Ze blijven klassiek, de gedichten van M. Vasalis, die het grootste deel van haar leven in Roden woonde. Ook de dichteres zelf staat weer volop in de belangstelling. Afgelopen jaar verscheen haar briefwisseling met uitgever Geert van Oorschot. In de loop van dit jaar publiceert neerlandica Maaike Meijer haar langverwachte biografie. Half februari bracht de Groningse Stichting Beeldijn een documentaire over Vasalis uit. Filmmaker Lejo Siepe maakte voor Noorderbreedte ook een geschreven portret.

Op de middelbare school kwam ik voor het eerst in aanraking met de poëzie van M. Vasalis. Ik kon toen niet goed onder woorden brengen wat mij het meeste trof: haar toon, haar lichtvoetigheid of haar diepe wijsheid. Later kwam ik strofen van haar gedichten tegen in rouwadvertenties. ‘En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn’. Trefzekere beelden met een ondertoon van melancholie en vergankelijkheid. Wie was deze dichteres?
Vasalis, pseudoniem van M. Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998), weigerde tijdens haar leven in de publiciteit te komen. Voor de buitenwereld bleef zij een raadsel en een mysterie. Toen ik als programmamaker van de NPS-radio haar in de jaren tachtig van de vorige eeuw benaderde voor een vraaggesprek, weigerde zij beleefd maar beslist en schreef mij een alleraardigst briefje. ‘Wat mijn leeftijd betreft zal ik zeker instemmen, maar niet met mijn leven, dat zich in hoofdzaak op een ander terrein dan het literaire heeft afgespeeld’, merkte ze op. Het radioprogramma concentreerde zich op het leven en werk van kunstenaars en wetenschappers vanaf zestig jaar en ouder. En zij voelde zich noch literator, noch wetenschapper, noch oud!
Als ik voor mijn werk toevallig in Roden was, reed ik om een glimp van haar op te vangen vaak langs het mooie huis van de familie, het voormalig herstellingsoord De Zulthe, aan de rand van het dorp, verscholen in het lover. Zij hield van de natuur. Uit de vorig jaar gepubliceerde brieven die zij schreef aan haar uitgever, de legendarische Geert van Oorschot, meldt ze de verhuizing vanuit de stad Groningen naar Drenthe: ‘We gaan in augustus verhuizen naar Roden in een huisje aan de rand van een bos, uitziend over bouwland. Bijna alles gelijkvloers. Ik hoop dat in Roden meer rust en isolement is zodat ik eens allerlei kan afmaken’. En over de natuurlijke schoonheid rond haar huis: ‘Vandaag houdt zelfs de natuur de adem in; er was een superzomerse dag voorspeld maar dat is het bij ons niet. Een soort zacht lichtend grijs heerst er, geen vogel laat zich horen, geen blad beweegt, alleen kruisen en cirkelen bijen om de spring balsemienen en de berenklauw, en het pas gemaaide gras geurt als diep uit de jeugd.’
Vanuit het huis liep zij zo het bos in. ‘Een ochtendbegroeting, we komen net terug van het dagelijkse wandelingetje door het bos, het is helder, pittig herfstweer, alles beweegt aan de bomen, onregelmatig én gestaag en telkens komen er kleine, frisse vluchten schoolkinderen op de fiets langs, op weg naar Leek, de kleinen kwetteren, de ouderen zwijgen of mompelen tegen elkaar. Dat geeft me altijd zo’n vlaagje vreugde, die scheut jeugd en vitaliteit.’

Permanente educatie

Vasalis groeide op in Den Haag, in een ouderlijk milieu van wetenschap, kunst en permanente educatie. Later studeerde zij medicijnen in Leiden. De familie had van oudsher een band met het Noorden. ‘Een verband met Groningen was er al lang voor mijn geboorte, mijn vader werd in Slochteren geboren in een pastorie. Hij vertelde ons, dat hij in de tuin van die pastorie, vroeger een kerkhof, speelde met oud-Groninger schedels. (…) Het was in onze jeugd een wonderbaarlijk land om over te horen. Het volkslied bijvoorbeeld van dat land was een kort, raadselachtig, maar krachtig gezang, dat luid en stampend gezongen moest worden.’ Haar vader studeerde in Groningen. ‘Maar wat Groningen tot een bijna heilig land maakte was het feit dat Heymans er woonde. Hij was mijn vaders promotor. Wat promotor was wist ik niet, ik heb het lange tijd verward met profeet. Op een van onze rituele wandelingen merkte ik plotseling dat mijn vaders zwierige loop ging haperen, hij liet mijn arm vallen en stond stil. Er naderde een figuur in een zwarte cape, met een zwarte flambard op. Daartussen in een donkere bril en een rafelige baard. Hij hield een stok tastend voor zich uit. Ze namen beiden hun hoed af en de oude man sprak met een van verre komende, vilten stem. Mijn vader liep daarna snel en opgewonden verder. Ik rukte aan zijn arm. Wie was dat? Wie was dat? En hij zei zo eerbiedig als ik de oneerbiedige man niet kende: dat was een Geleerde.’
Vasalis zelf verhuisde eind jaren vijftig vanuit Leiden naar Groningen toen haar man, die neuroloog was, een aanstelling kreeg aan de Rijksuniversiteit Groningen. De familie Droogleever Fortuyn kwam te wonen in de wijk Helpman. Zij werkte vanaf het begin van de jaren vijftig als kinder-psychiater in Assen en later in Groningen. De combinatie van werken, drie kinderen opvoeden en dichten was zwaar. Een van de verklaringen voor haar kleine oeuvre ligt deels in deze situatie. ‘Ik moet betalen voor mijn manier van
leven. D.w.z. ik heb me nooit speciaal toegelegd op schrijven & ik heb door mijn eigen voorkeur té veel contacten, te veel verplichtingen, die me storen nu, als ik met mijn ziel alleen wil zijn. Ik ben op andere gebieden actief, maar als het schrijven betreft noodgedwongen passief, maar niet lui’, merkte zij op in een brief aan haar uitgever.

Duitsers en Vijftigers

Van Oorschot drong vaak aan op nieuwe bundels van haar hand. Want haar werk bleef verkopen. Maar daar had Vasalis geen boodschap aan. Postuum verscheen in 2000 nog een bundel, De oude kustlijn. In totaal publiceerde Vasalis vier dichtbundels en een essay over kunstenaars in het verzet. De Tweede Wereldoorlog maakte op haar een verpletterende indruk. Dat blijkt ook uit een anderhalf uur durend bandinterview dat de jonge dichter Ronald Ohlsen uit Groningen met haar voerde in 1987. Vasalis vertelt met een breekbare stem en met een deftig accent over haar eerste gedichten, haar literaire voorbeelden, haar aanvaring met de Vijftigers (‘De toon waarin ze schreven, zoveel bevelen. Daar herkende ik de pamfletten van de Duitsers in’) en over de oorlog. Dit cassettebandje vormde het uitgangspunt van de documentaire die Stichting Beeldlijn maakte onder de titel Sporen van Vasalis. ‘Het gaat in de poëzie niet om het thema’, zegt Vasalis. ‘De onderwerpen, die zijn niet interessant. Iedereen maakt liefde, dood, angst, schuld en eenzaamheid mee. Het zijn de motieven van de meest triviale romans. Nee, het gaat om de manier waarop de woorden in het gelid zijn gezet, de textuur van de tekst.’

Drentse periode

Ronald Ohlsen werkte mee aan de documentaire. Hij heeft in Vasalis’ werk een globaal chronologische volgorde aangebracht, uitgaande van de tijdstippen waarop de gedichten ontstaan zijn, een halve eeuw na het gedicht ‘Afsluitdijk’. De bundel De oude kustlijn is grotendeels ontstaan in Drenthe, stelde hij na uitvoerige bestudering van het oeuvre vast. ‘Het is zeer aannemelijk dat Vasalis in deze bundel bezig is geweest om haar eigen poëtica en de ontwikkeling daarin tegen het licht te houden. De stijl is losser, de rijmschema’s zijn minder strikt en het inzicht dat wordt gepresenteerd is minder stellig. Met deze gedichten is heel goed te illustreren hoe Vasalis zich als dichteres heeft ontwikkeld. Overigens vind ik haar eerste bundel Parken en woestijnen nog altijd haar beste. Ik vind dus niet dat ze als dichteres steeds beter geworden is.’
Over de verhouding tussen haar vroegere en latere werk zei Vasalis zelf: ‘Ik heb het gevoel dat ik – wil ik met een goed geweten schrijven – helemaal opnieuw moet beginnen en vergeten wat en vooral hoe ik heb geschreven. Ik heb een gevoel van wrevel en ongemak – niet tegen alles wat ik vroeger heb geformuleerd en uitgegeven – maar tegen bijna alles wat ik sindsdien heb gedaan en nog doe. (…) Ik heb natuurlijk nooit een echt schrijversleven gehad.’

Bronnen:

Léon Hanssen, Een misverstand om in te geloven.
De poëzie van M. Vasalis, 2006, Athenaeum-
Polak & Van Gennep
M. Vasalis/Geert van Oorschot: Briefwisseling
1951-1987, bezorgd door Nop Maas en
Maaike Meijer, 2009, Uitgeverij Van Oorschot
Bandinterview van Ronald Ohlsen

Sporen van Vasalis (50 minuten, € 15) is te
bestellen via info@stichting beeldlijn.nl

AFSLUITDIJK

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos,
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken,
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

Uit: Parken en woestijnen, uitgeverij G.A. van Oorschot, 1940

Trefwoorden