Het provinciaal bestuur van Groningen bereidt een nieuw omgevingsplan voor, het POP3. In een ‘analysedocument’ worden de actuele aandachtspunten behandeld. Het thema landschap komt er bekaaid af, stelt Carla Alma vast.

In haar bijdrage in de vorige Noorderbreedte (2007-5) waarschuwde Ineke Noordhoff de provincies: let op uw landschap en koppel dat begrip los van wat natuur is of zou moeten zijn. Ze wijst op uitkomsten van onderzoek, waaruit blijkt dat mensen graag elementen in het landschap zien als bomenrijen, sloten tussen akkers en kronkelige weggetjes. Deze elementen worden echter steeds meer respectievelijk gerooid, gedempt en rechtgetrokken omwille van een grotere functionaliteit. Ook groene natuurelementen binnen de landschappen worden steeds schaarser. De rationalisatie van de groene ruimte heeft veel waarden verloren doen gaan, is haar conclusie.
‘Gaan de provincies het beter doen?’ vraagt ze zich af. Ook anderen stellen die rol aan de orde. In het blad Echo stelt Peter Paul Witsen vast dat ‘slechts enkele provinciebesturen de verantwoordelijkheid voor de integrale ruimtelijke kwaliteit voortvarend oppakken’. En: ‘Het is aan de nieuwe colleges van gedeputeerde staten om waar te maken dat provincies wel degelijk in staat zijn de ruimtelijke ontwikkelingen in goede banen te leiden.’

Geen duidelijke keuzes

Vanaf 2009 krijgt de provincie Groningen te maken met een nieuw omgevingsplan, het POP3. De hoofdlijnen daarvoor zijn beschreven in een analysedocument (zie kader). Wat het thema landschap betreft, zijn in dit document twee opvallend contrasterende constateringen te vinden.
De ene luidt: ‘Er zijn steeds vaker negatieve geluiden te horen over de verrommeling van het landschap en de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.’
En de andere: ‘De provincie heeft de afgelopen jaren door middel van het omgevingsplan (POP2) en aanvullend beleid sterk ingezet op ruimtelijke kwaliteit’. Waarbij het laatste begrip wordt uitgelegd als: een gevarieerd landschap, rust, ruimte, stilte en duisternis.
Het analysedocument van gedeputeerde staten geeft de burger niet de spreekwoordelijke moed. Zo is er weliswaar enige tekst gewijd aan (de waarden van) het specifieke Groninger landschap, en is aan relaties het jubileumboek Golden Raand van de stichting het Groninger Landschap uitgereikt, maar in het POP-in-voorbereiding worden geen duidelijke keuzes en concrete maatregelen ter behoud of verbetering van het landschap voorgesteld, terwijl de rationalisatie wel voortschrijdt.
Overigens moeten we direct de vermeende veronderstelling bestrijden dat de zorg om landschap alleen zou draaien om behoud van het nu bestaande landschap en dat de provincie de ruimtelijke kwaliteiten van dat landschap op slot zou moeten zetten. Veeleer is een zorgvuldig beleid vereist waarin ook ontwikkelingsmogelijkheden passen. Immers: ‘Een levende vogel is toch mooier dan een opgezette’, zoals Rik Herngreen vaststelde in Stedebouw en Ruimtelijke Ordening in april dit jaar.

‘Parels’

In de provincie Groningen ziet de goede waarnemer de afgelopen bestuursperiode de aandacht voor landschappelijke kwaliteit gericht worden op enkele gebieden die de moeite van behoud en bescherming waard worden geacht. Het woord ‘parel’ komt daarbij iets te vaak langs. De overige, zogenoemde witte gebieden worden in een hoog tempo aan de krachten van de marktwerking van landbouw, stedenbouw en natuurbouw overgelaten.
De provincie blijft bijna ouderwets inzetten op economie als hoofddoelstelling en weigert in te zien dat andere waarden, zoals met name landschap, wellicht een groter belang vertegenwoordigen en daarmee een duidelijke visie verdienen. Ook ziet de provincie niet hoe economie en landschap en natuur (en ook cultuur) een verbintenis kunnen vormen. Integraal beleid is op deze terreinen nodig!

‘Ambities’

Onder de wat algemeen uitdagende titel ‘Ambities’ schrijven gedeputeerde staten: ‘De meeste centrale uitgangspunten blijven in principe ongewijzigd in het nieuwe omgevingsplan’. We geven hier ook de betekenis van ambitie volgens de dikke Van Dale: een streven naar beter, eerzuchtig, ijverig.
Het college hanteert weliswaar enkele containerbegrippen zoals duurzaamheid, leefbaarheid en milieu, maar de uitwerking blijft veelal steken in verwijzingen naar mogelijk beleid van rijkswege. De eerzame burger die oprecht streeft naar duurzaamheid en leefbaarheid, verwacht toch bijvoorbeeld ten minste dat de provincie vanuit haar ambitie de bouw van twee kolencentrales in de Eemshaven zou willen keren. Niets is minder waar: zowel de bouw van deze centrales als de versterking van de energie-intensieve cluster in Delfzijl worden ‘belangrijke impulsen’ genoemd in de gebiedsgerichte aanpak van de ‘Eemsdelta’.
Er worden naast de Eemsmond nog drie kerngebieden benoemd die een apart beleid verdienen: Lauwersmeer, Veenkoloniën en de Stad. Bij dit nog niet uitgewerkte beleid worden telkens de economische potenties belangrijk genoemd.

Wie bepaalt?

Juist nu met de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening in de hand vanaf juli 2008 de provincies méér regie kunnen gaan voeren over de ruimte, verlaat de provincie Groningen zich vooral op het maken van goede afspraken met de gemeenten, omdat volgens de analysenota ‘het mooie en gevarieerde Groninger landschap vooral op dat schaalniveau verder ontwikkeld en beheerd moet worden’. Hoezo een ‘belangrijke provinciale inzet op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit’? Het lijkt veel op het verder doorgeven van de door het rijk over de schutting geworpen bestuursmogelijkheden. Illustratief is wat dit betreft de uitspraak van bijvoorbeeld de Groningse gedeputeerde Calon in het onlangs verschenen themanummer van Noorderbreedte over landschap (2007-5a). Hij is ‘bang voor stalinistische toestanden’ als hij de gemeenten te veel voor de voeten loopt.

Vaag

In de analysenota lezen we over de ‘sluipende aantasting van gave landschappen door slootdempingen, verrommeling door stads- en dorpsuitbreidingen, recreatievoorzieningen en agrarische nieuwbouw’. Dat vraagt om ingrijpende maatregelen. Het benoemen van ‘kernwaarden’ als het nastreven van een mooier landschap, donkerder nachten, schonere luchten, schoner water, meer stilte en meer rust is weliswaar fraai, maar in de lijst met voorgenomen concrete maatregelen komt geen woord uit deze opsomming voor. Hetzelfde geldt met betrekking tot de vaag omschreven ‘ruimtelijke kwaliteit’. Het eigen beleid wordt geroemd waar het gaat om een toekomstig verbod op solitaire windmolens en reclamemasten hoger dan zes meter, maar die toekomst is zo ver weg dat we die windmolens en reclamemasten in de tussentijd inmiddels overal zien verschijnen in datzelfde gekoesterde landschap.
In het hierboven aangehaalde themanummer zegt gedeputeerde Calon over uitbreiding van industrieterreinen: ‘Er hoeft geen vierkante meter bedrijventerrein bij. Wij gaan schaarste creëren’. Ondertussen ziet schrijfster dezes de bedrijventerreinen overal uit de grond gestampt worden! Wensen en werkelijkheden.

Verantwoordelijkheid: beetje eng

Sinds 1 januari 2007 is het natuur- en landschapsbeheer van het rijk naar de provincies overgegaan. Ineke Noordhoff stelde aan de orde dat de meeste mensen dat niet gemerkt zullen hebben. We moeten helaas constateren dat ook deze provincie daar zelf blijkbaar niet veel van gemerkt heeft. Hier had in het kader van het nieuwe omgevingsplan een mooie kans gelegen om zelf met voortvarend beleid aan te sturen op behoud, beheer, versterking én ontwikkeling van landschappelijke waarden die in grote diversiteit in de provincie aanwezig zijn.
In de Boumalezing, eind oktober in Groningen georganiseerd door Platform GRAS, bepleitte rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed Fons Asselbergs het durven nemen van ‘verantwoordelijkheid’ voor nieuw ruimtelijk beleid. Hij veroordeelde de bewuste instandhouding van een versnippering van verantwoordelijkheden voor de ruimtelijke inrichting van ons land over verschillende departementen en bestuurscolleges, met alle rampzalige gevolgen van dien van verrommeling en ontwaarding van de ruimte.
Het lijkt het er vooralsnog op dat de provincie Groningen het nemen van die eigen verantwoordelijkheid voor het beleid onder de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening een beetje eng vindt: het liefst laat men veel over aan de gemeenten: ‘Hier is een spanningsveld ontstaan waarbij de rollen van de verschillende overheden herijkt moeten worden’, zo stelt de analysenota.
Een gemiste kans voor de provincie, want had die herijking met de nieuwe wet én met het overdragen van beheer van natuur en landschap niet juist de afgelopen tijd plaatsgevonden? Opheffen dan maar, die provincies?