Aan weerszijden van de Drents-Friese provinciegrens, tussen Diever en Appelscha, ligt het Drents-Friese Wold (woud). Dit ruim zesduizend hectare grote Nationaal Park doet zijn naam eer aan, want bos neemt ongeveer driekwart van de oppervlakte in. Nog maar zo’n honderd jaar geleden echter was hier sprake van een open landschap met heidevelden, stuifzanden en deels afgegraven veengronden.

Aan weerszijden van de Drents-Friese provinciegrens, tussen Diever en Appelscha, ligt het Drents-Friese Wold (woud). Dit ruim zesduizend hectare grote Nationaal Park doet zijn naam eer aan, want bos neemt ongeveer driekwart van de oppervlakte in. Nog maar zo’n honderd jaar geleden echter was hier sprake van een open landschap met heidevelden, stuifzanden en deels afgegraven veengronden.
Op de topografische kaart van 1854 worden in het gebied tussen Diever en Appelscha grote oppervlakten stuifzand aangegeven: even ten zuiden van Appelscha de Appelscha Zand-Duinen en direct ten noorden van Diever het Dieverder Zand. Ook daartussen zijn grotere en kleinere plukken stuifzand op de kaart zichtbaar. Niet voor niets vinden we de grootste zandverstuivingen relatief dicht bij de grotere oude boerendorpen, want door overbeweiding en het overmatig afplaggen van de heide werd de vegetatie sterk aangetast, waardoor met name de hogere en drogere delen van de zandgronden konden gaan verstuiven. Eenmaal stuivend zand houd je in een open landschap met een overwegend zuidwestelijke windrichting bijna niet meer tegen. Als windafwaarts de nog aanwezige vegetatie bedekt wordt met een laag stuifzand, sterft het af en kan ook die zone gaan verstuiven. Aan het eind van de negentiende eeuw dreigden in de intensief gebruikte zandgebieden vele akkers, wegen en zelfs complete dorpen overstoven te worden door het door de wind meegevoerde zand. Men kon deze natuurramp alleen beteugelen door de stuifzandgebieden te beplanten. Dit gebeurde dan ook op grote schaal en bijna altijd met grove dennen. In vele bossen zijn de oude stuifzanden dan ook niet alleen te herkennen aan een reliëfrijke bodem, maar ook aan de grillige grove dennen die destijds zijn aangeplant om het stuifzand tot stilstand te dwingen. Een ijzersterke cultuurhistorische combinatie van bodem en vegetatie.

Kale Duinen

Het Aekingerzand, bij omwonenden beter bekend als de Kale Duinen, is het grootste stuifzandgebied van Noord-Nederland. Toch is het maar een klein overblijfsel van de enorme zandwoestijn die in de negentiende eeuw een serieuze bedreiging vormde voor de bewoners van het Friese gehucht Aekinga, even ten westen van Appelscha. Door grove dennen te planten aan de noordoostkant werd het Aekingerzand aan banden gelegd en toen in de jaren dertig de rest van de Boswachterij Appelscha werd aangeplant, was er nauwelijks iets meer over van het voormalige rampgebied. Tussen Appelscha en Diever lag nu het Drents-Friese Wold. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw bekeek men de resterende delen stuifzand met andere ogen en begon men het als een waardevol landschap te zien. Vanaf 1990 heeft Staatsbosbeheer, de beheerder van het Aekingerzand, in een paar jaar zo’n 175 hectare bos rond om het stuifzandgebied gekapt, zodat de wind weer kans kreeg om het zand weer in beweging te brengen. De vele recreanten die rondbanjeren in het Aekingerzand helpen ook een handje mee om het zand open te houden. In het nu 250 hectare grote stuifzandgebied mag het zand weer stuiven!

Donkere lijnen

In stuifzandgebieden is het voor bodemliefhebbers smullen. Hier en daar zijn fraaie overstoven oude bodemprofielen te zien. Na een winderige dag vertoont het gebied op veel plaatsen prachtige golfribbels en zandduinpatronen. Wie goed kijkt, ziet in het Aekingerzand aan de randen van sommige uitgestoven vlaktes grillige donkere lijnen over de bodem lopen. Als we loodrecht op die donkere lijnen met een schep de bodem afschrapen, wordt het beeld op de foto hiernaast zichtbaar.
We zouden deze stuifzandcuriositeit een ‘overstoven horizontaal podzolprofiel’ kunnen noemen. Echter, een horizontale podzol bestaat helemaal niet. Een podzolprofiel is namelijk tot ontwikkeling gekomen door een proces van verticale uitspoeling en inspoeling met behulp van inzijgend regenwater. Dit vond gedurende vele eeuwen plaats overal in het, uit de laatste ijstijd daterend, golvend dekzandlandschap.
Ook in de zandgronden tussen Diever en Appelscha, met een relatief lage grondwaterstand, ontwikkelde zich parallel aan de golvende oppervlakte een donkergekleurde humusrijke bovenlaag, daaronder een grijsgekleurde uitspoelingslaag, een donkerbruin gekleurde humusinspoelingslaag en onder in het profiel het oorspronkelijke gele dekzand.
In een stuifzandgebied zijn meestal de hoogste en droogste delen weggestoven, inclusief het daar ontwikkelde bodemprofiel. Het mede daardoor grauwgekleurde stuifzand verzamelt zich in de vochtiger lagere delen. Het oorspronkelijke reliëf wordt als het ware genivelleerd en op den duur is er een stuifzandvlakte ontstaan.
Op de foto is op de voorgrond het gele oorspronkelijke dekzand zichtbaar. Daarachter zien we de, door verstuiving ontstane, horizontale dwarsdoorsnede van achtereenvolgens de inspoelingslaag, de uitspoelingslaag en de bovenlaag. Achter die donkergekleurde lagen zien we het stuifzand liggen als opvulling van een oorspronkelijk laag gedeelte.