Landschapsorganisaties en overheden in Groningen werken aan een fijnmazig ecologisch netwerk van bermen, bosjes en oevers.

Het project speelt zich af in een zogenoemd wit gebied dat, met uitzondering van een kilometerslange kwelderstrook, verstoken is van EHS en ecologische verbindingszones. Het Hogeland is vrijwel geheel agrarisch gebied. Ruilverkavelingen, ontwatering en intensieve bewerking van het land hebben – het is het bekende verhaal – de natuurwaarde van het gebied sterk doen dalen. Weide- en akkervogels komen in veel geringere aantallen voor dan vroeger. Op boerenland kom je alleen nog wat algemene plantensoorten tegen.
De inzet van de agrarische natuurverenigingen ‘Wierde & Dijk’ en ‘Stad en Ommeland’ om via (collectieve) beheersovereenkomsten de natuurwaarde van het boerenland weer te vergroten, is positief, maar deze initiatieven moeten zich nog bewijzen. Wilde planten en daaraan gekoppeld ook de insectenwereld tref je voornamelijk nog aan in bermen, aan oevers en op de reservaatsgraslandjes van Staatsbosbeheer. In 2003 bedacht Wim Weijman, tot voor kort ecoloog/belangenbehartiger bij Staatsbosbeheer Regio Noord, om een speciaal beheer van deze elementen op te zetten. Landschapsbeheer Groningen coördineert het project en inventariseert tweejaarlijks de plantensoorten op meerdere berm- en oevertrajecten. Het project loopt tot en met 2006, en wordt hopelijk verlengd tot 2008.
Deelnemers zijn de gemeenten Eemsmond, Winsum en De Marne, de provincie Groningen, het waterschap Noorderzijlvest, Staatsbosbeheer en de Stichting beheer natuur in landelijk gebied. Zij ‘leveren’ bermen, oevers, graslandjes en bosjes, met een totaaloppervlak van bijna veertig hectare. In een convenant is vastgelegd dat deze instanties zorgen voor een op natuur gericht beheer van op kaart vastgelegde elementen. Er is een matrix van maatregelen opgesteld waarin staat aangegeven hoe en in welke periode van het jaar een element moet worden beheerd. Twee keer per jaar komen de samenwerkende partijen bijeen om de stand van zaken te bepraten. Financieel wordt het project ondersteund door het VSB-fonds en ICES.

Glanshaververbond

Het zogeheten glanshaververbond is een kenmerkende plantengemeenschap die zich bij verschraling op de klei goed kan ontwikkelen. Verschraling van de bodem onstaat bij maaien en afvoeren van de vegetatie. De bermen op het Hogeland bestaan veelal uit zavel en klei, van zwaar tot licht. Verschraling geeft meer openheid in de vegetatie. Hierdoor krijgen meer plantensoorten een kans zich te vestigen en te ontwikkelen, ook zeldzamere soorten.
Kruiden die bij het verbond horen zijn onder meer rode klaver, paardebloem, veldlathyrus, pastinaak, ratelaar, kleine klaver en gele morgenster, gewone berenklauw, fluitenkruid, wilde peen en madeliefje, vogelwikke en paarse morgenster. Van de vele grassoorten maken bijvoorbeeld grote vossenstaart, glanshaver, beemdlangbloem, kamgras en reukgras deel uit van het verbond. Vooral in bloei is dit geheel, door de diverse kleuren, een prachtig gezicht. In de bermen naast het fietspad langs de Aagstweg tussen Wehe den Hoorn en Eenrum is het glanshaververbond al goed ontwikkeld.
Een soorten- en bloemrijke berm is ook voor allerlei insectensoorten interessant. Een vlinderwerkgroep in De Marne inventariseert jaarlijks enkele projectbermen in die gemeente op aanwezigheid van vlinders.

Saaie bosjes

De meeste bosjes op het Hogeland zijn qua opbouw nogal saai en vrij soortenarm. Door het maken van open plekken en door meer variatie aan te brengen in de rand, onstaat een aantrekkelijker leefwereld voor verschillende vogel- en insectensoorten. Verschillende van dit soort bosjes, meest in eigendom van Staatsbosbeheer, ondergaan de laatste jaren dergelijke ingrepen. Ook in het kader van het project Dier en Plant worden enkele saaie bosjes ‘omgebouwd’ tot structuurrijkere bosjes. Begonnen is met de bosranden.
Andere maatregelen zijn het maaien en hooien van reservaatsgraslandjes, en het beheren van oevers. Op oevers komen diverse plantensoorten voor, die in combinatie met het water belangrijk zijn voor libellen. Een dichte vegetatie van riet (mits voldoende breed) maakt deze bovendien geschikt als eet- en broedplek voor vogelsoorten als rietzanger, kleine karekiet en rietgors. Het maaien van rietoevers moet dan ook niet voor september gebeuren.

Maaiers

Niet iedereen die bij het project betrokken is,
is ingewijd in de logica van natuurbeheer. Dat geldt voor ambtenaren en politici die over een financiële bijdrage aan het project beslissen, en ook voor de eigenlijke beheerders, de maaiers dus. Daarnaast moet ook de bevolking weten van het waarom. In juni 2004 is daarom op de borg Verhildersum in Leens een algemeen symposium gehouden onder de titel Natuurranden in de Ommelanden. Begin juni 2005 zijn enkele maaiers uit de gemeenten De Marne en Winsum meegeweest op een op hen afgestemde excursie langs hun eigen projectbermen. Een fietsexcursie in juni 2005 langs bermen en bosjes in De Marne trok 22 belangstellenden, onder wie enkele raadsleden van de gemeenten De Marne en Winsum.
Naast het ecologisch belang van gerichter beheer, is er ook een economisch belang. Zo worden lijnelementen recreatief interessanter. En de beheerkosten zullen minder worden.
Onlangs heeft de provincie positief geoordeeld over uitbreiding van het project Dier en Plant zoals dat wordt uitgevoerd in het Zuidelijk Westerkwartier en in Westerwolde. In beide streken loopt al een beschermingsproject voor vlinders en libellen. Kleinere en grotere gebieden worden zodanig beheerd (of gaan worden beheerd) dat het er voor deze diergroepen goed toeven is. Ieder extra element dat natuurgericht wordt beheerd, is weer een stap in de richting van een fijnmazig ecologisch netwerk. Zo’n netwerk is een waardevolle aanvulling op de Ecologische Hoofdstructuur.

Leo Stockmann werkt bij Landschapsbeheer Groningen, Wim Weijman werkte tot voor kort bij Staatsbosbeheer.