Nu de zoektocht van de provincie Drenthe naar haar eigen ‘gezicht’ is volbracht, houden we de gevoerde inspraakcampagne nog eens tegen het licht.

Ambtelijke bezigheidstherapie, democratie in optima forma of bestuurlijke euthanasie? Nu de zoektocht van de provincie Drenthe naar haar eigen ‘gezicht’ is volbracht, houden we de gevoerde inspraakcampagne nog eens tegen het licht.
Eerst even over het gezicht zelf, dat moet dienen als leidend principe voor het nieuwe omgevingsbeleid. Eind mei maakte het college van Gedeputeerde Staten bekend waar het op uit is gekomen: ‘Ruimte voor ontwikkeling van Drenthe met behoud van kernkwaliteiten’.
Verbazingwekkend dat een serieus provinciebestuur zich zo wenst te profileren. Want is dit niet al jaren het streven, en wil niet elke provincie dit? Aan de andere kant verwondert het fletse (ver)gezicht niet, gezien het curieuze interactieve traject dat de provincie heeft doorlopen. Dat begon met ruim veertig ‘creatieve’ sessies met Partners (onderverdeeld in gemeenten, rijk, waterschappen, belangenorganisaties), Burgers (ondernemers en inwoners) en mensen van de provincie zelf – we meldden dat al in het vorige nummer. De diverse ‘gezichten’ die werden opgesteld tijdens deze door een externe communicatie-expert geleide bijeenkomsten, zijn eind april op mysterieuze wijze ‘gecomprimeerd’ tot drie gezichten, te weten: Landgoed Drenthe, Drenthe als trotse boom en Drenthe als het gouden hart van Nederland. De bevolking mocht wederom reageren, waarna het college de drie gezichten verder verdunde tot ‘hét gezicht’ van Drenthe.
Op de website staat toegelicht welke ‘kernkwaliteiten’ Gedeputeerde Staten overeind wil houden: ‘kleinschaligheid, menselijke maat, oorspronkelijkheid, rust-ruimte-natuur-landschap, veiligheid en noaberschap’. En: ‘Uit alle verzamelde reacties blijkt dat dit het gezamenlijk goud van Drenthe vormt’. Met deze constatering, neergedaald in een discussienota, stapte Gedeputeerde Staten op 20 mei naar Provinciale Staten. Die hebben zich er als het goed is op 18 juni over gebogen (Noorderbreedte lag toen al bij de drukker).
Het college benadrukte dat het vooral wil kijken naar ‘kwaliteit waarmee Drenthe zich kan onderscheiden’. Dat moeten we zo begrijpen: ‘Kwaliteit bijvoorbeeld in de zin van parttime wonen, verzorging en recreatie als economische kans en bijdrage aan de maatschappelijke ontwikkeling in de vorm van werkgelegenheid en nieuwe diensten.’ Verder rept de provincie van ‘kwaliteit op maat’: ‘Voorzieningen voor wonen, zorg, onderwijs, cultuur en vervoer moeten voldoen aan de behoefte.’ En, zo stelt ze: ‘Kwaliteit van de woonomgeving heeft een positief effect op de leefbaarheid in Drenthe.’
Deze open deuren tonen de overbodigheid van al het speurwerk naar ‘het gezicht van Drenthe’ mijns inziens afdoende aan. Maar het interactieve gezelschapsspel is nog niet afgelopen. Na de zomer gaat de provincie met het nieuwe omgevingsbeleid aan de slag, opnieuw samen met ‘onze partners’. Want anders dan bij eerdere provinciale omgevingsplannen, zegt ze, komt het (vanwege de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening) nu meer aan op ‘samenwerken’ en ‘omgevingsbewustzijn’.
‘De overgrote meerderheid van de deelnemers vond de gekozen aanpak leuk en inspirerend’, aldus de provincie in een eigen uitgave over haar campagne. Misschien wisten de deelnemers niet dat aan het eind van de rit vooral plattitudes en futloze formuleringen zouden wachten. Al hadden ze dat kunnen zien aankomen.

Trefwoorden