We zijn in Nederland recentelijk verlost geraakt van een grote angst: de angst om verspreid te bouwen, anders gezegd: te bouwen in het open landschap. Het (beleids)taboe om hardop te zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen ook daar moeten kunnen plaatsvinden, is verdwenen. Het is echt uit de mode om je druk te maken over ongecontroleerde verstedelijking.

We zijn in Nederland recentelijk verlost geraakt van een grote angst: de angst om verspreid te bouwen, anders gezegd: te bouwen in het open landschap. Het (beleids)taboe om hardop te zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen ook daar moeten kunnen plaatsvinden, is verdwenen. Het is echt uit de mode om je druk te maken over ongecontroleerde verstedelijking. De prins van Oranje, die in het verlengde van zijn belangstelling voor water ook warmloopt voor de ruimtelijke ordening van ons koninkrijk, zei het laatst zelf op televisie: we moeten de boel ‘niet op slot gooien’ (een verfrissende variant op het in de volksmond tot vervelens toe gebezigde ‘niet op slot zetten’).
In dezelfde Netwerk-uitzending zag ik minister Dekker van VROM haar Nota Ruimte toelichten. Gehuld in een knalroze mantelpak klom ze volmaakt symbolisch over boerenhekken in het Groene Hart. De remmen los, lijkt het nieuwe adagium. Go!

Gelukkig zegt er ook iemand ho. De VROM-raad. Dit adviesorgaan van de regering is vorig jaar on tour geweest door het hele land, tot in uithoeken als het Friese Wetsens. Gezien het liberalere ruimtelijke klimaat dat heerst sinds Balkenende 1, wilde de raad weleens weten wat ‘stemmen in de regio’ te melden hadden over zin en onzin van ‘buiten bouwen’.
Werkbezoeken, debatsessies met architecten, woningmarktdeskundigen, burgers en bestuurders plus een grondige literatuurstudie leverden een informatieve analyse en een verstandig advies op, wat ik ook wel verwacht had van een raad die wordt aangevoerd door landschapsarchitect en sinds kort Rijksadviseur voor het Landschap Dirk Sijmons.
De beslist niet als conservatief bekend staande Sijmons – hij pleitte in een van zijn geschriften bijvoorbeeld voor het hervinden van ‘het plezier in de maakbaarheid van de topografie’ – presenteerde het advies eind mei op een bijeenkomst in Den Haag. Er spreekt een prettig soort terughoudendheid uit dit advies. Tegen de tijdgeest in wordt over bouwen in het buitengebied gezegd: niet aan beginnen, behalve als er sprake is van een goed bouwinitiatief dat tevens groene investeringen met zich meebrengt. En in bepaalde gebieden moet het gewoon ‘neen’ blijven, zei Sijmons een beetje streng.

Een interessante bevinding van de raad is dat de behoefte om in het open landschap van alles en nog wat te ontwikkelen niet zo groot is als wel wordt beweerd. Het is niet waar dat tienduizenden (rand)stedelingen klaar staan om naar het landelijk gebied te verhuizen, verzekerde Sijmons. Veel mensen die ‘landelijk’ willen wonen zijn tevreden met ‘semi-rurale kenmerken dichtbij de stad’. De vraag komt bovendien voor een groot deel uit landelijke woonmilieus zelf en uit de eigen regio.
Exclusieve vormen van buiten bouwen/wonen, zoals nieuwe landgoederen, zullen ook geen hoge vlucht nemen, omdat hiervoor nauwelijks tot geen kopers te vinden zijn, stelde de raad vast.
En ‘nieuwe dorpen’ dan, bij wijze van totaaloplossing voor de problemen van de plattelandssamenleving? In Friesland hoorde de VROM-raad een dringende oproep géén nieuwe dorpen te bouwen. Want een nieuw dorp zou parasiteren op de bestaande kernen, en in een economisch fragiele regio is dat natuurlijk link. Vul in gebieden waarvoor geen grote woningbouwopdracht geldt daarom liever de gaten in dorpen en stadjes op, of smeer nieuwbouw uit tussen bestaande buurdorpen, zegt de raad.

Vanuit de vraagkant bekeken is er dus geen dringende noodzaak om nu eens even op royale schaal buiten te gaan bouwen, althans: de behoefte verschilt sterk van regio tot regio. Dat neemt niet weg dat bouwen in open gebieden soms mogelijk moet zijn. Eeuwenlang is er buiten gebouwd en dit heeft het karakter van onze landschappen medegevormd, schrijft de VROM-raad. Dat er begin twintigste eeuw angst ontstond voor onbegrensde suburbanisatie was niet voor niets. Op die angst volgde een restrictief beleid, bedoeld om zorgvuldig met het landelijk gebied om te gaan. ‘Het beleid bleef echter erg aan de veilige kant en kon daardoor geen goede begeleiding bieden aan het buiten bouwen dat feitelijk (toch) plaatsvond’.
De raad juicht het dan ook toe dat het taboe nu is opgeheven. Maar het is wel nodig, aldus Sijmons cum suis, dat er wordt ‘gestuurd op kwaliteit’. Zodat buiten bouwen het open landschap niet aantast maar duurzaam verrijkt. Daarom beveelt het adviesgezelschap een genuanceerd ‘nee, tenzij’-regime aan, in plaats van de ‘ja, mits’-opstelling, waar minister Dekker in gelooft. Zij vindt weliswaar ook dat bebouwing van het buitengebied ‘landschappelijke kwaliteit moet toevoegen’, maar een garantie dat er niet toch wordt aangerommeld biedt de Nota Ruimte niet. Het hangt er van af hoe kieskeurig provincies en gemeenten zijn. Meer vertrouwen wekt het voorstel van de VROM-raad om voor ‘lage-drukgebieden’ zoals het Noorden de provincie de kwaliteit van elk plan vooraf te laten toetsen. Op basis van een eenvoudig stelsel van vereisten zou een commissie bestaande uit (historisch) geografen, ecologen, economen en (landschaps)architecten advies moeten uitbrengen aan de politiek.
De VVD-minister heeft de ideeën van de raad niet overgenomen. Ze stelt de individuele vrijheid om groen te wonen voorop. Toch kan ik iedereen aanraden de analyse en de aanbevelingen na te lezen, op www.vromraad.nl. Als u Noorderbreedte uit heeft. Want ondertussen schimmelen in Noord-Nederland de dorpen doodleuk door. <