Studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein zijn sinds afgelopen zomer actief in een ‘werkplaats voor plattelandsvernieuwing’ in het Drentse Annerveenschekanaal. Samen met docenten, bewoners en deskundigen voeren ze ter plaatse projecten uit. Zo leren de toekomstige beleidsmakers het sterk veranderende rurale gebied van binnenuit kennen.

Niemand weet precies wat er gaande is op het platteland. Zó ingrijpend zijn de veranderingen die zich daar momenteel voltrekken. Een greep uit de ontwikkelingen. De landbouw heeft het druk met vergaande innovaties en vernieuwing. Dorpen transformeren van een landbouwgebonden economie naar vitale en pluriforme dorpsgemeenschappen. Negentig procent van de plattelandsbevolking werkt niet in de eigen plaats of streek, waarmee wonen de belangrijkste economische, sociale en culturele factor is geworden in het landelijk gebied. Tegelijkertijd blijft overal meer dan 75 procent van de grond in gebruik bij boeren en andere ‘omgevingsondernemers’.
Ook de mentaliteit op het platteland verandert. De moderne burger vraagt om meer recreatieruimte en wil betrokken worden bij de inrichting en vormgeving van de leefomgeving. En dan is er nog de waterproblematiek, die zowel nieuwe kansen als bedreigingen met zich meebrengt. Eén ding staat vast: het platteland krijgt een totaal nieuwe positie in onze samenleving.

Ondergedompeld

Het hierboven geschetste transformatieproces vraagt om een sterk ruraal management. De nieuwe generatie beleidsmakers en ontwerpers moet goed op de nieuwe, complexe opgave worden voorbereid. Dit is bij uitstek een taak voor het hoger beroepsonderwijs (hbo). De Hogeschool Van Hall Larenstein heeft op twee locaties, in Leeuwarden en in Deventer, een opleiding plattelandsvernieuwing. Vanuit de beslotenheid van een hogeschoolgebouw zijn de veranderingen echter niet goed bij te benen, laat staan in de vingers te krijgen of aan te sturen. Om hbo-studenten beter te laten begrijpen wat het rurale gebied is, wat een dorp is, waardoor het leeft en, vooral, hoe het leefbaar blíjft, heeft het vorig jaar ingestelde lectoraat plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein het initiatief genomen tot ‘werkplaatsen voor plattelandsvernieuwing’. In zo’n werkplaats worden zowel studenten als docenten ondergedompeld in een praktijksituatie, waarin zij beiden lerende zijn. Docenten brengen hun kennis in, maar toetsen die voortdurend aan de dagelijkse praktijk. Samen met bewoners, experts en opdrachtgevers werken studenten en docenten in een omgeving die hen met beide voeten in het werkveld brengt.
De eerste werkplaats is in augustus 2004 van start gegaan in Annerveenschekanaal in Drenthe, op de grens met Groningen, in de gebouwen van de Hervormde Kerk. De kerk is sinds een paar jaar niet meer als zodanig in gebruik en beschikt, samen met de pastorie en een bijgebouw, over voldoende ruimte voor een kantoor, presentatiezaal, workshopatelier en tijdelijke overnachtingsmogelijkheden. De werkplaats wordt gerund door iemand die net is afgestudeerd aan de Hogeschool.
Onderhandelingen voor een werkplaats in de stadsrand van Deventer zijn vergevorderd en de derde werkplaats zal waarschijnlijk komend najaar geopend worden in Kunming, China, want de transformatieprocessen op het Chinese platteland lijken sterk op die in Nederland.

Van turfvaart naar toervaart

Annerveenschekanaal ligt in de Gronings-Drentse Veenkoloniën, een regio waar veel gebeurt op het gebied van plattelandsvernieuwing. Na een onderzoek van de commissie Hoekstra in 2001 naar de problemen van de streek en mogelijke oplossingen daarvoor, hebben de betrokken overheden de ‘Agenda voor de Veenkoloniën’ opgesteld. Daarin is een nieuwe koers voor de regio uitgezet die vertaald wordt in concrete projecten.
Een hoge prioriteit op deze agenda heeft het herstel en de functieversterking van de veenkoloniale waterwegen. Het kanalenstelsel vormde eens de bloedsomloop van de veenkoloniale economie. Nog steeds vormt het de basisstructuur van het landschap en voor de bewoners is het ‘daip’ (Gronings voor diep of kanaal) het merg van het emotionele landschap. Voor het nog bestaande kanalenstelsel tussen Erica in Zuidoost-Drenthe en het Zuidlaardermeer is intussen een revitaliseringprogramma opgesteld. Men wil onder de naam ‘Van Turfvaart naar Toervaart’ de kanalen niet alleen restaureren maar ook weer bevaarbaar maken voor de recreatievaart, te beginnen met de vaarverbinding vanaf Bareveld via Eexterveenschekanaal, Annerveenschekanaal en Kiel-Windeweer naar het Zuidlaardermeer. Deze verbinding moet op 1 januari 2008 gereed zijn.
Toen duidelijk werd dat het Grevelingskanaal (het Daip) in Annerveenschekanaal een spil zou zijn in de vernieuwde vaarverbinding, lieten de dorpsbelangenorganisaties van Eexterveenschekanaal/Bareveld en Annerveenschekanaal weten dat zij aan de slag wilden met een dorpsvisie en een lokaal ontwikkelingsprogramma. De gemeente Aa en Hunze en de Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe (BOKD) zijn hier op in gesprongen met een project dat ‘Daip’ heet. Het project behelst een onderzoek naar opvattingen van bewoners over hun dorp en een onderzoek naar het zogenoemde collectieve geheugen. Ook zullen lokale initiatieven die verband houden met de herinrichting en restauratie van het Grevelingskanaal worden geïnventariseerd.
Uiteindelijk moet er een ruimtelijke ontwikkelingsvisie komen, bestaande uit een cultuurhistorische ontwikkelingskaart, een visie op mogelijke woonlocaties, op het gebruik van water en op restauratie- en revitalisatiemogelijkheden. Het project Daip zal als voorbeeld dienen voor soortgelijke participatieve processen in andere delen van de Veenkoloniën.

Gevoelige snaar

Daip is het eerste project dat helemaal in de werkplaats wordt uitgevoerd. In september begon een groep studenten uit Deventer in Annerveenschekanaal met het uitvoeren van de eerste fase. Ze werkten samen met de gemeente Aa en Hunze, met docenten en bewoners en werden begeleid door experts van de BOKD. Met behulp van beproefde instrumenten zoals historische excursies, huiskamergesprekken, foto-opdrachten en een enquête is in het najaar van 2004 de opvatting van bewoners over hun omgeving en de toekomstige ontwikkelingen zo veel mogelijk boven water gehaald. De nadruk lag hierbij op cultuurhistorische aspecten die de bewoners waardevol vinden.
In januari is het werk van de eerste groep studenten overgedragen aan vierdejaars studenten van de opleiding Tuin- & Landschapsinrichting te Velp. Zij maken een cultuurhistorische kaart op basis van de resultaten van de eerste fase van het project en zullen de ruimtelijke ontwikkelingsvisie verder in de steigers zetten. Tijdens ‘schetsdagen’ in de ruimtes achter de kerk kunnen de bewoners ook nu weer optimaal hun mening en ideeën inbrengen. Het architectenbureau DAAD uit Beilen begeleidt dit deel van het onderzoek.
Binnenkort begint een volgend project in de nabije omgeving van Annerveenschekanaal: het Belvedereproject ‘Kleine Oude Stadshavens’, waarin samen met bewoners de cultuurhistorische waarden van haventjes in de Veenkoloniën worden onderzocht. Deze kennis kan worden gebruikt bij herontwikkeling van de oude stadshavens.
In de nabije toekomst gaan nog meer projecten in de werkplaats naast elkaar lopen. Studenten en docenten raken op die manier meer en meer los van het onderwijsgebouw en komen in contact met deskundigen, denkers en plattelandsvernieuwers uit de werkelijkheid. Zo ontwikkelen ze een gevoelige snaar voor de rurale dynamiek.