Zo’n vijf kilometer ten westen van Assen, ergens tussen Veenhuizen en Bovensmilde, ligt het gebied dat op het kaartfragment is te zien. Het lijkt wel of hier ooit een meteoriet is ingeslagen. Maar nee: we zijn bij het Esmeer aangeland, een van de fraaiste pingoruïnes die er zijn.

De digitale hoogtekaart van het Drents-Friese plateau is een gatenkaas. Overal zien we ronde of ovale watertjes die met de verzamelnaam ‘dobben’ worden aangeduid. Veel van deze laagten hebben een lange geschiedenis. Dikwijls zijn het restanten van ijsheuvels die tijdens de laatste ijstijd zijn ontstaan. Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn deze bijzondere vormen in ons land ontdekt. Ze worden ‘pingo’s’ genoemd, naar een woord uit de Eskimotaal dat ‘een heuvel die groeit’ betekent.

Depressie

Pingo’s ontstaan op plekken waar het diepe grondwater door een poreuze laag in de keileemlaag omhoog komt. Als het aangevoerde grondwater de toendrabodem bereikt zal het daar bevriezen. Door de gestage aanvoer van water neemt de druk onder het bevroren oppervlak toe. Doordat het volume van ijs zo’n acht procent groter is dan dat van water, wordt de druk ter plaatse nog verder verhoogd. Uiteindelijk wordt het ijs omhooggeduwd en ontstaat er een heuvel van zuiver ijs. Deze heuvel is bedekt met een laag omhooggekomen keileem. Als het klimaat warmer wordt en de ijsheuvel gaat ontdooien, wordt de toplaag naar de randen geschoven. Het resultaat is een diepe, meestal ronde depressie, omgeven door een ringvormige wal die in alle richtingen uitvloeit. Men noemt dit een pingoruïne. De voormalige pingo’s zijn niet altijd meer goed herkenbaar in het veld of op de kaart. De depressie is dikwijls door veen opgevuld en soms weer uitgegraven. De wal kan door egalisatie verdwenen zijn. Een kenmerk van een pingo is dat deze contact maakt met de zanden onder de keileem.
Pingo’s zijn karakteristiek voor Noord-Nederland; het aangrenzend deel van Duitsland telt er lang zo veel niet. In de driehoek Haulerwijk-Drachten-Marum, maar ook elders op het Drents-Friese plateau, komen tientallen pingoruïnes voor. De vorming van pingo’s kan nu nog steeds waargenomen worden in de toendra’s van Spitsbergen, Siberië en Alaska.
Overigens zijn niet alle dobben in het noordelijke zandlandschap van oorsprong pingo’s. Veel dobben zijn ‘uitblazingskommen’, die werden gevormd in het verstuivende dekzand toen de laatste ijstijd ten einde liep. Ze maken geen contact met de diepe ondergrond, evenmin als diverse ‘heidepoelen’, die ontstaan zijn doordat mensen veenputten groeven tot op de zandbodem.

Het Esmeer

Zo’n vijf kilometer ten westen van Assen, ergens tussen Veenhuizen en Bovensmilde, ligt het gebied dat op het kaartfragment is te zien. Het lijkt wel of hier ooit een meteoriet is ingeslagen. Maar nee: we zijn bij het Esmeer aangeland, een van de fraaiste pingoruïnes die er zijn. De depressie is met water gevuld en omgeven door een uitgebreid reliëf dat zich ongeveer een kilometer ver uitstrekt. De ringvorminge wal is opvallend.
Pingo’s kunnen een doorsnee van twee kilometer bereiken. Met een diameter van zeshonderd meter kan het Esmeer zich met de grotere pingo’s meten. De ijsheuvel zal ooit – zo’n twintigduizend jaar geleden – enkele tientallen meters hoog geweest zijn.
Met enige fantasie zijn er rond het Esmeer nog diverse grote en kleinere cirkelvormige reliëfs te ontdekken, op de hoogtekaart althans: in het veld zal dat niet meevallen aangezien een groot deel van de omgeving van het Esmeer met naaldbos is bedekt. Een digitale hoogtekaart kijkt daar echter gewoon doorheen.
Ten noordoosten van het meer ligt een structuur van vergelijkbare grootte die nog deels door een ring wordt omgeven. Mogelijk is dit een restant van een pingo die door de ijsheuvel van het Esmeer is overspoeld. Eens te meer wordt duidelijk dat deze kaart structuren zichtbaar maakt die nooit eerder door het menselijk oog met zoveel detail konden worden waargenomen.