‘Komt er wat in?’ vraagt een vrouw. Samen met Nienke van Kampen (16) tuur ik door het hekwerk dat om de met onkruid begroeide speelplaats van haar vroegere basisschool is gezet. Het vroegere gebouw van de Burgemeester Thalenschool in Akkrum (Fr.) op de hoek van de Sinnebuorren en het Boerepaed staat al een tijdje leeg en dat is te zien ook. Kennelijk worden we voor gegadigden aangezien want de vrouw herhaalt, terwijl ze langzaam haar boodschappen uit de auto haalt, haar vraag: ‘Komt er wat in?’

‘Een leuke school was het, zo midden tussen de woonwijken. Gezelliger dan het huidige gebouw. Dat staat aan de Ombocht, helemaal aan de rand van het dorp. Hier heb ik ook nog drie jaar les gehad toen ik op de mavo zat. Allemaal jeugd uit Akkrum. Kleine groepjes, je kende elkaar. Samen met mijn vriendin Sanne ben ik naar de mavo gegaan.
Ik ben helemaal niet zo’n studiebol maar toen we nog hier in het dorp zaten, ging het heel vlot op school. Ik ben dyslectisch. Me op mijn gemak voelen op een school is belangrijk voor me. De grote verandering was toen ik voor de vierde klas naar Grouw moest. Verschrikkelijk vond ik dat. Grote klassen. Je verdronk. Ik had ineens helemaal geen zin. Maar ik heb het toch gehaald.
Met Sanne heb ik vanaf mijn twaalfde op kinderen gepast. Ik heb ook het huishouden bij het beheerdersgezin van Jachthaven-Oost gedaan. Later weekendwerk in Terherne, vijf kilometer van hier. Ik begon in het Kameleonmuseum. Achter de kassa in de molen. Warm, benauwd en druk. De verdiensten waren niet geweldig. Drie euro bruto maar. Tegenwoordig werk ik in de bediening bij een eetcafé. Ieder weekend tot tien uur ’s avonds. Vijfentwintig euro brengt dat op! Aan het eind van de bouwvak wordt ook nog eens de fooienpot verdeeld. Ik kan niet goed uitleggen waarom, maar Terherne is knusser dan Akkrum. Iedereen kent elkaar.
Ik logeer in het weekend samen met mijn broer bij mijn vader, die in Terherne woont. Anja Leemburg, mijn beste vriendin, woont er ook. Zij werkt in een cafétaria. Als ik rond half elf klaar ben met mijn werk in het eetcafé, kan ik bij haar douchen. Meestal gaan we daarna met de laatste bus naar de Treemter, een discotheek in Grouw. Gelukkig is het daar niet megagroot en ze draaien aardige muziek, niet van die keiharde beats.
Ik moet alles doen van wat ik bijverdien, krijg geen kleedgeld van thuis. Alles is belachelijk duur tegenwoordig, vind ik. Een merkbroek, tachtig euro! Voor dat bedrag kan ik in de uitverkoop vier broeken kopen. Ik ruil veel met vriendinnen. Meestal merken als Scooter en For Sale. Nu draag ik ook iets van Anja.
Mijn moeder werkt als verpleegkundige op de recouverafdeling van de Tjongerschans in Heerenveen. Ze is hertrouwd en heeft nog twee kinderen gekregen. Daarvoor waren we al met zijn drieën. Mijn broer Jelle is de oudste, hij is achttien. Daarna kom ik. Dan Maaike, mijn zusje van veertien. Maaike en ik passen, als mijn moeder er niet is, zo’ n beetje op de twee jongsten. Silke is vier en Sente is net in augustus één geworden. Die is nu ’s nachts in een huilfase.
Ik vind het vaak heel druk thuis. Om half negen lig ik al in bed. Dat moet ook wel, want iedere morgen moet ik er voor zes uur uit. Eerst Jubus, onze Husky uitlaten, dan de trein in naar Zwolle. Ik doe daar een mbo-opleiding, Reclame, Presentatie en Communicatie.
Ik heb altijd goed kunnen tekenen. Kinderen die echt poepgoed zijn, gaan dan direct naar de kunstacademie. Misschien dat ik na deze opleiding wel naar Minerva wil. Wat ik nu doe, is in ieder geval praktischer.
Zwolle was voor mij een nog grotere omschakeling dan toen ik van Akkrum naar Grouw moest. Op mijn nieuwe opleiding moet je alles zelf uitzoeken. Een tutor helpt je wel op streek en voor het gemak wordt de stof in modules van een week opgedeeld. Maar voor de rest komen de leraren niet naar jóu toe. Durf je hen niet aan te spreken, dan heb je pech gehad!’

Trefwoorden