Een nieuw acroniem is opgedoken in de wereld van de energievraagstukken: SREX, dat staat voor: Synergie tussen Regionale Planning en Exergie.

Een nieuw acroniem is opgedoken in de wereld van de energievraagstukken: SREX, dat staat voor: Synergie tussen Regionale Planning en Exergie. Hierbij staat het begrip ‘exergie’ voor het effectieve deel van de energie, het deel dat je daadwerkelijk kunt inzetten. Drie universiteiten doen mee in dit project: Ruimtelijke Wetenschappen van de Universiteit Groningen, Omgevingswetenschappen en Landschapsarchitectuur in Wageningen en Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft, samen met TNO. Het geheel wordt gefinancierd door Senter Novem, dat ressorteert onder het ministerie van Economische Zaken. Bij SREX wordt naar ingewikkelde zaken gekeken. Hoe kun je energie zodanig op regionaal schaalniveau inzetten dat er op de meest efficiënte en duurzame manier gebruik van gemaakt wordt? Verschillende ruimtelijke functies zoals woonwijken en industriegebieden kunnen op die wijze geordend en verbonden worden vanuit de centrale vraagstelling van de energieconsumptie.

Fundamenteel onderzoek

‘Hoe kunnen we de energiepotenties van specifieke gebieden zodanig inzetten dat er synergie ontstaat tussen de energieopgaven en de ruimtelijke ordening’, zo zou je het onderzoek kunnen vertalen, vertelt de coördinator van het project, dr. Nanka Karstkarel.
Zij voert deze taak uit vanuit de tijdelijk in de wijk Paddepoel in Groningen gehuisveste faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. ‘Het gaat hier om een zuiver wetenschappelijk onderzoek dat verder gaat dan de meer schetsmatige studies zoals Grounds for Change (zie elders in dit nummer), die zich richten op beleid en uitvoering. In het huidige onderzoek praten we over andere, duurzame energiepotenties, zoals die van wind, zon, water, biomassa of geothermische energie. Dat zijn dezelfde thema’s waarmee het project Grounds for Change zich bezighoudt, maar wij vertrekken vanuit het fundamentele onderzoek. We willen de synergie tussen het energievraagstuk en de ruimtelijke planning op regionale schaal stimuleren door exergie als uitgangspunt te nemen bij het ontwikkelen van algemeen toepasbare en duurzame inrichtingsprincipes, ontwerpstrategieën en ruimtelijke concepten’, stelt Karstkarel. ‘We doen dat met een tiental mensen van verschillende wetenschappelijke disciplines.’

Hiervoor zijn twee specifieke regio’s uitgekozen, Noord-Nederland en Zuid-Limburg. De keuze ligt voor de hand, want deze gebieden leveren met hun olie- en gaswinning en de voormalige kolenmijnen van oudsher de energie voor Nederland. Er is dus een bepaalde expertise aanwezig. Bovendien moeten de te ontwerpen concepten algemeen toegepast kunnen worden en deze twee regio’s verschillen erg van elkaar. Noord-Nederland heeft slechts enkele grotere stedelijke gebieden omgeven door landelijk gebied, terwijl Zuid-Limburg eerder een landelijk gebied is dat omringd wordt door een groot aantal steden.

Ontwikkelingsplanologie

Nanka Karstkarel (34) studeerde geografie van ontwikkelingslanden en belandde voor haar promotie in een onderzoek naar oppervlakteveranderingen aan het shelf-ice in West-Antarctica. Na haar promotie kwam ze via de faculteit in het SREX-onderzoek terecht. ‘We laten allerlei specialisten kijken naar typen functies in onze maatschappij, naar de energievraag en het energieaanbod dat bij die functies hoort en naar hoe je die functies aan elkaar kunt koppelen. Een dergelijke energiecascade verplaatst energie van functies die een hoge kwaliteit van energie behoeven naar functies waarvoor een lage energiekwaliteit voldoet. De restwarmte van een industrieterrein kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een woongebied te verwarmen.’
Ze schetst hoe er bijvoorbeeld vragen aan de orde komen als: Kan de energiefunctie het leidende principe zijn voor woningbouw? We kunnen woonwijken technisch gezien al aardig autarkisch maken, maar misschien staan beleidsmatige of politieke belemmeringen de zelfvoorziening in de weg?
In de beschrijving van de achtergronden van het project worden die belemmeringen bij naam genoemd, bijvoorbeeld hoe de disciplines van de energie en de ruimtelijke wetenschappen elkaar tot nu toe te weinig hebben weten te vinden of hoe er te weinig naar het regionale schaalniveau is gekeken. Ook wordt het niet toepassen van exergie om de gewenste synergie tussen energie en ruimte te verkrijgen als een belemmerende factor genoemd.

Abstract denkniveau

Karstkarel: ‘We zitten midden in een theoretisch en conceptueel denkproces. Het is lastig om dat concreet uit te leggen. Wel is duidelijk geworden dat er veel dynamiek zit in de ruimtelijke processen; dat is ook een vereiste voor het model dat we ontwerpen. Het moet snel op veranderende omstandigheden zoals technologische ontwikkelingen kunnen inspelen.’ Er wordt gewerkt in verschillende inhoudelijke werkgroepen die ‘work packages’ genoemd worden en die weer gekoppeld zijn aan de instituten die meedoen. Nanka Karstkarel houdt vanuit de Ruimtelijke Wetenschappen de coördinatie over het geheel. Haar faculteit draagt bij in het uitwerken van planologische modellen die de drager kunnen zijn van de exergie. De faculteiten van Wageningen en Delft leveren een andere input aan het project. Wageningen onderzoekt bijvoorbeeld ecologische concepten, die opvallend vaak op planologische principes blijken te lijken. Delft inventariseert ruimtelijke functies en hun energievraag en –aanbod, de regionale energiepotenties en de opslag en het transport van energie.

Energieatlas

Het SREX-project is nog in een fase van inventarisatie en het ontwikkelen van theorieën en concepten. Die inventarisatie van de onderliggende input, vanuit de gebouwde omgeving en het landschap, met ruimtelijke concepten en inrichtingsprincipes is nu volop bezig. Er werken ruim tien wetenschappers aan mee. In Groningen en Wageningen zijn twee coördinatoren en twee onderzoekers aan het werk en in Delft één onderzoeker en één coördinator. TNO inventariseert hoe de diepe en de ondiepe ondergrond gebruikt kunnen worden voor de winning van geothermische energie en de opslag van duurzame energie.
Het ligt in de bedoeling dat daar energetische en ruimtelijke concepten uit komen die aangeven welke fundamentele voorwaarden er nodig zijn om ze in de praktijk te realiseren. Karstkarel: ‘Voorwaarden waar je aan kunt denken zijn dat de modellen dynamisch moeten zijn, dat je er in politiek en beleid mee moet kunnen lobbyen, dat er investeerders voor te vinden zijn, dat de infrastructuur er ligt. Vandaar ook de keuze voor de twee genoemde gebieden: in Zuid-Limburg zou je de oude mijnen kunnen aanwenden voor warmte/koude opslag zoals je dat in Noord-Nederland al met lege gasvelden ziet voor opslag van aangevoerd gas.’
Het geheel is nog wat aftastend en niet geheel concreet, maar Karstkarel is overtuigd: ‘Ik ben met een eerste synthese bezig van alle door de onderzoekers aangeleverde onderdelen en daaruit moet binnen een jaar wel een eerste publicatie kunnen komen.’
Het totale project zal vier jaar duren en de bedoeling is dat er twee keer per jaar een ‘product’ komt in de vorm van een wetenschappelijke publicatie. Overigens laat de opdrachtgever, Senter Novem, de onderzoekers daarbij vrij in de exacte invulling. ‘In totaal koersen we aan op acht rapporten die de goede dwarsverbanden leggen tussen inzet van duurzame energie en toepasbaarheid in specifieke regio’s. Misschien komt er zelfs wel een “energieatlas” uit,’ schetst de coördinator.