Vroeger had elk stukje grond een naam, en iedereen kende die namen. Dit fenomeen krijgt binnenkort volop aandacht met het verschijnen van een omvangrijk boekwerk over veldnamen in het Nationaal Landschap van de Drentse Aa, en een Veldnamenfestival in Anloo, Anderen en Gasteren. Noorderbreedte-medewerker Hans Elerie is de drijvende kracht achter deze projecten.

Vroeger had elk stukje grond een naam, en iedereen kende die namen. Dit fenomeen krijgt binnenkort volop aandacht met het verschijnen van een omvangrijk boekwerk over veldnamen in het Nationaal Landschap van de Drentse Aa, en een Veldnamenfestival in Anloo, Anderen en Gasteren. Noorderbreedte-medewerker Hans Elerie is de drijvende kracht achter deze projecten. Hij schreef samen met Theo Spek de inleiding van het boek, die we in bewerkte vorm publiceren.

Juffersbossie, Siberië, Bokspiepie, Galgeberg, Hongerveld.

De dorpsgebieden in het Drentse Aa-gebied hebben ons een rijke erfenis aan veldnamen nagelaten die teruggaat tot in de ‘duistere’ Middeleeuwen. Akkers heetten naar hun vruchtbaarheid of weerbarstigheid, groenlanden werden naar hun vegetatie of zompigheid genoemd, en veentjes naar hun heiligheid of bloedzuigers. Het platteland was als het ware gestoffeerd met een rijk geschakeerd kleed van veldnamen.
Veldnamen lichten een tipje van de sluier op die over het dagelijks bestaan in vroegere tijden hangt. Ze zijn te vergelijken met onze huidige straatnamen. In het agrarische werkdorp hadden ze een praktisch nut in de communicatie en in de ruimtelijke oriëntatie.

In Van Jeruzalem tot Ezelsakker, de veldnamenatlas die begin juni verschijnt, zijn de schijnwerpers gericht op drie dorpen in Drenthe: Anloo, Anderen en Gasteren, gelegen in het hart van het Nationaal beek-en esdorpenlandschap Drentse Aa. Verstandig natuurbeleid heeft het oude landschap langs de beken hier vroegtijdig geconserveerd en veel veldnamen hebben daardoor kunnen overleven.

Oudere bewoners bleken vol verhalen te zitten over huidige en vroegere veldnamen. Tegelijk moesten we constateren dat de overgebleven veldnamen in het moderne woondorp een steeds bescheidener rol spelen. Bij het verschijnen van het eerste kadaster in 1832 werd voor het eerst gebroken met de lange traditie van naamgeving. Het ‘Kort Woertie’ of de ‘Hilgenbarg’ op de Zuidesch in Gasteren werden voortaan geregistreerd als sectie zoveel nummer zoveel. Het aantal daarna nog voortlevende namen is vooral na de ruilverkaveling sterk uitgedund. Toch kunnen we gelukkig spreken van een tweede leven. Onafhankelijk van de officiële collecties in de rijksarchieven leggen geïnteresseerde dorpelingen particuliere collecties aan. In een aantal dorpen van het Drentse Aa-gebied duiken ze op als curieus onderdeel van de dorpsgeschiedenis. En Staatsbosbeheer heeft als grootste grondeigenaar in het Drentse Aa-gebied in het beekdalbeheer weer oorspronkelijke veldnamen ingevoerd.

Rijk archief

Met de instelling van het Nationaal Beek- en Esdorpenlandschap Drentse Aa in 2002 hebben ook de cultuurlandschappelijke waarden weer een duidelijke beleidsdoelstelling gekregen. In deze verbrede opzet nemen veldnamen een belangrijke plaats in. Ze helpen ons niet alleen bij het lezen van het huidige landschap, maar geven ook een heel direct beeld van de manier waarop vroegere inwoners van Drenthe hun leefomgeving waarnamen en beleefden. Niet zelden gaat het daarbij ook om landschapstypen die al eeuwen geleden geheel verdwenen zijn. Wie weet nog dat de naam loo – die voorkomt in plaatsnamen als Anloo, Grolloo en Exloo – verwijst naar een parkachtig bos op een hoger gelegen zandrug en dat hier in de Middeleeuwen kuddes rundvee graasden onder leiding van een klein jongetje uit het dorp? En wie weet nog dat de oude naam stroet verwant is aan ons woord strot en verwijst naar een brongebiedje waar water uit de grond sijpelde ?

De middeleeuwse mens keek veel gedetailleerder naar natuur en landschap dan wij. Kleine verschillen in bodem, vegetatie en grondwaterstand waren van levensbelang voor de vroegere boeren en leidden daarom elk tot een eigen naam en een eigen gebruiksvorm. Zo had men vroeger wel twintig verschillende namen voor bos en struikgewas en een nog veel groter repertoire aan namen voor veenmoerassen en beekdal-vegetaties. Tezamen met de al even gevarieerde namenvoorraad voor heidevelden en essen vormen ze een uiterst rijk historisch-ecologisch archief, dat van groot belang kan zijn voor het natuurbeheerder in de toekomst.

Ode

Van Jeruzalem tot Ezelsakker is het resultaat van twee jaar veldwerken, archiefonderzoek, digitaliseren, filosoferen en experimenteren. We hebben dankbaar gebruik gemaakt van de modernste technieken om boven- en ondergronds onderzoek te doen, samen met werkgroepen uit de dorpen en studenten van Van Hall/Larenstein en de Rijksuniversiteit Groningen. Verschillende landschapsarchitecten onder leiding van bureau Schokland hebben zich gebogen over de vraag hoe veld-
namen een actieve rol kunnen spelen bij nieuwe ruimtelijke ontwerpen.

Behalve deskundigen en bewoners hebben ook vormgevers, beeldend kunstenaars, fotografen en dichters hun licht laten schijnen over het fenomeen veldnaam. Deze gevarieerde bijdragen maken van de atlas een ‘kunstwerk’ op zich: een ode aan de veldnaam als levend erfgoed.
We hopen dat de atlas andere dorpen stimuleert om ook met hun lokale erfgoed aan de slag te gaan. Een actieve historische vereniging kan ingeslapen veldnamen weer tot leven wekken door deze te publiceren op een dorpswebsite of door herbenoemingen. Zulke ‘herintredende’ veldnamen zijn dan geen functioneel onderdeel meer van een agrarisch werkcollectief, maar worden deel van het culturele en publieke domein van de woongemeenschap.