Het landschap is een blijvende bron van levensvreugde, zoals de Drentse landschapsarchitect Harry de Vroome prachtig zei. Voor de schrijver Willem van Toorn is het landschap echter evenzeer een bron van voortdurende zorg en verontwaardiging.

Al jarenlang wijst hij in essays, opiniestukken en columns op bedenkelijke dan wel regelrecht verwoestende kanten van ruimtelijke projecten. Van Toorn is een echte waakhond van ons landschap. Voor zover je althans nog kunt spreken over ‘ons’. Want volgens de schrijver – eind vorig jaar in een lezing – is dat nu juist het probleem: economische krachten hebben op de leefomgeving zo veel greep gekregen, dat we het landschap niet meer ervaren als iets collectiefs, als de plek ‘waar wij wonen’. Van Toorn: ‘Met het gevoel dat het land, het landschap, van ons was, van alle burgers, is mijn generatie misschien wel als laatste opgegroeid.’

Een prikkelend geluid, vond de redactie. We gaan er daarom een jaar lang dieper op in, met een viertal beschouwingen. In dit nummer de eerste bijdrage, geschreven door Rik Herngreen. Voor hem is het landschap behalve dat wat om ons heen ligt vooral een bron van permanent gesprek en debat. Zo bekeken was het vroeger niet beter. Integendeel: nooit eerder maakten zoveel mensen zich zo druk om het landschap, aldus Herngreen.

Noorderbreedte bestaat dit jaar 35 jaar. Ons tijdschrift heeft altijd een bron willen zijn van levensvreugde, kennis, analyse en kritiek, eigenzinnige visies en discussie. Met Van Toorn kunnen we treuren om kaalslag. Tegelijk zijn we met Herngreen opgewekt van mening dat het eindeloos boeiende fysieke landschap ‘steeds opnieuw ontstaat’, daar waar verschillende ervaringen, inzichten en perspectieven elkaar ontmoeten. En daarvoor zal Noorderbreedte ook in 2011 weer een zo mooi en interessant mogelijk podium bieden.

Trefwoorden