Een gesprek met de nieuwe regiodirecteur van Staatsbosbeheer Noord Eric Wanders. Over houtproductie, zandwinning, wildernis en de oprukkende bebouwing rond het Lauwersmeer.

Een buitenmens is hij. Liefhebber van ‘natuurlijke omgevingen’. Vakanties brengt hij vaak fotograferend door op eilanden in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Tijdens het werk vertoeft hij ook graag buiten; overleg met medewerkers of gasten vindt, als het even kan, lopend in het veld plaats. Maar zijn ‘verwantschap’ met de natuur houdt geen kluizenaarschap in. Voor hem geen afgelegen woning in of aan de rand van een bos of zo. Eric Wanders en zijn vrouw wonen sinds kort in Gieten, in een klein huis met – dat wel – een grote tuin, centraal in het dorp. Vanwege de sociale contacten en het openbaar vervoer. Midden in de maatschappij wil hij staan, privé en zakelijk. Sinds enkele maanden is hij de nieuwe directeur van Staatsbosbeheer Noord, dat ruim tachtigduizend hectare grond bezit en beheert. Staatsbosbeheer moet in zijn ogen onderdeel zijn van de Fries-Gronings-Drentse samenleving. Hij wil, zegt hij, de inwoners van de drie noordelijke provincies het gevoel geven dat SBB ook hun organisatie is.

Andere stijl

Wanders (57) praat honderduit in en rond de werkschuur van Staatsbosbeheer aan de, hoe kan het anders, Bosweg in Nationaal Park Drents-Friese Wold. Een kaartje met aantekeningen ligt op tafel. Na een studie biologie in Leiden begon hij zijn loopbaan in Meijendel bij Den Haag, als hoofd terreinbeheer van de Haagse Duinwaterleidingmaatschappij. Niet ver van het residentiële Statenkwartier groeide hij op als zoon van een leraar wiskunde, tevens lid van de vogelwacht. Een stadsdeel dat Wanders naar zijn gevoel op twee manieren danig heeft beïnvloed met aan de ene kant de ‘ruige wereld’ van de Scheveningse vissers en aan de andere kant het ‘formele’ Den Haag.
Bij het Waterleidingbedrijf speelde geld toen geen rol, herinnert hij zich. Hoe anders was dat bij de Vogelbescherming waar hij later een decennium lang – eerst als hoofd bescherming, daarna als directeur – de scepter zwaaide. Een particuliere organisatie, zonder subsidie, waar het financieel behoorlijk sprokkelen was.
Staatsbosbeheer haalde de gedreven Wanders in 2003 binnen. Hij werd adjunct-directeur op het SBB-hoofdkantoor in Driebergen. Een functie die hij vanaf eind 2004 combineerde met de ad-interimleiding van de Regio Noord. Eind vorig jaar volgde zijn definitieve benoeming alhier.
De noordelijke regio stond binnen Staatsbosbeheer niet te boek als het makkelijkste bedrijfsonderdeel. Volgens Wanders onder andere een gevolg van de fysieke afstand tot het hoofdkantoor. Ook het ‘eigenzinnige karakter’ en de ‘andere stijl van denken’ van de Noord-Nederlander speelden een rol. ‘SBB-Noord dacht al gauw: dat regelen we zelf wel’. Een eigenschap waar volgens de directeur op zich niets mis mee is.

IJzersterk merk

De circa 320 Noordelijke SBB-medewerkers hebben de afgelopen jaren ‘heel wat voor hun kiezen gekregen’, erkent Wanders. Een stevige reorganisatie met verhuizingen (de regio’s Friesland, Drenthe en Groningen werden samengevoegd; ‘zo’n beetje iedereen kreeg een andere plek toegewezen’), de vestiging van één regionaal hoofdkantoor in Groningen en een voortdurend interim-leiderschap.
Het is er Wanders nu veel aan gelegen om zijn Friese, Groningse en Drentse medewerkers ‘als één club te laten functioneren’, die tevens beseft te behoren tot één nationale organisatie. Een instituut ‘met een ijzersterke merknaam’, waarbinnen de boswachter een al even krachtig begrip is.
Staatsbosbeheer is tegenwoordig een ‘zelfstandige bestuursorgaan’ (zbo) met landelijk 100 miljoen terreinbezoeken per jaar, een organisatie in verandering, een aloude instelling die zich wil aanpassen aan moderne tijden. Lees de toespraken en persberichten van alleen al begin dit jaar er maar op na. Publicaties met aankondigingen als: Staatsbosbeheer gaat zich actief richten op basisschoolleerlingen, SBB gaat samenwerken met ANWB, NOC/NSF en zorgverzekeraars (‘de natuurgebieden van Staatsbosbeheer zijn immers de grootste fitnessruimte van Nederland’), SBB wil meer speelbossen bij steden en SBB entameert zogenoemde ‘gedenkbossen’ met toekomstbomen, geboortebomen en regenboogbomen voor zieke kinderen.
Wanders moet glimlachen bij het horen van deze voornemens. Laat bedachtzaam in het midden of dit soort initiatieven aan hem zijn besteed. In elk geval, zegt hij, hoeven ze niet overal in gelijke mate toegepast te worden. Het verstedelijkte westen van Nederland komt er in zijn ogen eerder voor in aanmerking dan de noordelijke provincies.

Holle kiezen

Momenteel komt nog zestig procent van de inkomsten van Staatsbosbeheer binnen via het ministerie van LNV. Als zbo moet de organisatie ook eigen inkomsten hebben. Dat geld wordt onder meer verdiend met de eigen campings, de verhuur van zomerhuisjes, erfpachten, de (eigen) houtproductie en enkele zandwinningcontracten. Met die houtproductie en houtverkoop is trouwens niks mis, verdedigt Wanders zich ongevraagd. De kritiek op deze activiteit snapt hij wel, want ‘emotioneel’ kun je volhouden dat natuurbeheerders niet zo maar bomen moet omhakken. ‘Rationeel’ ligt het volgens de directeur anders, want hout is een ‘eerlijk en duurzaam natuurproduct’. Waarom zou je daar, met name in Drenthe, geen substantiële inkomstenbron van kunnen maken?
Anders ligt het bij de zandwinning. Wanders: ‘Dat is een niet-duurzame activiteit die beslist moet stoppen. Er zijn al genoeg holle kiezen in het landschap, zeker in het Noorden’. Als het aan hem ligt worden lopende contracten in deze sector beëindigd en zullen geen nieuwe overeenkomsten meer gesloten worden.

Dogma

We praten verder over de natuur, en hoe SBB daar als vrije ondernemer mee om wil gaan. Voor Wanders staat als een paal boven water dat alle natuur in Nederland en zeker de terreinen van Staatsbosbeheer overal en altijd vrij toegankelijk moet zijn. ‘Dat is allemansrecht, geen gunst.’ Hij gruwt alleen al van discussies om, naar buitenlands voorbeeld, betaald parkeren bij natuurgebieden te introduceren. Of om in Nationale Parken tolwegen aan te leggen. Natuurterreinen dienen volgens hem waar mogelijk juist nog toegankelijker te worden. Waarom bijvoorbeeld niet om de tien kilometer veldjes aangelegd, waar wandelaars en fietsers hun tentje mogen opzetten? Het Nederlandse landschap zit volgens hem te veel op slot. Waar kun je je nog vrij bewegen?
Tegelijk wil Wanders in de Nationale Parken zo veel mogelijk ‘wildernis’ creëren, de natuur haar gang laten gaan. Ook als dat betekent dat pachters uitgekocht, bestaande bebouwing verwijderd of wegen opgeheven moeten worden. In het uiterste geval onteigenen desnoods. Wanders: ‘Als je ziet hoeveel moeite en geld het soms kost om één of enkele boeren in kleine landbouwenclaves te ontzien, dan is te overwegen om het nog altijd bestaande middel van de onteigening weer van stal te halen’.
Met het streven naar meer particulier natuurbeheer, het ‘dogma’ van nu, heeft Wanders weinig meer op. Boeren en andere privé-spelers denken al te kleinschalig en te veel op korte termijn, terwijl natuurbeheer een zaak van lange adem is. Qua waterhuishouding is het met particulieren moeilijk afspraken maken. En de continue openstelling voor iedereen van particuliere terreinen is niet altijd gewaarborgd.

Grootste natuur

Wanders bepleit de uitbouw van ‘grootse natuur’ in het Noorden, in tweeërlei opzicht: groots qua uitstraling en groots qua omvang. Natuurgebieden die nu nog gescheiden van elkaar liggen, zoals in Zuidwest-Drenthe ten opzichte van Noordoost-Drenthe ‘met die lelijke, tussenliggende corridor ter hoogte van Beilen’, dienen meer dan nu het geval is, met elkaar te worden verbonden. Dat bevordert toerisme en recreatie; die economische waarde van natuurgebieden wordt volgens de SBB-directeur juist door bestuurders in de drie noordelijke provincies onderschat. De neiging bestaat om de Randstad te kopiëren. Bestuurders werken daar vaak aan het behoud van bestaande ‘groene’ plekken zonder rekening te houden met onderlinge samenhang. Een benadering die je volgens Wanders ook tegenkomt bij de waardering van het agrarische landschap. Te veel wordt gekeken naar mogelijk alternatieve activiteiten bij individuele boerenbedrijven; een samenhangende visie op de toekomst van de totale noordelijke landbouwsector ontbreekt.
Staatsbosbeheer zit qua grootse natuur trouwens wel met een dilemma. Het samenvoegen van natuurgebieden vergt grote aankopen, maar die liggen niet in het verschiet. Daarvoor ontbreekt bij SBB eenvoudig het geld. En het ziet er niet naar uit dat het rijk plotseling weer veel ‘natuurgeld’ beschikbaar heeft.
Op andere gebieden zijn er genoeg plannen. Zo wil Staatsbosbeheer Noord zijn natuurgebieden duidelijker ‘labelen’, vertelt Wanders. Bezoekers zullen, anders gezegd, beter geïnformeerd worden over het waarom en de aard van specifieke gebieden. Is een terrein vrijwel uitsluitend van belang als onbedorven natuurgebied? Of houdt SBB een gebied in stand vanwege cultuurhistorische waarden? Andere terreinen kunnen juist weer meer worden aangeduid als belangrijke recreatiegebieden.
Wanders vindt dat de inwoners van de drie noordelijke hoofdsteden er wat betreft toegankelijke natuurgebieden in hun omgeving bekaaid afkomen. Het mooie gebied van de Drentsche Aa bijvoorbeeld – volgens Wanders een geslaagd voorbeeld van gezamenlijk landschapsbeheer – dient aantrekkelijker te worden voor de inwoners van Assen. Die rijden voor hun recreatie nu nog te veel naar de bossen van Gasselte en andere verder gelegen locaties. Voor Groningen geldt iets dergelijks. En met de aanwezigheid van natuur in de directe omgeving van Leeuwarden is het volgens Wanders ‘notoir slecht’ gesteld. Ook dat moet veranderen.

Orchideeënoffer

Esonstad, Lauwershage, Lauwerssee. De bebouwing aan de rand van het Lauwersmeergebied, een Nationaal Park met internationale uitstraling, rukt op. Tot groot verdriet van Staatsbosbeheer, eigenaar en beheerder van het vijfduizend hectare grote natuurgebied. Want landschappelijk is het niet fraai. De belevingswaarde van het gebied wordt flink aangetast. Rust, ruimte, stilte en vogels, daar komen veel bezoekers voor. Of die blijven komen, is volgens SBB de vraag.
Het volop in aanbouw zijnde vakantiestadje Esonstad, aan de oostkant bij Oostmahorn, telt op 26 hectare grond 175 in historische stijl
opgetrokken, luxe villa’s inclusief voorzieningen. Oplevering in 2007. Villapark Lauwerssee, ook 175 luxe villa’s mét voorzieningen, verrijst volgende de plannen aan de zuidkant van het Nationaal Park. Oplevering uiterlijk in 2009. Lauwershage is het grootste bouwproject in de directe periferie van het Lauwersmeergebied. Het plan is om de 80 hectare van de voormalige kruitfabriek in de Kollumerwaard uiterlijk in 2009 vol te bouwen met circa 350 vakantie- en zorgwoningen.
Dit zijn ontwikkelingen die volgens Eric Wanders een schoolvoorbeeld zijn van hoe je niet moet omgaan met nieuw (natuur)gebied. Zo goed als het destijds is gegaan met de inrichting van de Flevopolders, zo slecht gaat het volgens de SBB-directeur met het Lauwersmeer. Wanders: ‘De regie is totaal zoek. Hoe dat komt? Te veel partijen: Friesland, Groningen, gemeenten, het ministerie van Defensie’.
Het ging meteen al fout bij Lauwersoog, meent Wanders. Daar is in de loop der jaren via de achterdeur van alles gebouwd en tot stand gekomen, terwijl dat deel van het gebied juist het mooie, open einde hoort te zijn naar de Waddenzee. Is het bebouwingstij rond het Lauwersmeer nog wel te keren? Wanders meent van wel. Zijn oplossing: concentreer nu alle activiteiten maar in en rond Lauwersoog, het ‘kwaad’ is daar toch al geschied, maar houd het overige landschap rond het Nationaal Park voortaan vrij van bebouwing.
Staatsbosbeheer wil daaraan meewerken. Via grondruil bijvoorbeeld. De organisatie is bereid een deel van haar eigendom bij Lauwersoog prijs te geven als daar de komst van andere gronden, die nu gevaar lopen, tegenover staat. Wanders, pragmatisch: ‘Dat is jammer van onze orchideeënweitjes bij Lauwersoog, maar dergelijke keuzes zijn onvermijdelijk.’