Het lijkt alsof de pasgebouwde buitenwijken rond steden niet meer in trek zijn. Landelijk wonen, ‘buiten’ wonen, het lijkt allemaal verleden tijd. Mensen willen in een stad wonen, met faciliteiten binnen handbereik. Wat te doen met alle nieuwe bouwplannen en al gerealiseerde nieuwe wijken?

Het is alsof terstond het doek valt voor alle buitenwijken. ‘Tweeverdieners hebben niets meer te zoeken in suburbia. Mensen willen gewoon weer in de stad wonen.’ Ton Venhoeven, Rijksadviseur voor de Infrastructuur, zegt het zonder enige reserve, op een druilerige donderdag half november, tijdens een werkbezoek aan Drenthe en Groningen. ‘Gezinnen hebben meer voorzieningen nodig’, vult Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol haar collega aan.
Het is duidelijk. De buitenwijk is uit.
Arme suburbia. Op grote schaal zijn ze de laatste decennia verrezen. En wie door Nederland treint, ziet ze nog steeds volop gebouwd worden. Je woont in zo’n wijk ruim, rustig en veilig en toch niet ver van de echte stad, was het droombeeld van menig gezin. En omdat overheden de dromen van burgers willen waarmaken en niet iedereen op een kluitje in de binnenstad kan wonen, werd er veel bestaand landschap geofferd aan kleinere en grotere woongebieden, de laatste tijd steeds vaker met nieuwe natuur erbij.
Het aanstaande suburbia-debacle lijkt niet meteen door te willen dringen tot de aanwezige noorderlingen. Eigenlijk zijn ‘krimp’ en de ‘Regiovisie Groningen-Assen’ de gespreksonderwerpen tijdens de ontmoeting van het vierkoppige College van Rijksadviseurs met Drents-Groningse bestuurders en beleidsmakers. Maar alles hangt met alles samen, zeker in de ruimtelijke ordening, en dus is het niet vreemd dat naast het nieuws van de uitgespeelde buitenwijken nu ook de actuele situatie rond het ‘landelijke wonen’ wordt aangestipt. En wel door de derde Rijksadviseur aan tafel, Yttje Feddes, die van het Landschap is. Zij suggeert dat ook dit echte ‘buiten’ wonen op z’n retour is. Tot haar verbazing overigens. Het is immers nog maar kort geleden dat het taboe op bouwen in het open agrarische landschap door oud-VROM-minister Dekker werd opgeheven.
‘Je hoort niets meer over landelijk wonen’, stelt Feddes vast.
Dit gaat Jaap Wijma van de Regiovisie toch een beetje te snel. Hij laat de woorden ‘differentiatie aan woonmilieus’ vallen. En je denkt: inderdaad, er zal toch werkelijk wel vraag blijven bestaan naar iets anders dan een etage in de stad. Maar het Haagse bezoek blijft de toon aangeven. Weer slingert Venhoeven een oneliner het kantoor van Drents Plateau in Assen in. ‘Wij allen zijn het slachtoffer van marketingstrategieën. We hebben ons laten wijsmaken dat we moeten verhuizen naar een plek waar het nog beter is.’ En schetst dan het beeld van wastelands elders in de wereld, van ‘achtergelaten suburbane woongebieden’.
Wie hierna nog steeds denkt dat verschrompelende dorpjes plus de alom gehate bedrijventerreinen de ultieme problemen van dit moment vormen, zit er misschien dus wel naast. Hoeveel miljarden, begin je voor de zekerheid maar vast te rekenen, gaat het kosten om die wijken weer af te breken en de vrijgekomen kavelruimte terug te geven aan de boeren en de natuur?
Ondertussen gaat het gesprek voort over de ruimte voor nieuwe bouwplannen her en der, plannen die er ondanks de krimp nog volop zijn. Rijksbouwmeester Van der Pol vindt het voorlopig wel even genoeg. ‘Waarom bouwen we nog zo veel! Hou toch op met bouwen!’ roept ze uit. Het leidt tot haast onmerkbaar gefrons bij Tjerk Ruimschotel, de supervisor stedenbouw van de gemeente Groningen. ‘De stad is jarenlang verweten dat ze te weinig bouwde’, zal hij later zachtjes zeggen.
Na de bijeenkomst in Assen toert het gezelschap per bus door het Regiovisiegebied richting Wad, naar Lauwersoog. Een oord dat volgens een denktank juist door zijn ‘rauwheid’ en ‘vermeende identiteitsloosheid’ aantrekkelijk is, en alles in zich heeft om uit te groeien tot hoofdstad van het Lauwersmeergebied. Mits de losse eindjes van deze havenplaats aan elkaar geknoopt worden. Dat kan met behulp van ‘lussen’.
We eindigen in de stad Groningen, die groeit en groeit en dus een gouden tijd doormaakt. Hoewel? Bouwmeester Niek Verdonk, die ons ontvangt, meldt dat de stad begint aan te lopen tegen de grenzen van haar veelgeprezen verdichtingsfilosofie. Het wordt wel vol in en rond het centrum, vertelt hij. En plotseling denk je dat die suffe suburbia in de toekomst, althans in het Noorden, nog weleens nodig kunnen zijn. Misschien moeten (sommige) alleen wat stedelijker worden?