Martin van Wijck (hoofd beleidsontwikkeling bij de dienst ROEZ van de gemeente Groningen) en historisch geograaf Hans Elerie, beiden lid van de redactieraad van Noorderbreedte, debateren over de vraag of nostalgie een richtsnoer kan zijn voor eigentijdse ruimtelijke planning.

14.05.2008
Ha Hans,

Tijdens ons laatste tafelgesprek (bijeenkomst van de redactieraad van Noorderbreedte, red.) vlogen we elkaar even in de haren over de steeds vaker geserveerde saus van nostalgie die over het landschap en de stad wordt uitgegoten. Een landschap uit de tijd van Bartje en de straatjes van Anton Pieck. Wat een warme gezelligheid en wat een verlangen naar een tijd dat de wereld nog duidelijk en goed was.
Laten we ons gesprek voortzetten, dieper in onze verschillende opvattingen duiken en, wie weet, raakvlakken ontdekken. Over de illusie van een mooi verleden waarin niet iedereen het goed had en velen een hard en sober leven leidden. En over de illusie van een schitterende toekomst vol van onzekerheid en waarin niet iedereen gelukkig is.
Begrijp me niet verkeerd. Het is geweldig om herinneringen aan het verleden levend te houden en oude historische cultuurlandschappen en gebouwen te bewaren, hun kwaliteiten te zien en ze te plaatsen in hun reële maatschappelijke context en de geschiedenis. Maar dan toch vooral met hun betekenis naast de gebouwen en landschappen uit onze huidige tijd, de globale samenleving waarin we nu leven met alle uitingen, vormen en activiteiten die daarbij horen.
Waar ik moeite mee heb, is dat nieuwe uitbreidingen of een ander economisch gebruik van het land kennelijk niet helemaal nieuw mogen zijn maar het gevoel van vroeger moeten uitstralen.
Angst voor de onzekerheid van vernieuwing? Geloof je nog in de vooruitgang? (MvW)

15.05.2008
Hoi Martin,

Nee, ik geloof niet in vooruitgang, wel in verandering. Ontwikkelingen fascineren mij, daarom ben ik historisch geograaf geworden; niet om te weten hoe het vroeger was maar waarom mensen en hun leefwerelden voortdurend veranderden. Jouw angst voor nostalgie vind ik eerlijk gezegd nogal overtrokken. Behalve Orvelte en Bourtange ken ik in het Noorden geen nostalgische landschappen. De ruilverkavelingen hebben hun werk gedaan en Anton Pieck heeft zich verdienstelijk gemaakt in de Efteling. De angst voor nostalgie vind ik net zo merkwaardig als de kritiekloze omarming van alles wat ‘vernieuwend’ is.
Wij onderscheiden ons van dieren doordat we onze biotopen steeds weer anders gebruiken en inrichten. Dat doen wij als historische wezens die vooruit kunnen kijken en plannen kunnen maken. Nostalgie zie ik als een normale menselijke eigenschap, een eerste stap naar het historisch bewustzijn dat nodig is voor een doordacht toekomstbeeld.
Om bij jou in de buurt te blijven: ik vind het ‘nieuwe’ stadhuis van Vegter uit 1956 een mooi voorbeeld van een miskleun door het negeren van een historische praktijk. Had het stadsbestuur toen naar zijn burgers geluisterd, dan had het de plaats van de levendige Waagstraat niet opgeofferd voor een bureaucratisch bolwerk. Uit wraak koos de burgerij in 1994 voor de bombastische nostalgie van Natalini, die naar mijn mening niet kon tippen aan het modernistische ontwerp van Vegter. (HE)

16.05.2008
Ha Hans,

Ja, als het stadsbestuur toen naar de burgers had geluisterd was het Paleis op de Dam niet gebouwd en was het Groninger Museum niet gerealiseerd. Zo’n vreemde wraakzuchtige keus was het trouwens niet voor Natalini. Maar dit alles zegt meer over de overeenkomsten en verschillen tussen burgers en bestuurders, tussen mensen dus, dan over de hang naar nostalgie. Grappig dat je het ‘nieuwe stadhuis’ van Vegter een historische miskleun vond door het negeren van de historische praktijk. Bedoel je nou de ruimtelijke functionele context? De stedenbouwkundige inpassing? Of de praktijk dat veel mensen moeite hebben met vernieuwing en dat je daarom nostalgie ziet als een normaal menselijke eigenschap? Ik ben het met je eens dat het een mooi en waardevol ontwerp was, maar niet passend op die plaats. Dat kwam niet door de functie, het huis van de stadjers, of de grootte van de functie (kijk eens naar het ‘oude stadhuis’) maar door de architectuur die geen enkele, modernistische noch historische, relatie legde of antwoord gaf op de stedenbouwkundige situatie.
Je moet me toch eens uitleggen hoe je nostalgie kunt zien als een eerste stap naar historisch bewustzijn. Nostalgie heeft bar weinig met het werkelijke verleden te maken, maar alles met een ‘fake’-verleden dat nu gecreëerd wordt met een paar simpele decorstukken. Dat lijkt me in ieder geval geen goede basis voor het ontwikkelen van een doordacht toekomstbeeld. (MvW)

19.05.2008
Goeiedag Martin,

Het ‘werkelijke’ verleden bestaat voor mij niet. We kunnen ons nauwelijks een beeld van onze eigen tijd vormen, laat staan van een verleden. Canons, zoals die tegenwoordig heten, zijn niet meer dan eigentijdse interpretaties en manipulaties, uitvergrotingen die vooral veel weglaten.
Het is een misverstand dat je een verleden weer tot leven zou kunnen wekken; even onnozel als het idee van een maakbare toekomst. In aanleg zijn mensen historisch; wij kunnen ons leven verhalen als een web van herinneringen, een levensverhaal dat we in elke fase weer anders bewerken en beleven. Nostalgie zie ik als een belangrijke vormgever van die verhalen. Het is een eigenschap om prettige herinneringen voorrang te geven boven minder prettige: dat maakt het leven dragelijk en grappig.
Aan de culturele expressie van nostalgie zitten positieve en negatieve kanten. Maar dat laatste is geen reden om nostalgie als alledaagse eigenschap te negeren. Nostalgie hoort nu eenmaal bij het leven en een levende cultuur. Gebruik nostalgie op een slimme manier voor vernieuwing en zie het als een eerste stap naar historisch besef en als een bescheiden maar nuttige bijdrage voor een toekomstvisie.
Op weg naar onze laatste redactieraadvergadering van Noorderbreedte reed ik vanwege een omleiding met de bus door mijn vroegere leefomgeving in Haren. Heerlijk, zo’n sentimental journey langs plaatsen met herinneringen in een nieuwe context. Thuiskomst in een vreemd dorp: een enerverende confrontatie van mijn mentale jeugdlandschap met een nieuwe werkelijkheid. Hoe zal de nieuwe generatie over vijftig jaar zich haar plaatsen herinneren? (HE)

19.05.2008
Ha Hans,

Voor de goede orde maar vooral voor een goed begrip: ik heb niets tegen het verleden en waardeer de dragers van onze geschiedenis, de historische kernen, de herinneringen van oude cultuurlandschappen en een verroeste oude tractor onder een lekkend dak. En ik denk te weten hoe ‘De Heimweefabriek’ van Douwe Draaisma werkt. Ik heb hetzelfde als jij bij een wandeling langs de Nieuwe Gracht of bij ’t Voormalig klein Poortje. Een enkele keer kan ik zelfs de lol inzien van het opbouwen van een omgeving waarin je je in een andere tijd waant, op het verkeerde been wordt gezet, opeens in een toneelstuk terechtkomt. Als parodie, om je wakker te schudden of gewoon als amusement. En ik neem onze behoefte aan een gevoel van gezelligheid, geborgenheid en verlangen zeker serieus.
Maar waar het mij om gaat, is dat – lekker makkelijk – ontwikkelaars, architecten en marketingdeskundigen graaien in de doos met neptrapgeveltjes of quasi-kloostermoppen.
Waarom zijn we steeds minder in staat om de vraag/de behoeften, ook aan gevoelens en betekenissen, te analyseren en vervolgens met eigentijdse middelen te vertalen in duurzame en nieuwe vormen? Is het te moeilijk geworden? Kunnen we de tijd niet meer bijbenen?
Natuurlijk wel! Laten we iets ontwikkelen dat past in het nu! Zodat de nieuwe generatie de jaarringen van de tijd kan zien en weet wat haar uitdaging is. (MvW)

22.05.2008
Dag Martin,

Ik begrijp wat je bedoelt: het probleem van de gestandaardiseerde nostalgie. Het gaat hier om een gemakzuchtige en klakkeloze vorm van imitatie, een neostijl zonder bewerking. De oorzaken van deze trend zijn denk ik velerlei: de softe praktijk van ruimtelijke kwaliteit (veel gelul en grote gebaren maar weinig uitvoeringskracht), het marktprincipe van u vraagt, wij draaien en veel kuubs voor weinig geld, en natuurlijk de uiteindelijk verzakende en verdeelde overheid. In architectuur en stedenbouw konden we lange tijd bogen op lange tradities van neostijlen en beproefde ruimtelijke principes. Deze omlooptijd is door de markt versneld in modes en hypes. Een woning is nu net als een auto een massaproduct geworden. Binnen een paar jaar zijn de kleinburgerlijke retromodellen weer uit en volgt een nieuw ‘design’. Maar ik betwijfel of we de huidige mode moeten toeschrijven aan een nostalgische cultuur; ik denk eerder aan culturele verslapping.
Ik ken goede en slechte voorbeelden van retro- en neostijlen. De herbouw van het platgebombardeerde Rhenen in de stijl van de Delftse school vind ik een geslaagd voorbeeld omdat hier de klassieke principes van functionaliteit en ruimtelijke kwaliteit werden toegepast. De kazernewijk in Zuidlaren laat zien dat het nostalgische uitgangspunt van de klassieke burgerwoning ook op een aantrekkelijke eigentijdse manier kan worden uitgewerkt.
Maar in het altijd als futuristisch gepresenteerde Blauwestad moet er iets flink zijn misgegaan. Althans, dat was mijn conclusie toen ik laatst op mijn fietsje door de eerste nieuwbouw reed. Een ratjetoe van designwoningen op veel te kleine kavels op de mooiste zichtlocatie. (HE)

26.05.2008
Ha Hans,

Natuurlijk! Er zijn voorbeelden van her- en verbouw die een mooie balans te zien geven tussen de oorspronkelijke architectuur en het gebruik en de eisen van nu. Die spelen weliswaar op nostalgische gevoelens in, maar op zo’n manier dat de wortels werkelijk in het verleden verankerd zijn en daarmee de werkelijke geschiedenis afleesbaar is en betekenis geeft aan de nieuwe functie. Waarom is dat nou zo anders te waarderen dan een rijtje nieuwe grachtenwoningen in het weiland? Komt het nou alleen door het ‘wortelen’, door het weten dat iets echt of onecht is? We worden toch voortdurend voor de gek gehouden en weten toch zelden wat echt echt is? De context en het onderdeel uitmaken van een totaal zou voor mij toch wel eens belangrijk kunnen zijn in mijn waardering. Grachtenpanden, desnoods nostalgische, horen aan een gracht, in een stedelijke situatie, met verscheidenheid in architectuur, verschillende materialen en details. Eromheen weet je de stad met straten en lanen en gebouwen en buurten die steeds jonger worden naarmate je de stadsgrens bereikt. En anders is het, in het beste geval, een satire die tot nadenken prikkelt. In dat soort situaties prefereer ik een nieuwe ruimtelijke vertaling van de wensen/gevoelens van nu, reagerend op de specifieke plaats en context.
En geldt dat ook voor het landschap? Een slingerende beek of een goed gestoken meer, aangelegd voor het aangename uitzicht van de wandelaar of de designbewoner op z’n blauwe bank. Een prettig decor dat niet geworteld is en ook geen context heeft of veel belang heeft voor een groter geheel. Het lijkt gevoelsmatig toch anders. Of lijd ik nu aan culturele verslapping?
Blauwestad kan ik me niet herinneren als futuristisch. Hooguit voor wat betreft het lef om hier een locatie te ontwikkelen. Het was meer de bedoeling om ruim groen/blauw te wonen in een nieuw gemaakte wereld. Maar ook hier zie ik tussen de heel aardige designwoningen door de pilaartjes en de nostalgische retrohuizen van mensen die toch liever op een oud landgoed hadden gewoond. (MvW)

28.05.2008
Ok Martin,

Weer terug naar ons onderwerp. Wij zijn als mensen gevangen in het nu. Om daaraan te ontsnappen, idealiseren wij het verleden en leggen onze hoop in de toekomst. Nostalgie hoort bij het dagelijks leven, net als ons verlangen naar een betere wereld. Zij vormen uitvergrotingen van een eigentijds verlangen om te ontsnappen aan het nu. Ontwerpers en planners zouden er goed aan doen om met deze menselijke eigenschappen rekening te houden bij het vormgeven van een nieuwe leefomgeving. Met een antropologische blik zouden zij die vage verlangens moeten vertalen in een moderne beeldtaal voor een nieuwe woonomgeving. Het gaat hier vooral om het scheppen van een sfeer, in de betekenis van leefwereld en veel minder om tijdelijke aspecten als stijl en esthetiek. In deze antropologische benadering staat niet het wonen als aparte functie centraal maar als een onderdeel van het samenleven en in relatie tot de invulling van de collectieve ruimte en het programmeren van voorzieningen.
Dit is wat ik versta onder het creatief bespelen van nostalgie. Maar er is natuurlijk ook een veel speelsere omgang mogelijk, die net als nieuwe architectuur kan prikkelen en uitdagen. Ik zou het bijvoorbeeld een fantastisch gebaar vinden als het stadsbestuur onze stoere Herepoort, die nu staat te verpieteren in de achtertuin van het Rijksmuseum, weer terughaalt naar Groningen. Mendini wil vast wel een aanbevelingsbrief aan Plasterk schrijven en Ypke Gietema weet nog wel een mooie plaats. (HE)

Trefwoorden