De horeca- en recreatieondernemers heeft zich verenigd onder de koepel Toeristisch Recreatief Drenthe (TRD) en een ‘aanvalsplan’ opgesteld, waar een reclamebureau ‘handen en voeten’ aan moet gaan geven. ‘Kom op verhaal in Drenthe’ wordt de nieuwe slogan.

Denkend aan Drenthe ziet de toerist schaapskudden over een hei gaan, rijen kletsnatte fietsers schuilend langs een bospad staan, en Bartje natuurlijk, die niet bidt voor brune bonen, het ondeugendste wat ooit heeft plaatsgevonden in Drenthe. Saai dus, oubollig, braaf en kneuterig. Dat zijn dan ook precies de trefwoorden die toeristen noemen als horeca- en recreatieondernemers hen vragen wat ze van Drenthe vinden.
Dat moet anders. En daarom hebben de horeca- en recreatieondernemers zich verenigd onder de koepel Toeristisch Recreatief Drenthe (TRD) en een ‘aanvalsplan’ opgesteld, waar een reclamebureau ‘handen en voeten’ aan moet gaan geven. ‘Kom op verhaal in Drenthe’ wordt de nieuwe slogan. Want de toerist moet, denkend aan Drenthe, vooral verhalen zien en ervaren. Verhalen over hunebedden en grafheuvels, armoede, veenarbeiders, verhalen over ‘witte wieven’ op de hei.
Ook Groningen is onderzocht. Gevraagd naar hun favoriete vakantiebestemming in eigen land plaatste een representatief te nemen groep Nederlanders de provincie Groningen op de voorlaatste plaats, nog net voor Flevoland. Saai noemen ze het landsdeel, en rustig, veilig en schoon. Maar ook ver weg, zodat je je toch moet afvragen of de slogan ‘Er gaat niets boven Groningen’ wel altijd in figuurlijke zin begrepen wordt.
Dat moet anders. En daarom wil het provinciaal bestuur met de toeristische sector een promotie- en marketingcampagne beginnen die een ‘eigen, specifiek Gronings imago op de kaart moet zetten’. Stad en Ommelanden moeten daarin veel meer dan tot nu toe als ‘één product’ aan de man gebracht worden. Vooral de Ommelanden missen een imago dat zo vanzelfsprekend is als dat van Friesland met zijn watersport en het wandelen en fietsen in Drenthe. De provincie heeft er jaarlijks 250.000 euro voor over om het bureau Marketing Groningen te laten doen wat zijn naam zegt.
Hoewel Friesland in een onderzoek van de Rabobank een provincie met veel toeristische potentie wordt genoemd – nu al gaat er jaarlijks 1,1 miljard euro om in de sector – is ook daar niet alles botertje tot de boom. Het kan beter. Dus moet het anders, en wel bij de Friezen zelf om te beginnen. Die moeten assertief worden, het niet ‘bêst genoch’ vinden zoals hun land tot nu ‘in de markt gezet wordt’. Het moet met ‘meer emotie’, zegt Paul van Gessel, directeur van Fryslân Marketing. Lees mee op www.beleeffriesland.nl: ‘Meren om van te watertanden. Boerderijen lijken bijna verlaten in een groene zee waar koeien en paarden rustig hun gras verorberen. Golfjes kabbelen bijna kalmerend tegen de oevers. Zeilbootjes schieten over het uitgestrekte meer op zoek naar wind die zij in hun zeilen proberen te vangen. Motorboten, klein en groot, tuffen langs. Hun vlaggen staan fier op de achtersteven gepland (sic!). Op weg naar bruisende stadjes of stille natuurlijke plekjes.’
Na het failliet van het gemeenschappelijk optreden in het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme is het natuurlijk geen toeval dat min of meer tegelijkertijd elk van de drie provincies een nieuw wijsje in zakenmannentaal aan het pijpen is.
Maar wat te denken van de voormannen van het noordelijke ondernemersdom die de een na de ander toerisme en recreatie aanprijzen als hét speerpunt van de noordelijke economie. De heren Wind (Kamer van Koophandel), Boelsma (MKB- Noord) en Migchelbrink (NOM) waren het op een door de VVD in Heerenveen georganiseerd rondetafelgesprek zeer met elkaar eens dat forenzen en toeristen de panacee waren voor de economische misère in het Noorden des Lands. Met instemming werd oud-burgemeester Hartkamp van Sneek aangehaald: ’Wat is er tegen als zij daar (in de Randstad) werken, maar bij ons hun geld uitgeven?’
Nu ook de regering middels de Nota Ruimte van de minister van VROM in Friesland geen toekomst ziet voor economische kernzones, zou Friesland Toscane tot voorbeeld moeten nemen, meende Migchelbrink van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. De Toscanen weten de toerist op de juiste manier te plezieren. De Friezen daarentegen vinden Friesland veel te gewoon, terwijl ook hier veel cultuurgeschiedenis aanwezig is. Volgens het verslag in de Leeuwarder Courant viel Wind van de Kamer van Koophandel de NOM-man enthousiast bij: ‘We laten ons daar (in Toscane) rondleiden door een olijfoliefabriek, maar vergeten hier zo iets te regelen voor onze mosselsector.’ Boelsma van het Midden- en Klein Bedrijf noemde het met de sector ‘ho-pe-loos gesteld zolang er hier met slecht weer niks te beleven valt’. Migchelbrink: ‘In foldertjes zie je Friesland altijd met mooi weer. Maar wat gebeurt er met een toerist die zes uur rijdt om hier te komen? Die ziet dat het regent, zuipt zich een stuk in zijn kraag en rijdt met de pest in terug naar huis. Dat moet anders.’
Omstreeks dezelfde tijd trok hoogleraar De Roo (planologie) de aandacht met zijn pleidooi voor een economie van rust en ruimte volgens het Center Parcs-ontwikkelingsmodel in Noord-Nederland. ‘Het aantrekken van nieuwe industriële vestigingen is vooral hopen tegen beter weten in. De landbouw is op zijn retour, waardoor er grond vrijkomt voor de woningmarkt – en die moet de aanjager van de regionale ontwikkeling worden.’ Daar deed vervolgens NOM-directeur Migchelbrink weer een schepje bovenop door de noordelijke bestuurders te attenderen op de ‘rijke vijftig-plus-markt’, die veel werkgelegenheid zou kunnen opleveren. En daarom moet ‘het Noorden eendrachtig de immigratie van kapitaalkrachtige vijftigplussers steunen’, zei hij.
Zoveel stemmen met dezelfde boodschap, daar moet een strategie achter zitten.

Trefwoorden