Dokkum ligt centraal in dit fragment van de hoogtekaart. In het hart van Dokkum bevindt zich een terp. Deze zou in de achtste eeuw zijn opgeworpen om plaats te bieden aan een kerk ter nagedachtenis van de vermoorde Bonefacius.

Dokkum ligt centraal in dit fragment van de hoogtekaart. In het hart van Dokkum bevindt zich een terp. Deze zou in de achtste eeuw zijn opgeworpen om plaats te bieden aan een kerk ter nagedachtenis van de vermoorde Bonefacius. Dokkum zal in die tijd al bewoond geweest zijn, gezien de strategische ligging op een kruising tussen een open zeearm en een stokoude landweg. De weg verbond de wolden (Damwoude en voorheen Murmerwoude) met de reeks terpen die over Foudgum naar Holwerd loopt.
Dokkum ligt op een scheiding van landschappen. Aan de zuidzijde is nog juist de zandrug zichtbaar waarop Rinsumageest, Damwoude en Driesum zijn ontstaan. De kaart laat duidelijk zien dat de rug van Damwoude in een ring van lage (blauwe) gronden ligt, als een eiland in het landschap. Halverwege de weg van Damwoude naar Dokkum verandert het landschap opeens: waar de houtwallen eindigen begint het kleigebied.

Zompige gronden

Langs de zuidrand van het kleigebied liggen de klei-op-veengebieden, met diverse drooggelegde meertjes en moerassen. Het zijn de blauwe vlekken op de kaart. Deze drooggevallen lage gronden zullen zijn ontstaan door verveningen of door klink van het veen onder de klei. In het verleden was zo’n moerassige situatie ook aanwezig even ten westen van Dokkum. De monniken daar hielden wel van de zompige gronden. In de twaalfde eeuw lieten ze hier het klooster Klaarkamp verrijzen, het grootste bakstenen bouwwerk (liefst 1 ha) van de noordelijke zeestreek. Er is, afgezien van wat kloostermoppen, weinig van terug te vinden. Op de hoogtekaart is het voormalige Klaarkampermeer nog te herkennen als laagte.
Ten noorden van Dokkum ligt een uitgestrekt terpengebied in een craquelé van kavels die richting zeedijk ‘oplopen’ in een mozaïek van kruinige percelen (geel-oranje op de kaart). De geringe hoogteverschillen (geel-groen) duiden de voormalige kwelderwallen aan met daarop weer de terpen (de oranjebruine vlekjes). De samenhang tussen de woonplaatsen is verstoord doordat veel terpen compleet zijn afgegraven.
Metslawier, Tibma, Ee en Engwierum zijn ontstaan op een meer inlands gelegen oeverwal. De wal had een relatie met een geul die later werd vergraven tot het Dokkumer Grootdiep. De meanders van het Grootdiep zijn op de kaart omgeven door oranje en bruine tinten: buitendijks land dat hoog is opgeslibd tegen de dijken. Een (fiets)tocht langs het diep laat prachtig het markante bodemreliëf zien, vooral in de winter, als de gronden geploegd zijn.

Moer

Tussen Ee en Anjum ligt een uitgestrekte laagte die zich in blauw opvallend aftekent op de hoogtekaart. Hier bevond zich ooit een veenlaag die later werd overspoeld met zout water. Eeuwen geleden zijn grote delen van dit zoute veen vergraven en verbrand omwille van de zoutwinning. ‘Gelukkig is het volk dat zijn moer verbrandt’, is de dichtregel die bij deze bedrijvigheid hoort. Het verklaart de benamingen Moersloot en Moersdijk die we ten zuiden van Anjum tegenkomen. Sommige onderzoekers menen dat de Lauwerszee is ontstaan als gevolg van dit soort grootschalige menselijke ingrepen.
In dit laaggelegen kleigebied vond in de jaren vijftig een stevige ruilverkaveling plaats; slechts een klein deel, de Eanjumer Kolken, kwam in handen van Natuurmonumenten. Het gebied is 140 hectare groot en bestaat uit een open graslandgebied met eendenkooien en kolken. Soms foerageren er duizenden kolganzen, grauwe ganzen en brandganzen. Door de zoute kwel in de kolken komen hier nog brakwaterplanten voor, zoals het zeldzame goudknopje.

Trefwoorden