De Greidhoek, boven Bolsward, is puur boerenland. Een bord van It Fryske Gea vertelt dat de Slachtedijk zo prachtig door het landschap kronkelt omdat de sloten die als uitgangspunt dienden voor de blokverkaveling, van oorsprong prielen waren, en prielen hebben een grillige loop naar zee. Hier, ver van de zee, werden de kleinste slibdeeltjes afgezet, waardoor zich dichte klei vormde, zware zeeklei, die alleen geschikt was om gras op te verbouwen. Weiland voor koeien dus – en verrassend veel schapen.

Om je hersens vitaal te houden moet je ze gebruiken. If you don’t use them you ’ll lose them heb ik hersenonderzoeker Swaab wel eens horen zeggen op een symposium over de ziekte van Alzheimer. Dina Andela uit Kûbaard zegt hetzelfde over de mooie boerderij aan de Slachte van haar en haar man Yeb: ‘Als je er niks mee doet, gaat het verval veel sneller.’
Ik was op weg naar een bijeenkomst van It Frysk Boerespul, dat bij Wirdum zou laten zien hoe in een historische boerderij wel degelijk moderne bedrijfsvoering in te passen valt, maar wilde eerst even kijken bij Kûbaard naar de boerderij die gekozen was tot Fryske pleats fan it jier. Dit jaar mochten aan de verkiezing stelpboerderijen meedoen, maar ze moesten nog wel agrarisch in gebruik zijn.
De Greidhoek, boven Bolsward, is puur boerenland. Een bord van It Fryske Gea vertelt dat de Slachtedijk zo prachtig door het landschap kronkelt omdat de sloten die als uitgangspunt dienden voor de blokverkaveling, van oorsprong prielen waren, en prielen hebben een grillige loop naar zee. Hier, ver van de zee, werden de kleinste slibdeeltjes afgezet, waardoor zich dichte klei vormde, zware zeeklei, die alleen geschikt was om gras op te verbouwen. Weiland voor koeien dus – en verrassend veel schapen.

Gouden Jouke

Een paar kop-hals-rompboerderijen en een paar stelpen staan bij Kûbaard aan de dijk.
De stelp heeft in vergelijking met de Noord-Hollandse stolp een verlengde nok, waardoor er een grotere schuur mogelijk is. En om die schuur gaat het.
De stelp van Yeb en Dina Andela is gebouwd in 1918, in opdracht van een zekere Jouke Osinga, die een vermogende boer was en bankier voor de omgeving en daarom Gouden Jouke werd genoemd. De boerderij geeft nog altijd blijk van de welvarendheid van de stichter. Het front heeft fraaie ornamenten in Art-Nouveaustijl; vooral het balkon aan de voorgevel springt er letterlijk en figuurlijk uit. Hoog geboomte en een gracht met een bruggetje, waar boer Yeb als kleine jongen schaatsenrijden leerde, omsluiten een groot erf en een boomgaard met appel- en perenbomen.
Links van de gracht is in 1984 een grote loopstal neergezet. Het bouwwerk oogt zoals bijna alle loopstallen als een doorsneeloods, maar detoneert minder dan je zou verwachten in de naaktheid die kenmerkend is voor de ruimte in dit deel van Friesland. Zeventig koeien melken de Andela’s. Voor die koeien, het jongvee en de schapen hebben ze een kleine veertig hectare beschikbaar, grotendeels gepacht.
Dina Andela staat op een trap de lijst onder het balkon schoon te maken met een sopje. Nee, niet alvast met het oog op de prijsuitreiking half juni, zegt ze. Dit doet ze elk jaar in de lente. Als je het bijhoudt, komt er geen weer in en hoef je het niet zo gauw te verven.
Ze toont me de boerderijschuur: de koestallen waar nu jongvee staat, de hooizolder waarop pakken hooi gestapeld zijn, de hooivakken (de gollen) waar de voorbije week tientallen schapen lammeren hebben gebaard. Je kunt het jongvee ook in een aparte schuur onderbrengen, zegt Dina, en veel boeren doen dat omdat het efficiënter werkt; de oude schuur doet dan alleen nog dienst als onderdak voor de machines. ‘Maar wij proberen de schuur zo veel als het kan in bedrijf te houden, zoals hij bedoeld is. En als vanzelf onderhoud je hem dan ook beter.’

Driebeukig

Kenmerkend voor de Nederlandse boerderij is (was) dat het dak niet door de muren gedragen wordt maar door een houtskelet, het gebint; dat het bedrijfsgedeelte meestal driebeukig is, en dat bijna alles onder dat ene dak gebeurt. Een boerderij vervulde in principe vier hoofdfuncties: stalling voor het vee en de werkdieren, bergruimte voor de oogst, werkruimte voor zuivelbereiding en dorsen, en leefruimte voor het boerengezin en het inwonend personeel.
Anders dan in het meeste ons omringende buitenland, waar elke functie meestal in een eigen gebouw(tje) is ondergebracht en een boerderij bestaat uit een verzameling losstaande bouwwerken, zijn de boerderijen in Nederland multifunctioneel van aard en van constructie. Ook kent de Nederlandse boerderij een veel grotere variëteit aan vormen, afhankelijk van de streek en het soort landbouwkundig gebruik. De in Noord-Nederland meest voorkomende typen zijn de kop-hals-romp- en de kop-rompboerderij, de stjelp of stelp, de Oldambster boerderij en op de zandgronden het hallenhuis (rechthoekig met de dorsvloer in het midden van de schuur).
Boerderijen waren niet alleen de belangrijkste beeldbepalende elementen van het platteland, ze droegen ook de identiteit van de streek. Aan de vorm van de boerderij kon je zien waar je was en hoe men er de grond gebruikte. Zo is het allang niet meer. Onder invloed van rationalisatie, schaalvergroting, mechanisatie en technologie komen er op de boerenerven specifieke bedrijfsgebouwen te staan met elk een functie die oorspronkelijk alle onder het gebint van de boerderij verenigd waren.

Verontrustende cijfers

Voor een streekeigen karakter van het landschap zijn oorspronkelijke boerderijen nodig, en de beste manier om die te behouden is ze te gebruiken – if you don’t use them you ’ll lose them immers. Dat is wat It Frysk Boerespul bezielt, een samenwerkingsproject van de provincie Fryslân, BoerenNatuur en It Fryske Gea. Het project is medegefinancierd uit het North Sea RURAL-programma en wordt uitgevoerd door het Van Hall Instituut Business Center, LTO Projecten BV, Stichting Historisch Boerderij Onderzoek en Agrotechnology & Food Innovations.
Vijf boerderijen zijn geselecteerd om te bezien hoe in de oude schuur en stal toch moderne bedrijfsvoering mogelijk is. Een van de vijf is het Ald Barrahûs bij Wirdum, onder de rook van Leeuwarden aan de Brédyk langs het spoor naar Heerenveen. Het Ald Barrahûs van Folkert en Betty Jongbloed, een schitterende kop-hals-romp met een voorhuis in Amsterdamse Stijl, moet tot voorbeeld dienen. En daarom vond op een mooie voorjaarsdag de officiële implementatie van het Boerespul-project plaats, met oranjekoek en kruidenbitter en in aanwezigheid van vele pommeranten.
Gedeputeerde Anita Andriesen noemde verontrustende cijfers: van de 15.000 boerderijen en Fryslân zijn 6500 nog in gebruik als boerenspul, maar de verwachting is dat 2500 van de 6500 de komende vijftien jaar de agrarische functie ook zullen verliezen.
Projectleider Walstra schetste wat beoogd wordt met het project in het Ald Barrahûs: in de gol een zogeheten Tretmiststal (een potstal met licht hellende bodem zodat urine en stront min of meer vanzelf in de mestgoot belanden), verplaatsing van de machinestalling, restauratie van het erf en inrichting van een ontvangstruimte voor bezoekers. En boer Folkert zei dat een voordeel van jongvee in de schuur was dat je er automatisch beter oog op hield, omdat het nou eenmaal inherent is aan een echt functionerende boerenschuur dat de boer of zijn vrouw er vaak wat te doen hebben.
En wie na de stelp van de Andela’s en de kop-hals-romp van de Jongbloeds nog niet overtuigd is van de wezenlijk waarde van oorspronkelijke boerderijen voor het aanzien van het Nederlandse platteland in het algemeen en dat van Friesland in het bijzonder, die moet over de A32 gaan rijden van Leeuwarden naar Heerenveen. Nergens ter wereld is een autosnelweg nog zo door volmaakt boerenlandschap omringd als hier.