Barbara Stok (1970)is een landelijk bekende stripmaker die tekent en schrijft over haar eigen leven zoals ze dat leidt in Groningen. Deze zomer verscheen haar achtste boek.

Al haar avonturen zijn gesitueerd in de vertrouwde en herkenbare omgeving van de stad Groningen. Maar ook daarbuiten wordt Barbara Stok veel gelezen. ‘De koningin van de Nederlandse strip’. ‘Schaamteloos eerlijk en geestig’ – de laatste jaren kreeg ze in de pers geregeld lof toegezwaaid. In 2009 ontving ze als eerste tekenende vrouw de nationale Stripschap-prijs.

‘Eigenstandig’ is een te zwakke typering voor haar werk. Door haar onbevangen manier van tekenen en verhalen vertellen, weet ze je onmiddellijk voor zich in te nemen. Alle situaties die ze schetst zijn autobiografisch en het unieke daarbij is dat ze zichzelf bij alles wat ze doet of meemaakt vragen stelt. Haar humor zit verborgen in haar gewoonte op verrassende wijze ergens een probleem van te maken en iedere zwaarwichtigheid daarbij weg te lachen, eenvoudig door het perspectief te kantelen. Die bijna ‘verlichte’ manier van denken past ze toe op alle thema’s die ze aansnijdt, van zoiets pijnlijks als ongewenste kinderloosheid tot een poging boeddhist te worden. Daarbij schuwt ze het experiment niet.

In Over de levensgenieter die haar angst voor de dood wil verdrijven, dat eind augustus verscheen, heeft ze haar tekst niet meer getekend maar keurig laten zetten door haar man Ricky van Duuren. De teksten beslaan soms meer dan een pagina, en de tekeningen zijn eerder prenten dan strips. Het is haar achtste album.

Ondanks haar succes lijkt iedere ambitie haar vreemd. Tegen collega’s roept ze geregeld dat het einde verhaal is met haar carrière. Toen in 2009 het Dagblad van Het Noorden stopte met haar wekelijkse strip, protesteerden haar collega’s bij de hoofdredactie. Stok zelf reageerde laconiek op het ‘ontslag’: ‘Als iets niet meer gaat, ontstaat er weer een mogelijkheid om te veranderen.’

Bij aanvang van het interview barst een knetterend onweer los boven haar huis aan de Friesestraatweg. Tevergeefs probeert Stok haar hond, die bij iedere donderslag zenuwachtiger wordt, tot bedaren te brengen.

Waarom woont een gevierde striptekenaar als jij in Groningen en niet in Amsterdam?

‘Omdat ik een hond heb. Ik heb ooit in Amsterdam op een huis gepast en merkte dat je daar geen kant op kunt. Hier hoef ik maar in de auto te stappen om de keuze te hebben uit vijf bossen. Ik ben wel vier keer per dag buiten, dankzij Wisky. Gelukkig, ik kan tijdens het tekenen gewoon niet stoppen, met als resultaat altijd pijn en kramp. Die hond is de beste fysiotherapeut die er is.’

In je strips fungeert hij als non-verbale aangever…

‘Met een hond wonen, maakt het leven anders. Lichter. Als ik ergens vreselijk over inzit, en niet in beweging kom, laat Wisky weten: waar blijft die stok nou, die je wilde gooien… Daar kan ik heel vrolijk van worden.’

Soms krijg je bij het lezen van je albums de indruk dat je een W.F. Hermans bent.

‘Wat een eer. Alleen snap ik het niet. Leg eens uit.’

In Onder professoren speelt Groningen een bijzondere rol. Plaatsen in de stad krijgen gaandeweg het verhaal een legendarische impact. De etage op de hoek Turfsingel-Hooge der Aa waar Hermans woonde en de Westersingel in Groningen waar hij werkte op het Geologisch Instituut prikkelen je fantasie. Jouw strips hebben ook dat effect. Het wemelt er van dat soort evocerende plaatsen. Het Sterrenbos, de Appelbergen, de Oosterstraat met popcentrum Vera, en de Hoornse Plas. Vergeleken daarmee zijn het Vondelpark en Paradiso gewoon duf!

‘Maar dat klopt ook. Die hele Randstedelijke scene is erg overschat. Nirvana speelde in Nederland niet als eerste in Amsterdam maar bij Vera. In de tijd dat de grunge-muziek opkwam, was Groningen de stad waar het allemaal gebeurde.’

Niet iedereen weet waarschijnlijk dat jij en je man Ricky niet alleen striptekenaar zijn maar dat jullie ook de band De straaljagers vormen.

‘Mijn eerste strips heb ik ook helemaal niet voor een strippubliek gemaakt maar voor muziekliefhebbers. Voor het publiek dat in het weekend naar Vera gaat in de hoop daar ooit zelf te mogen spelen. De strips gaan over bandjes, drank en de jongens die je oppikte en waarmee je de volgende dag brák wakker werd.’

En over mensen die tot aan hun laatste snik op Vera blijven rondhangen. Was jij ook zo?

‘Wat ik toen tekende, was wat ik om me heen zag. Het leek wel of de tijd er rijp voor was. Direct op papier zetten wat je meemaakte, inclusief de ranzige details. Ik stond meteen in muziekblad Obscene en vrouwenblad One. Je moet het in zijn tijd zien. Mensen om me heen kenden als autobiografische strip alleen Jan, Jans en de kinderen van Jan Kruis. Indirect ook voor mij een inspiratiebron. Een verhaal over ouders met opgroeiende kinderen in Drenthe, maar bij wie het nooit écht uit de hand loopt.’

Hoe ben je zelf opgegroeid?

‘Ik was vroeger een ontzettende kakker. Heel beschermd opgegroeid in Haren. Als puber had ik het kraagje omhoog en Burberry-kniekousjes aan. Mijn vader zat bij de Rotary. Als student zou ik vast en zeker lid van Vindicat zijn geworden.’

Wat ging er mis?

‘Niets. Dankzij de Rotarians kon ik een jaar in Amerika naar een college. Ik snuffelde daar voor de lol wat aan vakken. Maar voor mijn eerste vriendje, een zwarte jongen, was het bloedserieus. Hij kreeg te horen: “Je verliest je beurs als je ook maar één onvoldoende haalt.” Een schok! In mijn leven was alles vanzelfsprekend geweest. Niet alleen daardoor was Amerika leerzaam. Mijn tekenleraar zei: “Je kunt alles. Maak een lijstje van wat je wilt.” Toen begreep ik dat als ik iets wilde daar, ik het ook stante pede moest doen. Het werd mijn eerste levensles, maakte het besef in me wakker dat het leven kort is. Ik weet nog goed dat ik vanaf mijn twaalfde bijna dagelijks over doodgaan nadacht. Er was geen directe aanleiding voor; niemand ernstig ziek in de familie of zo. Ik had gewoon na de middelbare school filosofie moeten gaan studeren, denk ik achteraf. En nog steeds gaan mijn strips over de vraag hoe je moet leven.’

Er zijn tig plaatsen in je albums met de volgende situatie. Barbara ligt heel gelukkig in bed… Bijvoorbeeld in Barbaraal tot op het bot.

‘Barbara ligt in bed en denkt: wat heb ik het toch goed voor mekaar eigenlijk… Ik heb natuurlijk ook een heleboel mazzel gehad altijd… En dan begint het gepieker: dat kan toch niet eeuwig doorgaan. Ik kan toch niet altijd maar gelukkig blijven. Ik krijg vast een ongeluk. Of ik ga dood. Oh, shit, snel aan iets anders denken. Barbara valt pas in slaap door te denken aan iets prettigs, haar zeilboot.’

Waarom koos je voor het genre autobiografie? Tenminste, is autobiografie wel het goede woord? In je eerste strips heeft Barbara zelfs geen borsten.

‘Barbara is geen eendimensionale persoonlijkheid, zoals Kuifje. De Barbara Stok in mijn strips is een acteur die dingen uit mijn leven naspeelt. Soms is het verschil heel klein: ik rook zelf niet maar Barbara wel. Dat ik uit mijn eigen levensverhaal put, is omdat je dit soort verhalen zonder kop en staart niet zelf kunt verzinnen. Ik begon destijds lukraak. Ik wilde strips over muziekbandjes maken. Dan ben je bezig in de sfeer van underground strips. Werk zoals dat van Robert Crumb of van zijn vrouw Aline Kominsky. Haar autobiografische strips zijn behoorlijk expliciet. Ik raakte geïnteresseerd in de mogelijkheden. Mensen denken vaak dat iets over jezelf tekenen volstaat, maar je moet van shit wel een mooi verhaal kunnen maken.’

Vind je jezelf een tobber? Soms lijk je bijna over alles te twijfelen?

‘Nee hoor, ik ben een geweldige positivo. Ik vind het gewoon leuk om na te denken. Om te argumenteren. Een standpunt neer te zetten en dan precies het tegenovergestelde te beweren.’

Dus eigenlijk ben je een tekenende filosofe. Een vrouwelijke Socrates…

‘Wow! Dat is een mooi einde…’

Stripboeken van Barbara Stok

Barbaraal tot op het bot (1998)
Je geld of je leven (2003)
Nu we toch hier zijn (2005)
Barbara weet het beter (2006)
Op tour door Spanje (2007)
Dan maak je maar zin (2009)
Was iedereen maar zoals ik (2009)
Over de levensgenieter die haar angst voor de dood wil verdrijven (2010)

Momenteel werkt Barbara Stok in opdracht van het Van Gogh Museum aan een stripboek over Vincent van Gogh.
De boeken zijn uitgegeven door Nijgh en Van Ditmar.
Was iedereen maar zoals ik verscheen als Rainbow Pocket.