerlee, de Gasbel van Slochteren en Blauwestad.
Daar waar het verleden nog zichtbaar aanwezig is, biedt landschapseducatie ook mogelijkheden tot observatie en duiding van het ontstaan en gebruik van het landschap. Wanneer de landschapsgeschiedenis niet meer waarneembaar is, ben je aangewezen op een tekstuele presentatie, al dan niet ondersteund door traditioneel beeldmateriaal. Verkeerde beeldvorming ligt dan op de loer. Staand voor de kerk van Niehove bijvoorbeeld, maak je je bij de gedachte dat hier ooit het eerste houten Liudgerkerkje heeft gestaan al gauw een te weidse voorstelling van het bouwwerk. Je denkt aan een gebouw met alle bouwkundige kenmerken van een kerk, compleet met toren, maar dan van hout. Maar waarschijnlijk was het niet veel dan een schuurtje van vier bij zes meter, opgetrokken uit leem en hout en gedekt met riet.
Tegenwoordig kunnen we met 3D-technieken, ook wel Augmented Reality Technology genoemd, de historische werkelijkheid nabootsen. We kunnen archeologische objecten en historische gebouwen ‘levensecht’ projecteren. Deze techniek, sinds enkele jaren steeds meer gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en museale presentaties, kent haar meest prominente toepassing in het Rome Reborn-project. Dat brengt met behulp van 3D-technologie het oude Rome in beeld. Ook voor erfgoedwandelingen worden deze moderne technieken (GPS, MP3, PDA of Podcasts, Apps) toegepast.

Wat dit kan betekenen voor de landschaps-educatie laat zich gemakkelijk raden, zeker in combinatie met het gebruik van het digitale schoolbord. Steenhuizen, middeleeuwse wierdedorpen, borgen, zelfs complete steden – alles kun je vertonen op het digitale schoolbord, pc of mobiel. Dit maakt de aanschouwing van het verleden voor de leerling tot een visuele ervaring. Of dit bij hem ook zal leiden tot een haast extatische ‘historische sensatie’, zoals Huizinga die ooit ervoer, valt te betwijfelen. Daarvoor is de gewenning aan virtuele werelden waarschijnlijk al veel te groot.
Voor de strijd om het behoud van het cultuurhistorisch landschap is de moderne techniek paradoxaal genoeg een geschenk uit de hemel. Die helpt het archief van het landschap voor een groot publiek zichtbaar te maken. In termen van Van Toorn: de opslagplaats wordt een etalage, waarin de rijkdom van het verleden kan worden getoond. Het genoegen, dat dit ons verschaft, kan ons inspireren in de strijd om het behoud van het landschap. Opdat de afstand tussen de steden niet nog kleiner wordt…

Trefwoorden