Zonneterpen zijn kringloopcomplexen die nu alleen nog maar op papier bestaan. De Friese gemeenten Dongeradeel en Dantumadeel besluiten binnenkort mogelijk tot de aanleg ervan. Jan de Wilt kijkt ernaar uit.

Stel je voor: een wijk van tweehonderd woningen direct gekoppeld aan een tuinbouwkas van twee hectare. Met wederzijds profijt. De kas voorziet de bewoners als een grote zonnecollector van warmte. De ontlasting en het GFT-afval van de omwonenden wordt via een speciale installatie omgezet in biogas, kooldioxide en meststoffen voor de plantengroei in de kas. Extra kosten: zes miljoen euro. Terug te verdienen in vijf à tien jaar. Met daarna, voor de bewoners, een voordeel van circa 25 procent op hun jaarlijkse woonlasten. Ook de tuinders profiteren. En hoe. Hun aardgasverbruik wordt tot nul teruggebracht.
Een utopie? Of heeft zo’n grootschalig kringloopproject, ‘zonneterp’ gedoopt, kans van slagen? Dr. ir. Jan de Wilt van het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agro-cluster verwacht dat de eerste zonneterp, geheel of op onderdelen, binnen enkele jaren werkelijkheid is. Al is het maar bij wijze van experiment. Want het toekomstperspectief is wenkend. De Wilt: ‘Ga maar na. Nederland telt meer dan 10.000 hectare glastuinbouw. Dat is in theorie voldoende voor kringlopen met één miljoen woningen ofwel een zesde van het totale woningbestand.’
De Wilt is samen met collega’s al vele jaren actief als aanjager en wegbereider van innovaties in de praktijk. Een tak van sport waarin Nederland niet sterk is, weet hij inmiddels uit ervaring. Dat bleek ook bij de zonneterpen. Vrijwel alle gemeenten werden aangeschreven. Op vier locaties is de idee tot nu toe opgepakt: in het Westland, hét kassengebied bij uitstek, bij Nieuwveen (Zuid-Holland) en Huissen (Gelderland), en last but not least in Friesland. Buurgemeenten Dongeradeel en Dantumadeel zien er wel brood in en besloten tot een onderzoek om te zien of een zonneterp bij Dokkum in het kader van de recente aanwijzing tot ‘regiostad’ over enkele jaren tot de mogelijkheden behoort.

Een zonneterp. Vanwaar die naam? Het gaat toch helemaal niet om een terp?

De Wilt: dat klopt. Het gaat bij zonneterpen niet om verhogingen in het landschap. Het zijn ook niet complexen die uitsluitend in het Noorden thuishoren. We waren op zoek naar een naam met uitstraling. Zo kwamen we uit bij de zon, het begin van alle energie, een belangrijk gegeven in dit geval. Daar wilden we het begrip wonen aan toevoegen. Maar samenstellingen als zonnestad, zonnedorp of zonnewijk zagen we niet zitten. Toen bedachten we de naam zonneterp. Een terp heeft iets knus. Het is een verzamelplek. En het begrip was nieuw. Zoek via Google op internet en geheid dat je bij onze zonneterp uitkomt.

Is het wel handig om zonneterpen te promoten in een tijd waarin tuinbouwkassen vanwege hun energieverbruik en lichthinder nogal onder vuur liggen?

De Wilt had de vraag verwacht. Hij wijst er op dat menig tuinder, die om die reden naar het buitenland uitweek, toch weer is teruggekeerd. Vanwege de hier te lande aanwezige kennis(voorsprong) en het feit dat de ligging van ons land in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn met 100 miljoen consumenten ideaal is. De Wilt: zonneterpen zijn bovendien energiezuinig. De kastuinbouw is nu nog goed voor tien procent van het jaarlijkse aardgasverbruik in ons land. Zonneterpen echter gebruiken geen aardgas. Zij benutten uitsluitend de energie van de zon en uit het afval van de huizen. Bijkomend voordeel is dat zonneterpen ook op andere wijze goed zijn voor het milieu. De complexen zijn namelijk gesloten systemen. Zij stoten in tegenstelling tot traditionele kassen geen schadelijke kooldioxide meer de atmosfeer in, waardoor zij minder bijdragen aan het broeikaseffect. Zonneterpen gebruiken wel kooldioxide, maar die komt geheel ten goede aan de plantengroei. Het is bovendien klimaatneutrale CO2, omdat het niet afkomstig is van aardgas. En van de vaak verafschuwde lichthinder zal ook nauwelijks sprake meer zijn aangezien zonneterpkassen
’s nachts lichtdicht worden afgesloten.

Brengen zonneterpen niet met zich mee dat straks overal kassen opduiken? Dat is toch geen gezicht?

Kassen en kasgebieden zijn lelijk. Althans naar hun huidige voorkomen. Vindt ook De Wilt. Maar kassen bij zonneterpen bieden nu juist de mogelijkheid van andere vormen. Vormen die beter in landschap én bebouwde omgeving geïntegreerd kunnen worden. Veel mensen vinden gebouwen van glas aantrekkelijk. Zeker in combinatie met andere geschikte materialen. Historische kascomplexen zoals de Kew Gardens in Londen zijn zelfs toeristische trekpleisters. Kassen kunnen ook heel goed op de daken van andere gebouwen worden geplaatst. De Wilt vermoedt dat mensen in het geval van zonneterpen de directe aanwezigheid van kassen ook om andere redenen op prijs stellen. Het voedsel is vlakbij. De energiebron is vlakbij. Het scheelt in de portemonnee. Het geheel versterkt het gemeenschapsgevoel. Dat kunnen we in deze tijden van individualisering wel gebruiken.

Zonneterpen dus. Maar wat als de betrokken tuinders ermee stoppen? Failliet gaan? Dan hebben de omwonenden toch een probleem?

De Wilt erkent het dilemma. Elektriciteitsmaatschappijen gebruiken dit argument maar al te graag, zegt hij. Die zien uit angst voor omzetverlies liever geen zonneterpen verschijnen, en zeker niet op grote schaal. Ze maken mensen bang onder het motto dat alleen zij een continue levering van stroom kunnen garanderen. Maar het risico dat de kassen van zonneterpen in het slop raken, is verwaarloosbaar klein, schat De Wilt. De toekomst van de totale kastuinbouw in Nederland ziet er volgens de rasvernieuwer goed uit. En zonneterpen vergroten juist de overlevingskansen van kwekers door de vermindering van het aardgasverbruik Trouwens: mocht een zonneterptuinder het om welke reden dan ook, toch voor gezien houden, dan kunnen de omwonenden altijd nog besluiten het complex zelf te runnen via een eigen bedrijfsleider en door zelf de oogst binnen te halen. Dat is nog leuk ook.

Tot slot: is Nederland wel rijp voor zo’n ontwikkeling? U zegt het zelf: wij zijn geen liefhebbers van grote innovaties?

Het valt in dat opzicht inderdaad niet mee, herhaalt De Wilt. Zeker als het gaat om duurzame ontwikkelingen, die ook nog eens in de praktijk gebracht moeten worden. Daar komt bij dat ons land sterk gereglementeerd is. Bij zonneterpen komen veertien soorten vergunningen om de hoek kijken. Heel complex allemaal. De Wilt gelooft niettemin in het welslagen van de zonneterp. Staatssecretaris Pieter van Geel (milieu) heeft inmiddels toegezegd experimenteerruimte te willen maken voor het fenomeen. De Wilt: ‘De eerste zonneterp zou er rond 2010 kunnen staan. Het zou mooi zijn als Dokkum met de eer ging strijken.’