Provinciaal archeologen, stadsarcheologen, archeologische onderzoeks- en adviesbureaus en amateur-archeologen: allemaal stuiten ze nu en dan op vondsten die iets vertellen over ons verleden in het Noord-Nederlandse landschap. In deze rubriek worden opgegraven voorwerpen getoond en in samenhang met de vindplaats besproken.

Direct ten zuidwesten van Coevorden is de gemeente Coevorden bezig met de aanleg van het nieuwe industrieterrein Leeuwerikenveld II. Tussen dit nieuwe industrieterrein en het buurtschap ’t Klooster wordt een natuurpark gerealiseerd. Bij de aanleg van dit natuurpark vinden bodemingrepen plaats waardoor eventueel aanwezige archeologische waarden worden vernietigd. Vandaar dat RAAP Archeologisch Adviesbureau in het voorjaar van 2005 de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het park archeologisch heeft begeleid.

Kleine Vecht

Voorafgaand aan de archeologische begeleiding is een inventariserend booronderzoek uitgevoerd. Daaruit kwam naar voren dat het plangebied samenvalt met het voormalige beekdal van de Kleine Vecht. Het dal van de Kleine Vecht is een smeltwaterdal dat is ontstaan aan het eind van het Saalien (200.000 tot 130.000 jaar geleden). Het dal raakte in de loop der tijd opgevuld met rivierzanden en dekzanden en later met veen. Dit resulteerde in een blokkering van de waterafvoer die in de loop van het Atlanticum (ca. 7000-4000 voor Chr.) werd doorbroken. Hierna ging het dal weer als rivierdal fungeren. De Kleine Vecht is in de loop van de twintigste eeuw grotendeels gedempt.
Als onderdeel van het nieuwe natuurpark wordt de oude loop van de Kleine Vecht weer uitgegraven. Met de vrijgekomen grond wordt ter plaatse een aarden wal gerealiseerd, waardoor het nieuw te verrijzen industrieterrein aan het zicht van de bewoners van ’t Klooster wordt onttrokken. Van tevoren was de verwachting dat in de oude loop van de Kleine Vecht allerlei archeologische fenomenen te verwachten zouden zijn, zoals voorden (doorwaadbare plaatsen), brugconstructies, visfuiken, boten en kano’s, rituele depots (offers) en nederzettingsafval. Ook zou het mogelijk zijn om in het plangebied overblijfselen van diverse veldslagen terug te vinden, zoals van de slag bij Ane (1227).
De archeologische begeleiding is inmiddels afgerond. De vondsten zijn grotendeels gewassen en bestudeerd, en de documentatie wordt uitgewerkt. Kanonskogels, musketkogels, messen, dolken, munten en andere metalen voorwerpen zijn er aangetroffen, maar ook aardewerken potten, dierenbotten en houten voorwerpen. En verder een waterput, opgebouwd uit een eiken vat waarvan de boven- en onderkant waren verwijderd. Van het eiken vat zijn de duigen en de gevlochten hoepels bewaard gebleven. Het vat was in de bodem ingegraven en onder in het vat bevond zich een geringe hoeveelheid roodbakkend aardewerk.
Een deel van het aardewerk kan zeer nauwkeurig worden gedateerd, getuige het jaartal op de pot; zie de foto hiernaast. De pot is in vele scherven teruggevonden in de bodem van de put. Hij is inmiddels gerestaureerd door een medewerker van RAAP. De foto op de linkerpagina is een primeur.

Huis te Clooster

Op basis van het jaartal op de pot is enig literatuuronderzoek gedaan naar de gebeurtenissen in en rondom Coevorden aan het eind van de zestiende eeuw. De datering van 1588 valt ongeveer samen met de belegering van Coevorden in 1592. Rond die tijd werd onder leiding van stadhouder Maurits een groot aantal steden in Noord-Nederland op de Spanjaarden veroverd. Op 26 juli 1592 arriveerden de troepen van Maurits bij de vestingstad Coevorden, die in die tijd een zeer strategische ligging had. Zij sloegen op twee locaties hun kampen op. Een deel van de troepen verbleef in de buurt van het huis Scheere, ten zuidwesten van kasteel Coevorden. De hoofdmacht van Maurits en zijn neef Willem Lodewijk verbleef nabij het huis te Clooster, ten zuidwesten van Coevorden.
Coevorden bestond destijds uit een kasteel in het noordoosten en een bebouwde kom ten zuiden daarvan (’t Vlek). Zowel het kasteel als ’t Vlek werden omgeven door een brede gracht. Op 7 augustus 1592 viel ’t Vlek reeds in handen van Maurits. De troepen van Maurits verplaatsen hun geschut hiernaartoe, zodat ze het kasteel van dichterbij onder vuur konden nemen. Het duurde vervolgens nog tot 12 september voordat ook het kasteel in Staatse handen kwam. In de tussentijd hadden de Spanjaarden versterking gehaald uit Brabant en had Maurits de tijd om loopgraven en schansen aan te leggen om zijn kampementen te versterken. Na de overgave van het kasteel werd er een Fries garnizoen gelegerd met Caspar van Ewsum als commandant.
De opgegraven waterput behoorde waarschijnlijk tot een kampement van de Staatse troepen dat zich bevond ten zuiden van het huis te Clooster. Waterputten bevatten in de regel meer vondstmateriaal dan in deze put is aangetroffen. Het weinige materiaal wijst op een kortstondig gebruik, zoals te verwachten bij een legerkampement.
Het huis te Clooster is in de oorlogsjaren 1672-1673 afgebrand. Kort daarna werd het restant gesloopt. Het sloopmateriaal werd gebruikt voor de (ver)bouw of reparatie van vestingwerken, barakken en munitiedepots van Coevorden. Het huis is nooit weer opgebouwd. x

De bovengenoemde vondsten inclusief de ‘Staatse pot’ worden van 7 oktober tot 11 november tentoongesteld in het Museum Coevorden.

Jørgen van Beek werkt voor RAAP Archeologisch Adviesbureau in Drachten als senior projectleider.