De natuurmusea in Leeuwarden en Groningen zijn beide een nieuwe weg ingeslagen na mislukte fusiepogingen met andere instellingen. Ze richten zich voortaan vooral op kinderen en jongeren, vertellen Kees van der Meiden van Natuurmuseum Groningen en Harry Wijnandts van Natuurmuseum Fryslân. De een legt het accent op onderwijs en samenwerking met andere organisaties, de ander probeert de jeugd te trekken met amusante presentaties.

Directeur Harry Wijnandts straalt als een kind op zijn verjaardag. Zijn cadeautje: een prachtig nieuw natuurmuseum. Het voormalige weeshuis uit 1675 in Leeuwarden heeft een complete renovatie ondergaan en is in april heropend. Alle afdelingen zijn vernieuwd en hebben een thema gekregen. De binnenplaats kreeg een overkapping. Eronder ligt het depot. ‘Voor de aanleg ervan moest een enorm gat met stevige damwanden worden gegraven. Nu het klaar is hebben we gigantisch veel opslagruimte.’ De glazen overkapping en vloerverwarming maken het mogelijk om de binnenruimte het hele jaar door bij exposities te betrekken.
De Groningse museumdirecteur Kees van der Meiden zit nog midden in een verbouwing. Een nieuwe balie, een nieuwe bibliotheek en een nieuw café zijn klaar, en er komt een nieuwe filmzaal plus een activiteitenruimte voor scholen. Het museum koos een andere koers, waarmee een moeilijke periode werd afgesloten. ‘In het verleden werden we afgerekend op bezoekersaantallen. Voortdurend moesten we aansprekende wisselexposities opzetten. Dat gaf een enorme druk. Bovendien kan ons museum maar dertigduizend bezoekers per jaar aan.’
Alweer een tijd geleden ging het museum op zoek naar fusiepartners om aan de eis van meer publiek te kunnen voldoen. Kandidaten waren twee noodlijdende musea van de Rijksuniversiteit Groningen: het Volkenkundig Museum en het Anatomisch Museum. Ze onderzochten of ze samen een Museum voor Mens, Natuur en Wetenschap zouden kunnen vormen. Na langdurige onderhandelingen ketste de fusie af op de gemeentepolitiek. De gemeente had te maken met nieuwe bezuinigingen en de politieke koers veranderde.

Omgevingseducatie

‘Na een oriëntatie op de markt’, zegt Van der Meiden, ‘besloten we ons toe te leggen op omgevingseducatie. Kwam publiek voorheen op de eerste plaats en onderwijs op de tweede, nu is dat omgekeerd. We bieden tegenwoordig een breed pakket dat aansluit op de schoolpraktijk. Er blijkt bij scholen namelijk een enorm tekort te bestaan aan zo’n buitenschools aanbod.’ Het Natuurmuseum werkt daarbij nauw samen met organisaties uit de natuur- en erfgoedsector, zoals het IVN en het Museumhuis.
Deze drie partijen stelden kortgeleden een convenant op waarin hun gezamenlijke streven is verwoord. ‘We beschouwen de educatie over de leefomgeving als één geheel, met evenveel aandacht voor de cultuur als voor de natuur. Waardering bijbrengen voor het natuurdeel leert bescheidenheid; die voor het cultuurdeel geeft aan dat de mens tot prachtige dingen in staat is en daagt hem daartoe uit. (…) Het Natuurmuseum heeft daarbij de functie als pleisterplaats en plek voor debat en verbeelding. Het Natuurmuseum en het IVN hebben gezamenlijk de functie van producent van educatieve concepten. Het IVN en het Museumhuis ondersteunen het provinciebrede netwerk van organisaties die betrokken zijn bij omgevingseducatie’, zo staat in het convenant te lezen.

Emotionele discussie

Ook het Friese natuurmuseum heeft fusiemogelijkheden onderzocht. Het museum, opgericht in 1923 en in 1987 verhuisd naar het huidige pand, ging in 1996 op zoek naar vernieuwingsmogelijkheden. ‘Toen we destijds in dit gebouw kwamen, dachten we dat het veel te groot voor ons zou zijn. Tien jaar later bleek het eerder aan de krappe kant,’ vertelt Harry Wijnandts. ‘Met name de opstelling Friesland onder water, waarbij de bezoekers als het ware onder water door een sloot lopen, zorgde ervoor dat ons bezoekersaantal verdubbelde. Toen de bezoekersaantallen later weer terugliepen, gingen we denken over een andere opzet. In 1996 deed zich de mogelijkheid voor om te gaan samenwerken met het in nood verkerende Otterpark Aqua Lutra en het Landbouwmuseum. Uit een haalbaarheidsonderzoek van de provincie – waarvan het museum zijn geld krijgt – bleek een fusie een mooie oplossing. De kosten bedroegen toen echter dertig miljoen gulden. Er ontstond hierover in de provincie een enorm emotionele discussie. De landbouwlobby ijverde voor blijvende zelfstandigheid van het Landbouwmuseum. Uiteindelijk hebben we met spijt in ons hart het samenwerkingsplan moeten afblazen.’
Na de mislukte fusie ontwikkelde het Natuurmuseum Fryslân een nieuw ‘stevig’ plan voor verbouwing, restauratie en herinrichting. Het vond geld bij de provincie, de gemeente Leeuwarden, Europese fondsen en zo’n dertig kleine fondsen en sponsoren. Ook put het uit eigen reserves. ‘Hiermee hebben we een museum gerealiseerd dat zich vooral richt op kinderen en jeugd tussen acht en veertien jaar. Maar voor de allerjongsten hebben we een sprookjesdraak op zolder en voor volwassenen is er een groot kennis- en informatiecentrum.’
In zijn nieuwe vorm sluit het museum met verhalen aan bij de belevingswereld van kinderen’, vertelt Wijnandts terwijl hij de rondleiding voortzet. We komen in Het Reiskabinet van Kapitein Severein en op de afdeling De Gouden Tor, een multimediapresentatie over de geschiedenis van het Friese landschap. ‘Bij de herinrichting van het museum hebben we ons de vraag gesteld: wat is Friesland eigenlijk? We kwamen uit op drie elementen: waterland, weiland en boerenerf. We hebben onze kracht gezocht in de beperking, dus besteden we geen aandacht aan het bos of de Wadden. Wil je daarover informatie, dan zijn er genoeg andere bezoekerscentra.’

Schooltuinen

Bij een bezoek aan een natuurmuseum in de jaren zeventig of tachtig kon je niet om de boodschap heen dat al het getoonde moois gevaar liep door de milieuverontreiniging. Zowel in Groningen als in Leeuwarden hebben de natuurmusea afscheid genomen van die somberte. Kees van der Meiden: ‘Wij willen graag een zeker idealisme vasthouden. Dat betekent dat je de mens niet alleen moet definiëren als storend element. Je moet wel op verantwoordelijkheid wijzen. Het is natuurlijk belangrijk om dier- en plantensoorten te behouden. De milieubeweging vinden wij echter vaak te negatief. Wij willen fascineren, inspireren, leren en motiveren. Als wij een open-depotdag hebben gehad, komen kinderen hier laaiend enthousiast vandaan. Ook willen we kinderen leren de natuur in hun eigen omgeving te waarderen. Daarom hebben we schooltuinen. Daar krijgen kinderen een biotoop van één vierkante meter, hun eigen stukje natuur. Zo leren ze dat ze onderdeel van een groter geheel zijn. Daarnaast besteden we aandacht aan de landbouw en bieden we zogenoemde ‘natuurpaden’. Dit zijn spannende routes die eindigen op een mystieke plek, bijvoorbeeld een oude boom.’
In het Natuumuseum Groningen loopt de tentoonstelling De Verleiding, onderdeel van een lesprogramma over alcohol en verslaving.
‘Het menselijk lichaam is ook natuur’, licht Kees van der Meiden toe. ‘Als mensen niet goed omgaan met hun eigen lijf zullen ze geneigd zijn ook hun omgeving te verwaarlozen.’ Er is onder meer een filmpje te zien waarin apen met een kater worden getoond, de dag na het eten van rottende – dus alcoholhoudende – vruchten. Ze zitten met hun hoofd in hun handen.
‘In ons nieuwe beleid zijn de museumobjecten vertegenwoordigers van een verhaal. Dit kan worden aangevuld met ervaringen buiten het museum, bijvoorbeeld in de natuur en in het landschap. Maar ook een kinderboerderij gaat een rol spelen. Hieraan koppelen we de nieuwe tentoonstelling De beestenkelder. Deze gaat eind dit jaar open. Jongeren kunnen in het museum gebruikmaken van ons educatieve centrum. Ze kunnen zich daar verdiepen in allerlei onderwerpen of daar hun huiswerk maken. Er zijn leermiddelen, internet, workshops en een activiteitencentrum. Daarnaast hebben we drie dependances en een bezoekerscentrum. Dat onze nieuwe aanpak werkt blijkt uit de bezoekcijfers. Het bezoek van scholen is sinds 2003 verdubbeld. Zelfs ons normale publieke bezoek is met twintig procent toegenomen,’ vertelt Van der Meiden.

Noordelijke samenwerking

Ook het museum in Leeuwarden wil geen zware informatie brengen. ‘We brengen wat we met een populair woord “edutainment” noemen’, zegt Wijnandts. ‘We willen de aandacht van kinderen trekken met leuke dingen. Dat is een pragmatische keuze, maar het is ook waar ons hart ligt. Natuurlijk komt het milieu wel ter sprake, maar wij hebben nooit zoveel aandacht aan milieueducatie besteed als Groningen. Wij werken – anders dan Groningen – strikt binnen onze museummuren. We hebben een veel grotere presentatie en trekken daardoor veel schoolreisjes en toeristen.’
De musea van Groningen en Leeuwarden gaan in de toekomst meer samenwerken. Ook wordt gezocht naar andere partners. Wijnandts: ‘Groningen heeft een grote geologiecollectie, wij hebben meer opgezette vogels. Maar er zijn ook personele voordelen. We kunnen conservatoren delen en gezamenlijk een collectie in Noord-Nederland beheren. Drenthe heeft geen vergelijkbaar natuurmuseum. Misschien kunnen we wel samenwerken met het museum van de dierentuin in Emmen, Biogron. En als we over Noord-Nederland praten, denken we ook aan Ecomare op Texel.’
Na de heropening van het Friese museum in 1987 trok het ongeveer twaalfduizend bezoekers per jaar en op zijn hoogtepunt vijftigduizend. Na de recente renovatie hoopt men op zestigduizend bezoekers. ‘Om te zorgen dat mensen geregeld terugkomen blijven de tijdelijke voorstellingen de krenten in de pap. Binnenkort krijgen we bijvoorbeeld Copyright Nature. Die toont hoe de natuur voorbeelden levert voor de techniek.’ Daarna willen we iets doen met landbouwdieren. Beeldend begint Wijnandts te beschrijven hoe hij denkt een verzameling van opgezette noordelijke huisdierrassen aan de bezoeker te laten zien. ‘Hier op het middenplein, op een catwalk diagonaal over het plein, als een modeshow.’