Ten oosten van het Drentse esdorp Oosterhesselen ligt het bijna 250 hectare tellende natuurgebied De Klencke. Natuurmonumenten heeft het grootste deel hiervan in bezit.

De Klencke bestaat uit een en afwisselend landschap en is in meerdere opzichten een bijzonder gebied. Er zijn celtic fields aangetroffen, kleine omwalde prehistorische akkertjes uit de late bronstijd en vroege ijzertijd. Ook een grafheuvel uit de ijzertijd is er gevonden, evenals Romeinse aardewerkscherven uit het begin van de jaartelling. Reeds voor de dertiende eeuw is het huis De Klencke gesticht op de overgang van heidevelden en bossen enerzijds en het beekdal van de Westerstroom en het Drostendiep anderzijds. Rond de havezate is in de achttiende eeuw een landschap ontstaan met een landgoedkarakter, bestaande uit loofbos, doorsneden door rechte lanen en paden, en afgewisseld met landbouwgronden.
Er komen 76 vogelsoorten en zes soorten vleermuizen voor. Bij het beheer streeft Natuurmonumenten naar herstel en ontwikkeling van het cultuurhistorische landschap met de daarbij behorende natuurwaarden. In het kader van de ruilverkaveling Mars- en Westerstroom krijgt Natuurmonumenten steeds meer beekdalgraslanden in beheer.

Havezate

De Klencke is een gehuchtje dat zo’n twee kilometer ten oosten van Oosterhesselen ligt. Het is tevens de naam van de havezate. Het woord klencke (ook wel klinge of klang) betekent waarschijnlijk ondiepe plek in een rivier. Het gehucht en de havezate liggen in de bocht van het Drostendiep (geheel rechts op de foto), de havezate is het huis dat geheel rechts in het midden zichtbaar is. Het terrein waarop het huis ligt, is omgeven door een gracht. Het gebouw is eeuwenlang bewoond geweest door de familie Clenk (ook Clinke genoemd); de naam Clinke komt al voor in geschriften uit 1210. Gerrit Clenke, die omstreeks 1460 het huis in eigendom had, liet een watermolen bouwen aan het Drostendiep voor het malen van koren. Op 8 maart 1698 werd De Klencke bij Besluit van Ridderschap en Eigenerfden opgenomen als een van de achttien erkende havezaten van Drenthe.
Een havezate is een landhuis van een edelman die verschillende rechten bezat, zoals het jachtrecht, het visrecht, het markerecht en het collatierecht. Dit laatste is het recht om een onderwijzer te benoemen en iemand ter benoeming tot pastoor of dominee voor te dragen.
Tijdens een verbouwing in 1760 kreeg het huis zijn huidige vorm. De twee torens die het huis bezat verdwenen en aan het hoofdgebouw kwamen twee zijvleugels die haaks op het huis stonden. In 1792 kwam de havezate in bezit van baron Haro Caspar von Inn und Kniphausen en door huwelijk met zijn dochter van jonkheer Derk van der Wijck.

Bordeel en tehuis voor meisjes

In 1930 kwam er na een verbouwing een jeugdherberg in en een tehuis voor de Jeugdbond voor onthouding van alcoholische dranken. In de crisisjaren werd het gebruikt door werklozen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende het enige tijd als bordeel. In 1948 werd het verbouwd door het Ministerie van Maatschappelijk Werk voor meisjes uit asociale gezinnen, en daarna werd het achtereenvolgens een conferentieoord, een lagere landbouwschool en een vormingscentrum van de Hervormde Kerk.
De familie Van der Wijck vermaakte het landgoed in 1961 bij legaat aan Natuurmonumenten. In 1977 is het huis grondig gerestaureerd en teruggebracht in de toestand van 1760. Nu wordt het pand bewoond door een particulier.

Heerlijk geboomte

Aanvankelijk bestond het grootste deel van het landgoed uit heide die gebruikt werd voor de schapenteelt. Heideplaggen werden gestoken voor mestbereiding en als brandstof. Een enkele keer werd de heide gemaaid voor veevoer in slechte tijden. Aan de begin van de negentiende eeuw nam de vraag naar brandstof toe. Dit uitte zich ook op het landgoed in de aanplant van bossen van vooral eiken. Uit de schors van de eik kon men looistof winnen en met de handel hierin hadden de bewoners van De Klencke een aardige bijverdienste. Door de invoering van kunstmest rond 1930 en de import van Australische wol werd het Drentse heideschaap overbodig. Dat betekende voor de niet tot het landgoed behorende heide dat deze werd ontgonnen tot bouw- en weiland. Het Klenckerveld met zijn vennen bleef voor ontginning bespaard en wordt sinds 1974 begraasd door Drentse heideschapen en runderen. Dit gebied is duidelijk zichtbaar aan de linkerkant van de foto.
Het bebossen van het landgoed gebeurde ook al in het midden van de negentiende eeuw. ‘Het heerlijk geboomte, waaraan door den eigenaar een bijzondere zorg besteed wordt, trof bijzonder onze aandacht’, aldus drie Podagristen (wandelende dominees) in 1843. ‘Fraai zijn de lanen van reusachtige eiken en beuken, die van verschillende zijde op ’t huis uitloopen en in wier lommer hier en ginds de nederige woningen der meijers (pachters) liggen verscholen. De werkzame bewoner der havezathe zet nog aanhoudend zijn plantsoen voort. De heidegrond, tot de marke van de Klencke behorende, wordt nog telken jare door hem met dennen en andere boomsoorten bepoot, en belooft, na verloop van tijd, een rijke aanwinst voor de fraaiheid en ’t natuurschoon van ’t landgoed.’
Vlakbij de havezate ligt de Hovinghoeve, een in 1976 gerestaureerde boerderij. Ten zuiden van de havezate bevindt zich het oude tolhuis (op de foto iets rechts van het midden), een prachtig Drents boerderijtje waar sinds 1976 de boswachter woont. <