De gemeente Groningen presenteert haar plannen om laagbouw te realiseren in de vorm van een tentoonstelling in het gebouw van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken. Plannen en ideeën over laagbouw, terwijl vijf jaar geleden juist hoogbouw werd gebracht als de oplossing voor ruimtegebrek. De ideeën achter nieuwe stadmanifestatie van Groningen worden uitgelegd door specialisten.

Via trappetjes kon de bezoeker naar verschillende niveaus klimmen om de laagbouwplannen van een dertigtal architecten te aanschouwen.
De manifestatie over laagbouw als oplossing voor het (toekomstige) ruimtegebrek in de stad bouwt voort op een manifestatie van vijf jaar geleden. Die heette de Intense Stad en ging juist over hoogbouw. Beide passen in een echte Groningse traditie om de stadjers te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen in de stad. De doorgaans gesloten bouwwereld opent zich op die manier voor de burger.
Met De Intense Stad presenteerde de gemeente hoogbouw als een manier om de open ruimte rond de stad te sparen en het draagvlak (meer klanten) voor stedelijke functies als winkels te vergroten. Waarom nu toch weer nadenken over laagbouw? Is de aandacht voor het combineren van verschillende functies zoals wonen, winkels en sociale voorzieningen verschoven naar een focus op wonen alleen?
We vragen het Niek Verdonk, stadsstedenbouwer van Groningen en tevens initiatiefnemer van de Intense Laagbouw-manifestatie.
‘Hoogbouw en laagbouw vullen elkaar aan’, antwoordt hij. ‘Door de grondgebonden woningen dicht tegen het centrum aan te bouwen, leveren ze ook een bijdrage aan de draagkracht van stedelijke functies.’ Als voorbeelden noemt Verdonk de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam en de negentiende-eeuwse wijken zoals de Oosterpoort in Groningen. ‘Ongelooflijk compacte buurten met een waanzinnige energie.’
Volgens Paul Kuitenbrouwer gaat het niet alleen om efficiënt ruimtegebruik. Met Dick van Gameren is hij namens de leerstoel Woningontwerp van de TU Delft als onderzoeker en aanjager bij het Groningse project betrokken. Het doel is volgens hem ook een grotere variatie aan woningtypologieën in de stad te krijgen. ’De Nederlandse en Europese woningbouwgeschiedenis biedt een schat aan voorbeelden van intens bouwen die herwaardering verdienen.’ Kuitenbrouwer onderscheidt de woningen in een rij, de rug-aan-rug-schakeling, het patiotype, het hofje, de ‘mat’ (schakeling waarbij woningen links en rechts tegen elkaar aanliggen) en het bouwblok dat op verschillende manieren doorsneden kan worden.
Ten tijde van de Intense Stad-manifestatie bestonden er nog volop plannen om naast het stedelijke ‘inbreiden’ de stad verder uit te breiden, met woningbouwprojecten aan de randen, zoals Meerstad. De modernistische grote gebaren, waarbij hele polders in één ruk werden volgebouwd, lijken echter niet meer van deze tijd. Verdonk: ‘Het is van belang om veel zorgvuldiger met de bestaande ruimte om te gaan en daar kwalitatief hoogstaande woningen neer te zetten, in plaats van dat woningaanbod over het ommeland uit te smeren.’ Ook Kuitenbrouwer is die mening toegedaan. ‘Bovendien is het tijdperk van de icoonarchitectuur echt voorbij. Je kunt niet zomaar je eigen plannen overal overheen draperen, zeker bij bouwen in de bestaande stad is de context belangrijk.’

Deze zomer verschijnt bij Platform GRAS het boek Intense Laagbouw. Woningbouw in hoge dichtheden.