Iemand raadde haar aan: probeer het eens met propolis. Met de kleverige, harsachtige balsem waarmee bijen in hun korven of kasten gevangen prooien inkapselen. Opdat die niet bederven. Maar het lukte niet. Propolis lost onvoldoende op. En de geur van het spul is ‘te subtiel’. Niet te ‘vangen’, met andere woorden. Ambachtelijk zeepmaakster Margot Rutten van SOaP7 in Tynaarlo zoekt al enige tijd naar een geur die onloochenbaar bij Drenthe hoort. Propolis viel af. De ‘complexe’ speurtocht gaat echter door. Ze is er ‘nog niet klaar mee’.

Rutten (45) heeft desondanks wel al een ‘Drenthezeep’ in haar assortiment. Maar de bijenwas, melisse, lindebloesemhoning en andere ingrediënten in die zeep belichamen naar haar gevoel nog niet de ultieme geur van de provincie. Toch houdt ze het gevoel dat bijen de sleutel zijn tot die geur. Heideland Drenthe was immers lange tijd een eldorado voor bijenhouders. Tot de Tweede Wereldoorlog waren er duizenden imkers actief. Dat aantal is weliswaar geslonken tot enige honderden, vooral hobbymatige imkers maar de bijen en hun honing zijn volgens Rutten niettemin een kenmerk van Drenthe gebleven. ‘Misschien moet ik toch nog eens echte heidehoning in mijn Drenthezeep proberen, al dan niet in combinatie met hier veel voorkomende kruiden en bloemen.’ Goudsbloem en salie bijvoorbeeld, twee componenten die de zeepmaakster pas in sommige van haar producten verwerkt sinds zij enkele jaren geleden met haar gezin naar Drenthe verhuisde. Salie heeft een uitgesproken geur. Goudsbloem niet zo. Maar deze plant voegt wel weer ‘karakter’ toe aan de geur van de oliën in de zeep. En je vindt – leuk voor het oog – plantenrestjes terug in de zeep.
De handgemaakte zepen van Rutten bevatten minstens vijftig procent olijfolie. Dat heeft te maken met een vijfjarig verblijf in Spanje. Daar, tussen olijf- en sinaasappelbomen ontstonden haar eerste zepen. Naast olijfolie gebruikt Rutten palm- en kokosolie, en in mindere mate amandel-, avocado- en rijstkiemenolie. Zoals alle zeepmakers mengt ze deze oliën met natronloog. Daardoor ontstaat een mengsel met een weeë geur, die doet denken aan ‘weemoed’ en ‘leegte’. Let wel: het betreft slechts de basisgeur. De specifieke geur van zeep(soorten) komt later in het productie-
proces tot stand. Verantwoordelijk voor de eindgeur van zepen zijn de etherische (vluchtige) oliën uit kruiden en bloesems. Oliën die de geur van zeep ‘omhoogtillen’. ‘Een leven lang’ kun je volgens Rutten vullen met het uitproberen van nieuwe ‘recepten’. Eén van haar eigen favoriete geuren is die van verveine. ‘Fris, eenvoudig en toch rijk, rustgevend en mysterieus.’
Rutten (witte doktersjas, spatbril voor de ogen, afzuiginstallatie boven een aanrecht) onderstreept dat haar zepen uitsluitend natuurlijke grondstoffen bevatten. Als het kan biologisch zelfs. Synthetische stoffen zijn uit den boze. Ze wenst ‘geen rommel’ te produceren. In haar werkplaats in de kantine van een voormalige blikfabriek probeert Rutten van haar zepen bovendien altijd iets moois te maken. Hetzelfde geldt voor de strakke verpakking waarin zij haar zepen na stolling (24 uur) en rijping (enige weken) aanbiedt; ze volgde een opleiding vormgeving aan de Rotterdamse kunstacademie. Klandizie betrekt de zeepmaakster in hoofdzaak via internet. Verder levert zij aan de nodige winkels en aan enkele hotels, zoals De Librije in Zwolle.
Terug naar de geur van Drenthe. Het onderwerp laat Rutten niet los. Er zijn Drenthenaren, weet zij, die de bodem in hun provincie apart vinden ruiken. Misschien moet ze dáár wat mee. Ze zou een gelaatsmasker van Drentse klei kunnen ontwikkelen, in combinatie met een bijpassende, uiteraard ook naar Drenthe geurende gezichtszeep. Wie weet komt de propolis in die propositie alsnog van pas.

Trefwoorden