Onlangs verscheen het zoveelste fotoboek over Drenthe. Pagina’s vol met fraaie, sfeervolle plaatjes van allerlei locaties en bouwwerken in deze provincie die de indruk wekken dat er hier slechts schoonheid te vinden is.

Onlangs verscheen het zoveelste fotoboek over Drenthe. Pagina’s vol met fraaie, sfeervolle plaatjes van allerlei locaties en bouwwerken in deze provincie die de indruk wekken dat er hier slechts schoonheid te vinden is (zie de recensie op pagina 46, red.). Bestuurders en recreatieondernemers zijn blij met dit soort uitgaven, want zij doen dagelijks hun best om de Drentse idylle in stand te houden en iedere bijdrage daaraan is van harte welkom, want het gaat niet goed. De Olde Landschap zakt al enkele jaren in de overnachtingen top-tien en daar moet wat aan gedaan worden. Drenthe moet weer beter verkocht worden en landschappelijke schoonheid ligt goed in de markt. Er is echter ook een Drenthe dat men liever niet ziet, waar geen fotoboeken over gemaakt worden en waar diezelfde bestuurders die de provincie graag zien als een toeristisch wingewest verantwoordelijk voor zijn. En dat andere Drenthe rukt op.
Directeur Eric van der Bilt van de Stichting Het Drentse Landschap legde onlangs op een symposium ter gelegenheid van het zeventig-jarig bestaan van zijn stichting genadeloos de vinger op de zere plek. Overheden en architecten verkwanselen de schoonheid van Drenthe, aldus Van der Bilt en hij heeft gelijk als hij zegt dat de provincie opgezadeld wordt met veel ‘godvergeten lelijkheid’. Het kost geen moeite voorbeelden te noemen van verloedering. Oude dorpskernen werden omgebouwd tot foeilelijke en van schreeuwerige reclame voorziene winkelcentra. Campings die qua opstelling van stacaravans meer weg hebben van asielzoekerscentra zoals die de laatste jaren uit de grond zijn gestampt, krijgen nota bene permissie om nog meer onderkomens te realiseren. Keuterboerderijtjes worden vervangen door Zweedse prefabbouw. Op nieuw ontwikkelde landgoederen worden wanstaltige landhuizen gebouwd op plekken waar vóór de landgoedhausse elke bouwactiviteit ten strengste verboden was. Nieuwe woonwijken bij dorpen hebben soms geen enkele samenhang meer met het oude dorp. Megalomane ondernemers krijgen toestemming om op zogenoemde zichtlocaties in het buitengebied bedrijfspanden neer te zetten die uit volstrekt fout materiaal zijn opgetrokken en voorzien zijn van storende lichtreclames, en op boerenerven rukken golfplaat en damwandprofiel in hoog tempo op.

Hoe komt het toch dat zich naast die boekenschoonheid steeds meer lelijkheid opdringt? En dat ondanks al die bestuurlijke beleidsvoornemens in nota’s en notities. Eén van de oorzaken is het gebrek aan sturing, aan regie. In het vorig jaar door het provinciaal bestuur van Drenthe vastgestelde provinciale omgevingsplan wordt veel beslissingsbevoegdheid bij de gemeentebesturen neergelegd. Dat moet kunnen, is de redenering op het provinciehuis, want met de gemeentelijke herindeling is de kwaliteit van die gemeentebesturen alleen maar toegenomen. En dus gaf men de regiefunctie op verschillende beleidsterreinen voor een deel uit handen, zoals minister Dekker van VROM dat inmiddels ook heeft gedaan met het rijksbeleid in de Nota Ruimte.
Op de gemeentehuizen bewijst men echter regelmatig dat er niet verder gekeken wordt dan de eigen gemeentegrens, terwijl van de provincie nou juist een integrale visie op langere termijn verwacht mag worden waarbij het grotere algemene belang prevaleert boven beperkt gemeentelijk eigenbelang. Bestuurders pleiten in fraaie termen voor rust en ruimte om daarmee de eigen inwoners, maar vooral ook de recreanten te gerieven. Ondertussen werken ze tegelijkertijd hard aan beleid waardoor het Noorden in hoog tempo zo veel mogelijk op de Randstad moet gaan lijken. Is dat de enige wijze waarop je je als bestuurder kunt profileren?

Terug naar Eric van der Bilt. Hij vroeg zich op genoemd symposium hardop af waarom er altijd ruimte is voor nieuwerwetse lelijkheid van architecten die niet openstaan voor traditie, en of het kapitaal niet te bepalend is voor de keuzes die de overheid maakt. Bij dezelfde gelegenheid zei gedeputeerde Alie Edelenbosch dat het een goede zaak zou zijn als er een lijst opgesteld wordt van architecten die hebben bewezen met gevoel en begrip voor de harmonie van het Drentse landschap te kunnen ontwerpen. Opdrachtgevers zouden daar dan uit moeten putten. ‘Maar ik vraag me wel af of dat haalbaar is’, voegde ze er in één adem aan toe om vervolgens nog op te merken dat er niet al te veel van de provincie verwacht moet worden. ‘Er wordt ons vaak te veel macht toegedicht’, aldus Edelenbosch.
Op zo’n moment begrijp ik er helemaal niets meer van. Het wordt tijd voor een ander soort boek. Een publicatie waarin de oprukkende verloedering van Drenthe treffend in beeld wordt gebracht met in de toelichtende teksten wie waarvoor uiteindelijk de finale toestemming heeft gegeven. Misschien dat belangrijke beleidsmakers dan schrikken van wat ze zien en eindelijk gemotiveerd raken om er wat aan te doen. Hoeven ze ook niet wakker te liggen van die zorgelijke overnachtingen top-tien. Is het raar dat ik wél wat van die provincie verwacht? Daarom heb ik toch bij de laatste verkiezingen gestemd! X