Jan Hijlkema uit Delfzijl heropent zijn steenfabriek.

Ooit waren ze net zo karakteristiek voor het Groningse landschap als de boerderijen en de scheepswerven: de steenfabrieken of ‘tichelwaarken’. In 1880, op het hoogtepunt van de bloei, waren er eenenzestig, verspreid over de hele provincie. Zeventien daarvan lagen in het gebied Appingedam, Delfzijl, Bierum en Termunten, op de vette zeeklei, een uitstekende grondstof die de karakteristieke rode Groninger steen opleverde. Nu is er nog maar één fabriek in de hele provincie, in Oude Pekela. De voorlaatste die in 2002 de poorten sloot was Fivelmonde, van Jan Hijlkema in Delfzijl. Hij vindt dat de unieke industriële historie van de steenbakkerij bewaard moet blijven. Zijn fabriek, geopend in 1917, is nog vrijwel geheel intact en zou bij wijze van spreken zo weer kunnen draaien. Een ideale plek om die historie een plek te geven en daar is Hijlkema druk mee bezig.

‘Unieke ringoven’ van Rusthoven

Vlak bij het landgoed Ekenstein in Appingedam ligt de ruïne van steenfabriek Rusthoven. Een opvallend element in het landschap, rechts van de weg van Groningen naar Delfzijl. Jarenlang is de gemeente bezig geweest met het plan om van deze fabriek een industrieel monument te maken. Negen miljoen (in het guldentijdperk) was ervoor uitgetrokken, maar de plannen strandden in de onderhandelingen met de toenmalige eigenaar.
‘Toen ik dat hoorde’, vertelt Hijlkema terwijl we rondwandelen in de immense fabriekshal van zijn Fivelmonde, ‘heb ik tegen de gemeente gezegd: ik doe het voor de helft. Ik heb hier een steenfabriek liggen die historisch minstens zo interessant is. Dat gepraat over die unieke ringoven van Rusthoven is onzin. Daarvan waren er meer dan driehonderd in Nederland, van de zigzagoven in mijn bedrijf daarentegen maar twaalf. Maar de gemeente had geen interesse.’
Ook bij de provincie ving hij bot. Men vond het prachtig wat hij allemaal van plan was en wenste hem veel succes, maar wilde om het zo maar te zeggen geen steentje bijdragen. Dus ging Hijlkema zelf aan de slag. Hij stalde zijn verzameling van honderden bakstenen, dakpannen en draineerbuizen uit, vulde dat aan met giften van anderen, conserveerde zijn machinepark en opende vorig jaar de deuren. En de bezoekers kwamen. Ze werden ontvangen in een grote tent midden in de fabriekshal, kregen daar een inleiding over de geschiedenis van het steenbakken en zagen films over het productieproces. Daarna volgde een rondleiding. Voor de jeugd bedacht Hijlkema een speciaal programma: kinderen konden zelf aan het kleien slaan, waarna hun producten de oven ingingen. Voor de heel kleintjes kwam er een grote zandbak met miniatuursteentjes.
Het werd een succes, er kwamen in het afgelopen jaar vijftienhonderd mensen (alleen in de zomermaanden en alleen op de donderdag- en zondagmiddag; ’s winters is het te koud in de fabriek). Inmiddels heeft Hijlkema anderhalve ton eigen geld in het project gestopt en dat vindt hij welletjes. Daarom richtte hij de Stichting Cultureel en Educatief Centrum Steenfabriek Fivelmonde op. Die stichting huurt de fabriek en Hijlkema is lid van het bestuur. De naam van de stichting geeft al aan dat men meer van plan is dan alleen de geschiedenis van de steenindustrie belichten.

Wandelend geschiedenisboek

Hijlkema zelf is een wandelend geschiedenisboek als het gaat om de historie van de steenindustrie. ‘Ik verzamel al dertig jaar stenen en dakpannen.
De interesse werd gewekt tijdens mijn studie bouwkunde. Het is verbijsterend hoeveel soorten en maten en kleuren er zijn. Kijk deze, daar staat een handafdruk in. Steenmakers zetten daarmee als het ware hun handtekening als er een partij stenen klaar was voor die dag. En in deze staan afdrukken van hondenpoten. Die dieren liepen soms over de stenen als die buiten te drogen lagen. En hier staan de initialen van een of andere kerkelijke opdrachtgever.’
Pronkstuk van de verzameling is een Romeinse dakpan uit de vierde eeuw. ‘De eerste steenbakkers leefden vierduizend jaar voor Christus in Mesopotamië. De Romeinen brachten de baksteen naar deze streken. Toen ze in de vijfde eeuw vertrokken verdween ook de kunst van het stenen bakken weer, totdat na 1100 de monniken de draad weer oppakten. Hier in het Noorden werden de eerste kloosters en kerken van baksteen gebouwd. Veel van die kerken staan er nu nog. Pas later werden ook huizen van steen gebouwd, eerst alleen voor de rijken, denk aan de Groninger borgen, en vanaf de zestiende eeuw waren vrijwel alle huizen van steen.’
De historie van Hijlkema’s eigen fabriek is een verhaal op zich, een verhaal vol Hijlkes en Jannen. ‘De Hijlkema’s hebben rond 1900 Vledderveen ontgonnen. En turf was een goede brandstof voor een steenfabriek. Mijn overgrootvader Hijlke Hijlkema kocht in 1903 steenfabriek Groepham in Holwierde. De zonen Jan en Hijlke hadden de dagelijkse leiding. Vooral Jan hield zich intensief met het bedrijf bezig. In 1935 werd Hijlke uitgekocht. Een zoon van Jan, die ook Hijlke heette, assisteerde sindsdien zijn vader. Toen deze Jan in 1962 overleed zette Hijlke het bedrijf in zijn eentje voort. En in 1973 volgde ik mijn vader op. Tot de sluiting in 2002.’

Depri

Hoe komt het dat Fivelmonde de concurrentie zo lang overleefde? Hijlkema: ‘Door twee dingen: wij droogden de stenen in de buitenlucht en zo weinig mogelijk mechanisch. Daardoor hadden wij een veel lager energieverbruik dan andere bedrijven. Zoals mijn grootvader altijd zei: ‘Onze Lieveheer dreugt de stainen veur niks.’ Dat buiten drogen duurde weliswaar een maand en binnen drogen een week, maar het was veel goedkoper. Bovendien verkochten wij de Fimonsteen, een bijzondere isolatiesteen voor binnenmuren. Daarbij werd zaagsel aan de klei toegevoegd en tijdens het bakproces verbrandde dat, met als gevolg een poreuze baksteen. Een idee van mijn vader. Dat leverde een uniek product op, dat door zijn samenstelling buiten alle saneringsmaatregelen viel en waarvoor minder klei nodig was. In 1953 waren wij de modernste, meest energiebewuste fabriek van Nederland! Maar op den duur konden wij het toch ook niet langer bolwerken. Door de afname van de bouw in Nederland stonden ook hier op het laatst gigantische bergen steen op het terrein. Daar werd ik depri van. Er restte in 2002 niets anders dan sluiting.’

Waddenart en naturalisatiedag

Terug naar de stichting met die lange naam die nu probeert het historisch monument Fivelmonde te exploiteren. Er zijn plannen genoeg voor dit jaar, plannen die voor een deel zijn gebaseerd op de geschiedenis van het gebruik van klei.
Van 18 maart tot 22 april is er een tentoonstelling van versierde eieren (Hijlkema is zelf al dertig jaar een groot verzamelaar), waaronder ook eieren van steen. Een aantal scholen heeft platte eieren van hout gekregen die aan de voorkant van ‘kunst’ moeten worden voorzien. De achterkant moet te maken hebben met aspecten van de bouw. Er wordt een publieksprijs uitgereikt. Verder is er van half april tot 1 november een expositie te zien van het Nederlands Porseleinschildergenootschap. Getoond worden sculpturen en plastieken uit het Duitse Oldenburg. Op 15 juni komt er een huttenbouwfeest voor de jeugd, waarbij niet in het wilde weg zal worden gebouwd maar een gezamenlijke straatje moet worden ontworpen.
Van 16 juni tot eind september vervolgens, biedt de fabriek onderdak aan Waddenart, een culturele manifestatie. Kunstenaars tot veertig jaar uit het gebied dat zich uitstrekt van Harlingen tot Esbjerg doen hieraan mee.
Er komen ook nog diverse ‘markten’ en de al eerder gehouden naturalisatiedag voor nieuwe Nederlanders uit Delfzijl, Appingedam en Loppersum wordt herhaald.

Nageslacht

Het bestuur van de stichting heeft zich voorgenomen er in ieder geval de komende twee jaar alles aan te doen om bij gemeente en provincie en wellicht in Brussel financiële middelen vrij te maken om de fabriek voor Delfzijl, voor Groningen en voor heel Nederland te behouden. Over twee jaar zal de situatie worden geëvalueerd.
De oud-fabrikant: ‘Het moet niet alleen interessant zijn voor mensen uit de bouw, voor groepen architecten en zo, maar voor een breed publiek. In de provincie Utrecht is kortgeleden 1,2 miljoen euro gestoken in een lege oude steenfabriek. In Duitsland zijn tientallen steenbakkerijen tot monument verheven. Je moet niet vergeten dat er straks in de provincie Groningen niets meer te zien zal zijn van de hele steenindustrie waarin zoveel mensen een boterham hebben verdiend. Daarom wil ik voor het nageslacht iets laten staan dat daaraan herinnert. Ik doe ook een oproep aan iedereen die in de steenindustrie heeft gewerkt. Hun verhalen wil ik vastleggen. Daarna wil ik ook de verhalen gaan vastleggen van mensen uit de scheepsbouw en de molenwereld.
En ik doe een oproep aan vrijwilligers, mensen met verstand van de baksteenwereld, die willen aanpakken en meedenken.’

Trefwoorden