Een land zonder boeren, op Noorderbreedte geen landbouw meer: ik meende zeker te weten dat Bordewijk zo’n nachtmerrie al eens beschreven had, en wel in Blokken.

Een land zonder boeren, op Noorderbreedte geen landbouw meer: ik meende zeker te weten dat Bordewijk zo’n nachtmerrie al eens beschreven had, en wel in Blokken.

Het was anders. Weliswaar ontbreekt in die novelle, waarin Bordewijk de contouren van een totalitaire samenleving schetst, elke vorm van agrarisch leven op het land, maar dat kwam omdat de Staat iedereen had gedwongen in de stad te wonen. Het platteland was leeg en diende enkel tot recreatie op de rustdagen, wanneer de bevolking in gesloten colonnes de stad uitging. ‘Om de vierkante stad was een vlakte van bos en weiland, licht heuvelig. De ontspanningsgordel nam de gehele bevolking gemakkelijk op. Sommige troepen bleven marcheren, urenlang, andere oefenden zich op de weiden in allerlei vormen van sport.’

Ontspanningsgordel

De realiteit is omgekeerd aan wat Bordewijk in het verschiet zag, in elk geval in het welvarende deel van de wereld. Veel mensen die het zich financieel kunnen permitteren, zoeken een woning buiten de stad, waar – en dat had Bordewijk goed gezien in 1931, het jaar dat Blokken verscheen – het traditionele economische belang van landbouw in de afgelopen decennia is gereduceerd tot bijna nul. Parallel daaraan en in eenzelfde tempo transformeert het platteland tot een ontspanningsgordel rond de stad, waar het aangenaam wonen en recreëren is volgens de projectontwikkelaars en wethouders van Nederland.
Hierin moet ook de reden schuilen dat ik zolang (en dus niet helemaal terecht) aan Blokken heb gedacht bij het schrikbeeld van een niet meer agrarisch landschap. Uit het een volgde het ander: boeren gingen, burgers kwamen. En het is die transformatie tot een gigantisch CenterParcs-gebied voor verblijf en vermaak die gepast zou hebben in Bordewijks blauwdruk van een postmoderne ordening van de wereld. Een ordening met nogal wat totalitaire trekjes en heel wel vergelijkbaar met wat de ruilverkavelingen in het landschap hebben bewerkstelligd.

Parkstad Limburg

Wie het effect daarvan aan den lijve wil beleven of herbeleven, raad ik aan een halve dag rond te rijden in Noord-Brabant aan weerszijden van de grens met België. Aan deze kant is het land gerationaliseerd tot efficiënt te bewerken landbouwgrond en zijn de beken gekanaliseerd, die nu overigens door hetzelfde waterschap dat ze rechttrok weer meanderend gemaakt worden. Aan de andere kant van de grens zijn de percelen kleiner, de wateren en wegen kronkelend, en gaat de Nederlandse asfaltweg over in een Belgische zandweg. Maar geboerd werd en wordt er ook. Maar door na te laten het land ruilverkavelend op de schop te nemen is de achterstand ten opzichte van Nederland veranderd in een voorsprong. Zij die geld genoeg hebben voor een villa buiten Breda, laten er eentje bouwen vlak over de grens in België, vanwege de belastingen en de landelijkheid daar.
Het lijkt een onvergankelijke makke van Nederlanders dat ze denken eigenhandig en planmatig het landschap telkens opnieuw te moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden, wat resulteert in telkens een compleet nieuw aanschijn. Kijk naar Limburg, waar de mijnen werden gesloten, en kijk in het belendende Duitsland naar het Ruhrgebied, waar de mijnen ook werden gesloten. In Limburg vind je bovengronds van die mijncultuur niets meer terug. Alles wat er fysiek aan herinnert is ausradiert. De voormalige mijnbouwregio heet in bestuurskringen Parkstad Limburg. En zo ziet het er ook uit, als een parkstad waar vooral ouderen wonen en recreëren en niets productiefs meer gebeurt. Hoe anders in het Duitse Ruhrgebied, waar veel van de mijninstallaties en oude fabrieken zijn blijven staan, niet alleen als industrieel erfgoed maar dienend tot nieuw onderkomen voor allerhande bedrijvigheid.

Planologendrang

Noord-Nederland zonder landbouw zou eruitzien als Parkstad Limburg, zij het minder bevolkt en met minder heuvels. Dat wil zeggen, Groningen en Friesland wacht dat lot. Drenthe, uitgezonderd de Veenkoloniën, is al zover.
Dat de gangbare landbouw in Nederland het loodje legt op de wereldmarkt, staat vast en hoeft niet rampzalig te zijn, ook niet voor het landschap. De scheepsbouw overleefde ook niet als bulk producerende bedrijfstak, maar her en der in Nederland worden nog en opnieuw bijzondere en geavanceerde schepen gemaakt.
De bedreiging voor ons schitterende boerenlandschap zit hem niet in de ondergang van de landbouw als bedrijfstak, maar in de niet te beheersen drift van Nederlandse bestuurders en planologen om die veranderde wereld rigoureus, planmatig en grootschalig van weer een geheel nieuw landschap te willen voorzien.

Trefwoorden