Mooi Nederland, een innovatieprogramma dat provincies aan moet sporen projectplannen aan te leveren voor het verfraaien van het landschap. Leeuwarden gaat voor een nieuwe stadsrand, Groningen doelt op een microstad op een braakliggend terrein. Fionna Bottema geeft het weinig kans. Ze vraagt zich af, wat is mooi? De grote zilverreiger, die in deze omgeving vroeger zelden gespot werd. Die vond ze mooi. Inmiddels zijn ze overal. Nu gaat ze op zoek naar de hier zeldzame Koereiger.

Nederland mooier maken, dat is het uitgangspunt van het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Een plan met een tenenkrommend De geo geordend-gehalte. Er is uiteraard een prijsvraag aan verbonden en wij mogen met zijn allen bepalen welk van de 26 deelnemende projecten wint. Op zich een mooi initiatief. Helaas komt het Noorden er nogal bekaaid af. Friesland en Groningen dingen ieder mee met één project. Drenthe doet helemaal niet mee, misschien is het zo al mooi genoeg. Maar niet getreurd, bij de inzendingen van de andere twee provincies zit vast een winnaar. Friesland wil een nieuwe stadsrand rond Leeuwarden creëren, waardoor lelijke industriegebieden veranderen in aantrekkelijke stadsgezichten die vloeiend overgaan in het platteland. De eerste stad die dit lukt, moet nog gebouwd worden. Maar als iemand het kan, dan zijn het de Friezen. Groningen komt met het Open Lab Ebbinge, een tijdelijke MicroStad op braakliggend terrein. Omschreven als ‘een broedplaats voor creatieve economie en een laboratorium voor nieuwe vormen van tussentijdse architectuur en stedenbouw’. Hier hoef ik niet lang over na te denken, want dit laboratorium blaast zichzelf na vijf jaar weer op.
Dat is maar goed ook, want ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Nadat ik voor de vierde keer voor niets naar Noordlaren ben gereden, begint het me behoorlijk te irriteren. Al dagen wordt er op de website van Dutch Birding een koereiger in de Onnerpolder gemeld. Er zijn talloze blauwe reigers, tientallen grote zilverreigers en ooievaarfamilies wandelend achter trekkers, maar geen koereiger. Het verbaast me altijd weer dat blauwe reigers in Nederland overwinteren. Als ze niet van de honger doodgaan, dan vast wel van kou en chagrijn. Sombere zoutpilaren zijn het, die het vertikken om als pinguïns bij elkaar te kruipen voor wat warmte. Opnieuw naar de Osdijk. De weg loopt dood bij het Zuidlaardermeer, waar je bij de palingboer het fietspontje naar de overkant kunt nemen. Jammer dat het café de hele zomer gesloten was. Vanaf het terras had je mooi zicht op mannen die vol enthousiasme aan het pontje draaiden, om halverwege rood aangelopen en met verzuurde armen het wiel aan vrouw of kinderen over te geven. Maar… hij is er, de koereiger! Aan de rand van een sloot zit hij in elkaar gedoken als een blauwe reiger op het ijs.

Ik herinner me de eerste grote zilverreiger die in de Glimmerpolder was gezien. Van heinde en ver kwamen vogelaars kijken. Wat een prachtige, elegante vogel was dat. Nu zijn ze overal en gun ik ze nauwelijks meer een blik waardig. Misschien is het maar goed dat er onooglijke industrieterreinen zijn, monsterlijke vinexwijken, groen doorkruisende snelwegen, kortom dat er verrommeling en verloedering is. Hierdoor waarderen we de onverwachte mooie dingen meer: een boerderij ingeklemd in een nieuwbouwwijk, een oude linde voor een boerderette, bloeiende bermen langs een industrieterrein of een broedende scholekster op een flatgebouw. Mooi is alleen mooi als er weinig van is, of als er iets lelijks tegenover staat. Bij deze nomineer ik de koereiger als tijdelijk project. Hij heeft het landschap even mooier gemaakt.

Trefwoorden