Jan Klompsma (Middelstum, 1928) was werkzaam bij de RONO, directeur van de VPRO, bankdirecteur op Schiermonnikoog en schrijver van Gronings-talige liederen en verhalen. In de oorlog woonde hij in Middelstum aan de Grachtstraat, waar zijn vader huisarts was.

Jan Klompsma (Middelstum, 1928) was werkzaam bij de RONO, directeur van de VPRO, bankdirecteur op Schiermonnikoog en schrijver van Gronings-talige liederen en verhalen. In de oorlog woonde hij in Middelstum aan de Grachtstraat, waar zijn vader huisarts was. Middelstum had toen bijna 2800 inwoners, onder wie elf joden. Op de lagere school zat Jan in de klas bij Betsy van Haren, een joods meisje. Haar vader had een slagerij. Na schooltijd speelden ze vaak samen. ‘Ik herinner me nog dat ik vaak met haar schaatste op de ijsbaan, want het was een mooi en lief meisje.’
Na de lagere school ging Jan Klompsma naar het gymnasium in Groningen en Betsy ging ook naar een vervolgopleiding in Groningen. De meest emotionele plek uit de oorlog voor Klompsma is de Grachtstraat in Middelstum. ‘1942, ik was veertien, en liep naar huis. Plotseling zag ik een blauwe bus van de Marnedienst door de straat rijden en daarin zat Betsy en ze wuifde naar me. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Naast haar zat de plaatselijke veldwachter die haar in opdracht van de Duitsers had opgepakt. Op dat moment wist ik dat ik Betsy nooit meer terug zou zien.’
In een boekje over de school in Middelstum waar Jan Klompsma ook aan meegewerkt heeft, staan veel foto’s. Jan wijst Betsy aan op een klassenfoto uit 1937, genomen tijdens een schoolreisje. Hij is zichtbaar ontroerd. Het is een meisje met een egaal gezichtje en een middenscheiding in het haar. Jan staat op dezelfde foto. ‘Wij wisten toen dat de Duitsers weinig goeds met de joden voor hadden, maar van de vernietigingskampen was ons toen nog niets bekend.’ Betsy werd afgevoerd naar Westerbork en vandaar is ze getransporteerd naar Auschwitz, waar ze is vergast.
In het boekje over de school schrijft Jan Klompsma: ‘Betsy had een maandkaart voor de bus. Als de kaart vol was kon je er een gulden statiegeld voor beuren. Bij vertrek uit het dorp gaf Betsy haar kaart aan de conductrice, zeggende: ‘Die gulden is voor jou, de kaart zal ik wel niet meer nodig hebben.’
De naam van Betsy van Haren is samen met die van haar ouders en andere joden gegraveerd op een steen van een monumentje op het Concordiaplein te Middelstum.