Slagwerker Sytze Pruiksma wilde vroeger bioloog worden. Nu vertelt hij met klanken zijn verhaal over het landschap. ‘Van sommigen hoor ik dat ze daardoor anders naar vogels kijken.’

Aan de rand van It Wiel, een plukje huizen even ten noorden van het Friese dorp Weidum onder Leeuwarden, daar woont slagwerker Sytze Pruiksma. In een bijna onvindbaar, nog maar net betrokken, verbouwd arbeidershuisje, weggedoken achter een oude kaasfabriek. Het uitzicht: groene weilanden, zo ver het oog reikt. Boven de kerk van Bears, een kilometer diep in die groene zee, steekt net nog het puntje uit van de nagebouwde Unia-State.
Pruiksma (37) praat snel. Gedreven. Hij is even over uit Zeeland, waar hij meedoet aan het Nazomerfestival. Voor De Storm, een productie van Niek Kortekaas, verzorgt hij live het geluid, de soundtrack. ‘We spelen in een geweldig decor, compleet met GPS-ingezaaide graancirkels op een terrein van anderhalve bij anderhalve kilometer. Het is in de Wilhelminapolder bij Goes. Alles is daar gemaakt, alles is van mensenhanden.’
De koffer staat alweer klaar. Over een paar dagen vertrekt hij naar Amerika voor het Hudson 400-festijn op Governor’s Island in New York, waar hij samen met zangeres Nynke Laverman en dichter Tsjêbbe Hettinga de culturele voorhoede van de provincie Fryslân zal vormen. Zo zit je nog in een lege kamer, in een leeg huis op het Friese platteland, zo bivakkeer je op een terrein met tweehonderd tenten en speel je negen keer de theatrale muziekvoorstelling Lân in de grootste cultuurmetropool van de wereld. Een droom, maar het is echt.

Luchten, ritme, slik

‘Lân’ is Fries voor ‘land’. Het wordt in de open lucht gespeeld bij het vallen van de avond. Op twee grote beeldschermen aan weerszijden van het podium trekt het Friese landschap ritmisch aan het publiek voorbij: luchten, slik, weiland, vogels. Het oor raakt onherroepelijk in de ban van de soundscapes van Pruiksma, subtiel, barbaars, melodieus.
De productie was een van de weinige publiekstrekkers van het Fries Festival vorig jaar en een van de hoogtepunten van het Oerolfestival op Terschelling dit jaar. ‘Ik heb altijd dingen gedaan in dienst van voorstellingen die anderen hadden bedacht, maar nu wil ik mijn eigen verhaal vertellen’, zegt Pruiksma. ‘Dat verhaal heeft met het landschap te maken. Vroeger wilde ik bioloog worden. Ik was altijd op de Workumerwaard te vinden, met in m’n tas enkel een verrekijker en een paar beboterde stukken koek. Dan ging ik vogels kijken. Of met de beheerder mee op de tractor. Die fascinatie, vooral voor vogels, zit in de familie aan moederskant. Die ooms hadden allemaal iets met de natuur.’
De Pruiksma’s waren een slagersgezin in Workum, hadden een huis met wat hokken en dieren en waren veel in het vrije veld te vinden. Ook werd thuis veel over muziek gepraat, want vader Bouke was zestig jaar lang organist in de gereformeerde kerk van Workum en dirigeerde daarnaast nog vier koren. Sytze’s oudere broer Hoite (50), in Friesland een bekende componist en koordirigent, ging hem in de muziek voor en ook z’n vier zusters hadden allemaal iets met muziek.
‘Van kruidenblikken uit de slagerij bouwde ik een drumstel op het kamertje van een van m’n zussen. Ging ik meedrummen met de lp’s die zij had, van Spandau Ballet en Earth, Wind & Fire. Toen was ik veertien jaar. Later kreeg ik drumles in Sneek en ben ik in bandjes gaan spelen, popbandjes met namen als Blackmail en Mystic Mirror. Maar ik deed ook mee in fanfares en brassbands. Muziek maken vond ik belangrijker dan school. Ik had zeven jaar over de havo gedaan en moest en zou naar het conservatorium, de klassieke kant. Alleen maar drummen was me te eenzijdig. Mijn drumstellen waren altijd al heel groot en divers. Om maar zo veel mogelijk klankkleuren te krijgen. Dan deed ik bijvoorbeeld twee bekkens opelkaar, kreeg je opeens geen “tsjing” maar “dzsch”.’

Niet opgeven

De audities in Amsterdam en Groningen liepen evenwel op een fikse teleurstelling uit. ‘Meneer Pruiksma, ik denk dat u maar een ander vak moet gaan kiezen’, zei een commissielid in Amsterdam. Z’n wereld stortte in en ook in Groningen werd hij afgewezen. Pruiksma: ‘Het kon ook helemaal niet. Binnen een maand wilde ik het klassieke slagwerk onder de knie krijgen, dat ging niet. Ik was technisch niet goed genoeg.’ Toch bleef zijn talent niet helemaal onopgemerkt, reden genoeg om de zelfstudie wat grondiger aan te pakken. ‘Ik werkte ’s ochtends in de slagerij, droge worst naar benzinepompstations brengen en vlees naar supermarkten. En ik maakte hamburgers en slavinken. ’s Middags had ik dan les van vier leraren, voor piano, theoretische vakken, marimba en pauken. Het geld dat ik ’s ochtends verdiende, gaf ik ’s middags weer uit. Dat duurde een jaar. Toen heb ik in Groningen opnieuw voorgespeeld en werd ik aangenomen. Want ik wilde het. Ik wilde niet opgeven.’
Een lastige tijd brak aan. ‘Ik kwam tekort. Het was niet fijn. Ik zat er tegenaan te boksen.’ Na drie jaar stapte hij over naar het conservatorium in Utrecht, en daar begon pas de victorie. Nick Woud, paukenist, nu werkzaam bij het Concertgebouworkest, had vertrouwen in hem. Pruiksma speelde bij het Nationaal Jeugdorkest en mocht tot zijn eigen verbazing mee op de Europese toernee van het Schleswig Holstein Festival Orkest. Uit vijfhonderd kandidaten werden er zes gekozen, onder wie de Workumer. In Friesland musiceerde hij toen al bij onder meer het Openluchtspel van Jorwert, het gezelschap SULT van Pieter Stellingwerf en ook bij Henk de Boer in Workum. Z’n liefde lag in het combineren van klassiek repertoire met theatrale elementen. In 1999 kwam Oeral, het Friese Tryater speelde Peer Gynt. ‘Een van de mooiste voorstellingen die ik heb gemaakt.’
‘Lân’ is een hallucinerende beelden- en muziekstroom waarin Pruiksma film, slagwerk en orkest samensmelt. Als een spin in het web zit hij op z’n kleine podium propvol attributen, waar alle voorwerpen die hij nodig heeft hun eigen plek hebben. ‘Met slagwerk ben je constant heel logistiek bezig. Je moet precies weten waar alles ligt, wat je op welk moment ter hand moet nemen. Je bent dus altijd aan het organiseren. Ik kan dat, vooruitkijken. Ik ben ook een schaker.’ Voor de beelden tekende filmer Herman Zeilstra, voor de organisatie Klaas Sietse Spoelstra. ‘Het is uiteindelijk het product van een team. We hebben er een stichting voor opgericht.
‘Nu pas vertel ik m’n eigen verhaal. Die hele ontwikkeling heb ik nodig gehad om dit nu te kunnen zeggen. Blijkbaar moet je eerst ouder worden voor je weet waar je gelukkig van wordt. De fascinatie voor het landschap, wat weggezakt door het spelen in dienst van anderen, komt weer naar voren. Het landschap zie ik als een muziekpartituur. Daar gaat Lân over.’
De reacties zijn heel verschillend. Compositorisch zou het stuk nog wel verder kunnen worden ontwikkeld. ‘Er zit nog meer in, hoor ik dan. Maar vergeet niet, het is voor het eerst dat ik een stuk voor een symfonie-orkest heb geschreven. Dat deel is opgenomen in Praag. Ook staan mensen weleens huilend voor me. Zeggen dat ze hun hele leven voorbij hebben zien komen. En ik hoor dat sommigen anders naar vogels zijn gaan kijken. Ze willen nu weten wat voor vogel ze zien. Ze worden zich bewuster van hun omgeving, van landschappen. Hoop ik.
‘Die biljartlakens hier, daar zit geen vogel meer op. Er moet echt wat gebeuren, anders houden we alleen maar zwarte kraaien over. Het sterft allemaal uit zo. Ik hoor niets meer als ik door het weiland loop. Dan kom ik ook bij Theunis Piersma uit, de hoogleraar biologie in Groningen. Ik wil weten wat het wetenschappelijke verhaal erachter is. In Groningen deed ik samen met hem het project Art meets Science. Daarin volgden we een grutto, de A99, ik maakte dan improvisaties op wat Theunis vertelde, gebaseerd op dertig jaar onderzoek. Soms werd ik echt boos, dan begon ik te schreeuwen tijdens zo’n voorstelling. Ik hoop dat ik mensen in de buik raak met m’n muziek. Er zijn veel verandertrajecten in gang gezet door kunstenaars. Daar geloof ik heilig in. Er moet een tegengeluid komen.’
Eierzoeken doet Pruiksma niet meer. In Friesland is kievitseieren zoeken in het voorjaar een lange traditie, maar dat moet ophouden, vindt hij. ‘Het kan niet meer.’

Bezinning

De komende tijd moet eerst het huisje in It Wiel worden ingericht. En dan is het tijd voor bezinning. ‘Ik heb veel gedaan de afgelopen jaren. Misschien ga ik op reis. Ruimte maken voor iets nieuws. Er zijn wel aanbiedingen, maar daar moet ik nu maar even niet op ingaan. Wel hoop ik zo nu en dan iets te kunnen doen met muzikanten. Met Rob Kloet van The Nits, of Tineke Postma. Improvisaties. Dat wordt steeds meer mijn ding. Ik heb het gevoel dat ik het nu wel heb gevonden. De manier waarop ik m’n verhaal wil vertellen. Dat ik het kan, daar kan ik nu op vertrouwen.’

Trefwoorden