De overheid gaat te laks om met de regelgeving die de geluidsoverlast van het TT-circuit moet inperken. Ook meet zij het maximaal toegestane geluid verkeerd. En waar blijven de geluidsdempers, die het gehuil van de motoren verminderen? Dat zegt geluidsexpert Harry Franssen, actief in de Assense Stichting Geluidhinder Baggelhuizen. In een vorig leven bestreed hij voor de NAM het geluid van 270 gas- en olie-installaties.

Uw oren: nog altijd gespitst op afwijkend geluid? De vraag verrast Harry Franssen niet. Hij weet dat impliciet wordt geïnformeerd naar beroepsdeformatie. Neemt het woord dus zelf in de mond. Want beroepsgedeformeerd is hij zeker nog. Als het even kan, wil hij weten waar een bijzonder geluid vandaan komt. Wat de oorzaak is. Waar de geluidsbron is. Laatst nog stapte hij vanuit zijn verbouwde boerderij in het buurtschap Witten bij Assen op de fiets om te achterhalen wat toch dat telkens terugkerende bonkende lawaai veroorzaakte. ’s Nachts nota bene. Het bleken de voegen van een viaduct over de A28 te zijn bij passerend verkeer.
Elf jaar geleden nam Harry Franssen (71) afscheid bij de NAM. Van uit het hoofdkantoor in de Drentse hoofdstad droeg hij bij de Shell-Essocombinatie gedurende zestien jaren de verantwoordelijkheid voor de geluidsbestrijding bij de circa 270 gas- en olie-installaties van de maatschappij. De NAM neemt driekwart van de gaswinning in ons land en in het Nederlandse deel van de Noordzee voor haar rekening. Een aanzienlijk deel van deze installaties bevindt zich in Noord-Nederland. Als iemand Groningen, Friesland en Drenthe qua geluid op zijn duimpje kent, dan is het Franssen wel.
Logische vraag: hoe stil is Noord-Nederland? Hij glimlacht. Ook die vraag is vaker gesteld. ‘Echte stilte kom je in ons land zelden meer tegen. Natuurlijk, vergeleken met West-Nederland, bevinden zich in het Noorden nog veel geluidsarme locaties. Maar echte stilte? Die vind je eigenlijk niet meer. Ook niet in het Noorden. Daarvoor is het land hier te plat. Geluid draagt ver in een vlak landschap. “Echte” stilte tref je in Nederland hooguit nog op enkele geluidsluwe plaatsen tussen heuvels in Twente of in Zuid-Limburg.’

Gefundeerd weerwoord

Franssen praat voluit. Geluid en trillingen vormen nog altijd zijn passie. Zoveel is meteen duidelijk in de stille woonkamer van de vitale akoesticus. Je mag hem akoesticus noemen, ofschoon die term meestal verwijst naar geluidsbeheersing binnenkamers, in grote zalen en dergelijke. Terwijl Franssen zich juist bekwaamde in buitengeluid. En daar heeft hij de handen nog vol aan. Wat wil je ook als zich niet ver van je huis een internationaal bekende racebaan voor motoren bevindt? Franssen is nauw betrokken bij de geluidsproblematiek rond het TT-circuit. Jarenlang was hij secretaris van de Stichting Geluidhinder Baggelhuizen, een organisatie waarin bewoners van de gelijknamige wijk zich verweren tegen alle lawaaiuitwassen.
Binnenkort legt Franssen die functie neer. Hij heeft dan ‘lang genoeg gediend als kop van Jut’, zegt hij. Maar adviseren blijft hij de stichting nog wel. Kop van Jut? Franssen bedoelt het niet zo dramatisch.
Bedreigd is hij nooit. Storend waren soms wel de blogs van woedende motorliefhebbers vol onvriendelijkheden aan zijn adres. Maar die leest hij niet meer.
Dat motorrijdend Nederland hem na succesvolle bezwaarzittingen bij de Raad van State niet op handen draagt, begrijpt hij goed. Aan de andere kant: het enige waar de stichting en hij op uit zijn, is het TT-circuit en de overheden die over de racebaan beslissen, aan de wet te houden. Het gaat er Franssen om als burgers ‘gefundeerd weerwoord te geven’. Zijn kennis komt goed van pas.

Gehoorschade door TT

Franssen is niet uit op sluiting van de racebaan. ‘Natuurlijk zorgen de vanouds bekende TT en SuperBike voor een aanzienlijke overlast. Ook al slaap je dan soms slecht, het is te overzien en daar kom je wel overheen.’ Maar hij heeft de indruk dat lokale en regionale politici vanwege de economische en imagowaarde van het circuit voor Drenthe en Assen te gemakkelijk met de wet- en regelgeving omgaan. ‘Dat gaat ten koste van het milieu.’
Twaalf dagen per jaar mogen op het TT-circuit specifiek benoemde evenementen plaatsvinden die veel meer geluid produceren dan wat ‘standaard’ toelaatbaar is. In de wandeling heten die de UBO-dagen (Uitzonderlijke Bedrijfs Omstandigheden). Hieronder vallen ook popfestivals, waarvoor de Raad van State toestemming verleend heeft. Niets aan te doen, dus. Franssen: ‘Nu vindt het circuit en ook de politiek het met naam genoemd zijn van de evenementen een te strak keurslijf. Op aandringen van de circuitlobby wil Den Haag via een Algemene Maatregel van Bestuur de wet- en regelgeving zodanig versoepelen dat willekeurig welk evenement naar keuze op één van de twaalf dagen georganiseerd kan worden. In het circuit is immers 50 miljoen euro geïnvesteerd.’
Het TT-circuit moet zich volgens Franssen en de Stichting Geluidhinder Baggelhuizen bij de leest houden. Het circuit kan best een walhalla voor motorcoureurs blijven. Maar dan wel voor coureurs met stillere machines. Dat kan goed, meent de geluidsdeskundige. Met geluidsdempers op de motoren kan veel overlast worden voorkomen. De techniek is voorhanden. Franssen beseft dat geluidsdempers niet geliefd zijn bij motorfans. Die houden juist van de ‘huilende motoren’. Een mentaliteitsverandering is dus nodig. Borden op het circuit zouden het publiek bovendien moeten waarschuwen voor gehoorschade.
Voor motoren geldt volgens Europese regelgeving al een maximaal geluidsniveau van 80 decibel op 7 meter afstand. Maar in Nederland en dus ook op het TT-circuit worden volgens Franssen die regels niet goed gehandhaafd. Die 80 decibel gelden voor accelererende, niet voor stilstaande, stationair draaiende motoren. In Nederland wordt motorgeluid vaak op de laatste manier gemeten. Fout dus.

Wirwarvernuft

Franssen, afkomstig uit de Randstad, is een selfmade deskundige. Met een hts-diploma werktuigbouwkunde op zak (‘ik wist amper wat een decibel was’) ontwikkelde hij zich in banen her en der in Nederland, onder andere in de scheepsbouw, tot deskundige op het gebied van geluid en trilling. De NAM kende hem al uit ‘de booming jaren van de gaswinning’. Franssen hielp de firma toen bij geluidsproblemen met de gasclusters. Hij moest bij de NAM ‘alles zelf uitvinden’. Van geluidsbestrijding had de onderneming nog maar weinig kaas gegeten. ‘Niets was hapklaar voor handen. Geld was gelukkig geen probleem.’
De NAM-installaties zijn een vertrouwd beeld in het noordelijke landschap. Zo bekend dat je er zelden bij stilstaat. Zou je wel stoppen, dan pas zou opvallen dat de inrichtingen (‘meestal in de open lucht – niets ventileert beter dan moeder natuur’) altijd enig geluid produceren. Geen wonder, want de installaties zijn een technisch wirwarvernuft van trillende leidingen, compressoren en wat dies meer zij. Franssen en zijn afdeling hadden bij de NAM de taak om dat ‘kabaal’ binnen de perken te houden. In het algemeen mocht het geluidsniveau overdag de 50 decibel niet overschrijden. ’s Nachts gold een grens van maximaal 40 decibel.
Waar liep hij tegenaan? ‘Gas/olie-installaties produceren een mêlee van geluiden. Een heel karwei om uit te vinden welk onderdeel te veel herrie maakt. Zie in al dat rumoer maar eens die ene geluidsbron te isoleren opdat je maatregelen kunt nemen.’ Meten is weten. Dus introduceerde de NAM, mede door Franssen, een toonaangevende meettechniek op basis van geluidsintensiteit. Deze kan (tot op zekere hoogte) de afzonderlijke geluidsbijdrage van installatieonderdelen vaststellen.
Franssen blikt trots terug op zijn werk bij de NAM. Het Staatstoezicht op de Mijnen en andere controlerende instanties konden uitstekend uit de voeten met zijn meetresultaten. Het contact met overheden én omwonenden was goed. Franssen: ‘Gas/olie-installaties produceren op de achtergrond nu eenmaal een constant geruis. Wat voordelig is, want onregelmatige herrie valt veel moeilijker te accepteren. Als je duidelijk maakt dat je voortdurend meet en vervolgens maatregelen neemt om geluidsproblemen binnen de wettelijke normen te houden, kweek je begrip en kunnen de meeste mensen daar goed mee leven.’

Misthoorn

Gemakkelijk verlopen de liefst ’s avonds en ’s nachts uit te voeren metingen niet altijd, hoe geavanceerd de apparatuur ook is geworden. ‘Het is soms zoeken naar een speld in een hooiberg. Of je wordt op het verkeerde been gezet.’ Het overkwam Franssen bij een proefboring in Lauwersoog. In de monitoring room van de NAM in Assen viel op dat het geluidsniveau daar juist bij dalende temperatuur en toenemende luchtvochtigheid erg hoog werd. Wat nu? Aan de boorinstallatie zelf mankeerde niets. Het lawaai van de windmolens bij de vissershaven kon het fenomeen evenmin verklaren. Aan schietoefeningen op het defensieterrein Marnewaard lag het ook niet. Uiteindelijk bleek uit gedetailleerde meetgegevens dat de misthoorn bij de haven het geluid veroorzaakte.

Trefwoorden