De onlangs tachtig jaar geworden maar nog immer actieve bioloog-archeoloog Tjalling Waterbolk heeft de bekende vervalsingsaffaire-Vermaning veertig jaar na dato van zich afgeschreven in een autobiografisch boek. Een terugblik op de zaak en de reactie van drie ‘Waterbolk-kenners’ op diens opmerkelijke publicatie.

‘Wetenschap blunderde’, kopte de Drentsche en Asser Courant op 21 oktober 1965 en daarmee was een affaire geboren. Grasmaaimachineslijper en amateur-archeoloog Tjerk Vermaning had op een akker in het Drentse Hoogersmilde vuistbijlen en andere werktuigen uit het stenen tijdperk gevonden en daarmee de vaderlandse geschiedenis met maar liefst 70.000 jaar uitgebreid. Maar de Nederlandse wetenschap had zijn vondst stil gehouden ‘om er zelf internationale triomfen mee te vieren’, meldde de krant.
Nu, bijna veertig jaar later, haalt de prof. dr. H.T. Waterbolk deze krantenregels nog eens op in zijn boek Scherpe stenen op mijn pad. Het waren heel pijnlijke zinnen voor de Groningse emeritus-hoogleraar, die hem tot de dag van vandaag achtervolgen. Want het verwijt dat archeologische wetenschappers over de ruggen van amateur-onderzoekers mooi weer spelen met historisch materiaal en de hardwerkende liefhebbers vanuit een ivoren toren behandelden, ging een lang leven leiden. Na dat eerste krantenstukje volgden er nog veel meer, met een toon die steeds heftiger werd. En zelfs bij de presentatie van het boek van de tachtigjarige Tjalling Waterbolk, onlangs in Anloo, bleek het vuur van kritiek nog niet geheel gedoofd – al is er van de supporters van Vermaning, die in de jaren zestig van de vorige eeuw een grote aanhang vormden, nog maar een klein, sektarisch clubje over.
In Scherpe stenen op mijn pad kan Waterbolk niet om de perspublicaties heen. Officieel wil hij in het boek ‘aan de hand van eigen ervaringen een beeld schetsen van de manier waarop het archeologisch onderzoek van de oude en middensteentijd in Nederland zich ontwikkelde van een vrijetijdsactiviteit van enkele liefhebbers tot een belangrijke specialisatie binnen de prehistorische archeologie, zoals die thans beroepsmatig aan universiteiten en bij musea en dienstverlenende instellingen worden beoefend’. Als rode draad door deze ontwikkeling loopt echter de zaak van de vervalste vondsten van Vermaning, waarbij Waterbolk als hoofd van het Biologisch-Archaeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit in Groningen (het BAI) nauw betrokken is geweest. In feite schrijft de nog immer actieve bioloog-archeoloog in zijn boek de affaire-Vermaning van zich af.
Collega’s, medewerkers van musea, juristen, politici en persmensen die bij de zaak betrokken zijn geweest, worden door Waterbolk, zoals hij in het voorwoord schrijft, aan een kritische beschouwing onderworpen. Ook zijn eigen rol stelt hij ter discussie, al vermeldt hij erbij dat hij de neiging om zichzelf te verdedigen ‘niet helemaal zal kunnen onderdrukken’.

‘Eerlijke vinder’

Tjalling Waterbolk werd geboren in Havelte, waar hij als schooljongen kennismaakte met de prehistorie dankzij de twee hunebedden daar. In 1954 volgde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen de legendarische prof. A.E. van Giffen op. Tot 1987 is Waterbolk werkzaam geweest als hoogleraar en in die tijd heeft hij een grote faam opgebouwd als bioloog, archeoloog en landschapsdeskundige. Toch heeft de affaire-Vermaning een enorm stempel gedrukt op zijn loopbaan, vooral door de manier waarop de pers ermee omging.
Hoewel de vondsten van de ‘steentjeszoeker’ in eerste instantie zijn beoordeeld door de conservator van het Drents Museum, J.D. van der Waals, en vervolgens door BAI-medewerker A. Bohmers, raakt Waterbolk in de zomer van 1965 direct bij de vuurstenen werktuigen betrokken. Bohmers, die één van de artefacten van Vermaning als echt heeft geaccepteerd en de man het advies heeft gegeven om vooral door te gaan met zijn gewroet in de aarde van Hoogersmilde, is opgepakt wegens ongeoorloofd wapenbezit en blijkt een akelig zwart oorlogsverleden te hebben. Hij wordt geschorst door de universiteit en een jaar later ontslagen. In het ontstane vacuüm ligt het voor Waterbolk voor de hand dat hij zich namens het BAI, samen met conservator Van der Waals, zal bemoeien met de vondst van Vermaning. Er wordt nog enig onderzoek gedaan op de locatie die Vermaning als ‘de vindplaats’ aanwijst, voorzover er nog iets te zien is in de door regenwater volgelopen en door de laarzen van Tjerk Vermaning en zijn vrouw Grada omgeploegde kuilen. Waterbolk en Van der Waals reizen af naar Keulen om de Duitse expert prof. H. Schwabedissen de stenen te laten bekijken. De provincie Drenthe koopt uiteindelijk de collectie-Hoogersmilde, beloont de ‘eerlijke vinder’ met 10.000 gulden en fêteert de amateur een jaar later zelfs met de Culturele Prijs van Drenthe.

Gevangenisstraf

Enige jaren later komt Vermaning met nieuwe vondsten, afkomstig uit Hijken. Bij nader onderzoek door de nieuwe conservator van het Drents Museum worden er enkele stukken ‘in ogenschijnlijk vaste grond’ aangetroffen. En ook die worden door de provincie aangekocht en krijgen een plaatsje in het museum in Assen; Vermaning ontvangt zelfs jaarlijks 12.000 gulden subsidie van het provinciaal bestuur. Als Waterbolk de Franse expert prof. F. Bordes in Bordeaux consulteert over de vondsten, rijst op basis van type en chronologie twijfel of de stenen uit de Hijken-collectie wel echt zijn. Niet lang daarna krijgt ook Waterbolks medewerker Dick Stapert, die als doctoraalstudent de opengevallen plaats van de ontslagen Bohmers heeft ingenomen, twijfels over de echtheid van de stenen.
Vermaning heeft dan al van de pers de vraag voorgelegd gekregen of hij niet eerder een eredoctoraat had verdiend in plaats van een cultuurprijs. En het Nieuwsblad van het Noorden vraagt zich reeds af waarom de vrijgevochten scharenslijper niet de wetenschappelijke stoel van Bohmers baan op het BAI heeft gekregen. Geregeld duiken in de pers berichten op over nieuwe vondsten uit het Midden-Paleolithicum door Vermaning. Inmiddels heeft student Stapert Waterbolk en Van der Waals ervan weten te overtuigen dat de voorwerpen uit Hijken vervalsingen zijn. Hij heeft dat neergelegd in een rapport dat mede door Waterbolk wordt ondertekend. Kort daarna houdt de politie Vermaning aan, doorzoekt zijn woonschip en neemt een groot aantal collecties in beslag. In de daaropvolgende rechtszaak wordt Vermaning een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd wegens oplichting. In hoger beroep wordt hij daarvan vrijgesproken, maar over de echtheid van de stenen spreekt het hof zich niet uit.
Waterbolk en Stapert laten het er niet bij zitten en demonstreren op het BAI de vervalsingen aan vakgenoten en studenten. Vermaning verzoekt de koningin om eerherstel en wil dat zijn vervolgers worden aangeklaagd. Personeel van het Drents Museum mag van het provinciaal bestuur niet meer met de pers over de affaire praten. Toch richt het museum een expositie in van de stenen van Vermaning, met een toelichting van het BAI én een van de met Vermaning sympathiserende Aktieve Praktijk Archeologie Nederland (APAN). Vermaning dient ondertussen tevergeefs een aanklacht wegens smaad in tegen Stapert en Waterbolk. Uit het kamp-Vermaning komen berichten over nieuwe vondsten, nu bij Eemster. Het Drents Museum koopt toch nog enkele voorwerpen van Veaning, het museum Blekershus in Drachten doet hetzelfde met Friese vondsten.

Weinig verheffend

Dick Stapert komt alle eer toe de vervalsing te hebben ontmaskerd, schrijft Waterbolk in zijn boek. ‘Het heeft lang, te lang, geduurd voordat men in vakkringen buiten Groningen van de juistheid van Staperts conclusies over de vervalsingen overtuigd raakte. Een enkeling is dat misschien ook nu nog niet en dat zal ik moeten accepteren.’ Volgens Waterbolk is de Leidse archeoloog Wil Roebroeks in 1990 de eerste geweest die zich in een gedrukte publicatie (De oermens in Nederland) heeft uitgesproken voor de juistheid
van Staperts conclusies dat de stenen van Vermaning niet echt waren. Vermaning overlijdt in 1987, maar de affaire ijlt nog jaren door.
Heeft Waterbolk er goed aan gedaan om zo uitgebreid over de zaak-Vermaning te schrijven? Eric van der Bilt, directeur van het Drents Landschap, vindt van niet. ‘Het is voor mij een affaire waar ik de kriebels van krijg. Het is zo’n weinig verheffende geschiedenis geweest. Ik wil er geen positie in innemen. Ik zal ook eerlijk bekennen dat ik het boek van Waterbolk niet gelezen heb, omdat ik de details niet wilde weten. Ik heb me er altijd buiten gehouden, dus nu ook. Ik ken Waterbolk als bestuurder van onze organisatie. Hij werd dat al in 1947 en is nog steeds erelid. Ik respecteer zijn grote geestelijke vermogens en zijn historische visie op het landschap. Maar ik betreur het dat hij de boel nu weer heeft opgerakeld. Het gevolg is dat er opnieuw venijnig naar hem wordt gekeken.’

Negatieve energie

De Leidse emeritus-hoogleraar Leendert Louwe Kooijmans heeft een andere kijk op het boek. ‘Iedere betrokkene geeft zijn mening, dus waarom hij niet? Waterbolk heeft vijftig jaar een prominente rol in de archeologie gespeeld, hij was een van mijn voorbeelden. Dat hij een egodocument schrijft, is zo gek nog niet. Het is een terugblik op zijn leven.’
Inhoudelijk heeft Louwe Kooijmans wel grote moeite met het boek. Hij noemt het ‘hom noch kuit’. ‘Het bevat geen mooie kritische analyse van de affaire-Vermaning. Het is ook geen autobiografie geworden, want die vervalsingzaak domineert veel te veel. Dat hield hem kennelijk enorm bezig, en dat heeft hem vast ontzettend veel negatieve energie gekost. Hij heeft de theorie uitgewerkt dat hij slachtoffer was van een complot, met weinig oog voor alternatieve opties. En wat ik mis – dat weet hij ook van mij, ik heb hem dat geschreven – is dat hij niet op een rijtje heeft gezet waaróm de vondstgroepen van Vermaning vals zijn. Had hij nu maar gewoon opgeschreven dat zuiver wetenschappelijk gezien de eerste vondstgroep van Hoogersmilde niet echt is, wie de vervalsing heeft gepleegd, en waarom er zo’n archeologisch rookgordijn omheen is getrokken. Dat is een verhaal dat op één A-viertje past. Wil Roebroeks van de Leidse universiteit is daar nu mee bezig, om alle twijfelaars over de streep te halen. Want die zijn er na het boek van Waterbolk toch gebleven.’

Dapper

Gert Kortekaas, stadsarcheoloog van Groningen, vindt dat zijn leermeester Waterbolk een ‘dapper’ boek heeft geschreven. ‘Dapper omdat hij het grootste deel van zijn actieve leven op papier heeft gezet en ook de minder leuke dingen bij name noemt, zoals zijn eigen situatie in de Tweede Wereldoorlog. (Waterbolk nam in 1942 deel aan de Nederlandse Arbeidsdienst om een renteloos voorschot te krijgen van het Rijk voor een studie biologie, red.). Ik wist het niet, maar Waterbolk is hier heel lang mee bezig geweest. Natuurlijk overheerst de affaire-Vermaning, tot in de titel aan toe. De impact daarvan moet heel groot zijn geweest. Eerst het materiaal als echt publiceren om vervolgens door Dick Stapert overtuigd, op je schreden terug te komen. En er zijn nota bene prijzen uitgereikt aan Vermaning – als je daar op terug wilt komen, dat is fors, hoor. De gevolgen waren op dat moment niet te overzien.’
Is Scherpe stenen op mijn pad eigenlijk geen tragisch boek? Moet een wetenschapper die zulke belangrijke bijdragen aan de kennis van de archeologie heeft geleverd, zich op zijn tachtigste nog rechtvaardigen voor de manier waarop hij bij een vrij ordinaire vervalsingzaak betrokken is geweest? Kortekaas wijst het woord ‘tragisch’ van de hand. ‘Hij is dit nu kwijt en kan vrolijk verder – wat hij ook doet, want hij is nog vrijwel dagelijks op zijn oude instituut te vinden. Het is toch heel goed dat je je mening durft te geven, ook al weet je dat je weer de publieke opinie over je heen krijgt.’
Ook Van der Bilt vindt ‘tragisch’ niet het juiste woord. Maar: ‘Het had van mij niet gehoeven. Een man met zijn intelligentie kan over heel andere onderwerpen schrijven. Hij is de grootste Drent die ik ken, in en in betrokken bij deze streek.’
Louwe Kooijmans heeft niet het gevoel dat de affaire-Vermaning de wetenschappelijke status van Waterbolk in Groningen schade heeft berokkend. ‘Natuurlijk torst hij deze zaak al veertig jaar met zich mee. Toen Vermaning met de eerste vondst kwam, in 1965, studeerde ik net af. Nu ik met pensioen ben, ziekt de affaire nóg door. Dat is niet gering. Maar het BAI wordt zeer gerespecteerd, dankzij Waterbolk. Hij is altijd buitengewoon productief en creatief geweest.’

Slachtoffer

Hoe kon de zaak nu zo uit de hand lopen? Was dat de schuld van de media, die het vrij massaal voor de ongeletterde Vermaning opnamen en Waterbolk en zijn medewerkers arrogante wetenschappers vonden? Volgens Louwe Kooijmans heeft de tijd ook een rol gespeeld. ‘Eind jaren zestig, begin zeventig was de periode van de universitaire revolutie en het verzet tegen autoriteiten. Vermaning was een blufkaak met flair en een grote bek, en Waterbolk is achteraf niet steeds even handig in zijn optreden geweest. De pers kon niet vaststellen of de stenen van Vermaning wel of niet echt waren, maar koos wel voor de gewone volksjongen en tegen de gekwetste ijdelheid van de wetenschappers.’
In feite had Vermaning slechts een bijrol, meent Kooijmans: hij was het hulpje van rancuneuze figuren, zoals de later ontslagen Bohmers die de hoogleraarsplaats van Van Giffen aan zich voorbij had zien gaan. Waterbolk zelf ziet Vermaning ook eerder als slachtoffer dan als dader, voegt Kortekaas toe. ‘Hij vindt dat Vermaning is gebruikt. Hij was een amateur, een typische underdog, die het prachtig vond om in het zonnetje te worden gezet.’
Zou zo’n vervalsing nu weer kunnen gebeuren? Of is de kennis van de archeologie dusdanig toegenomen dat een wetenschapper zich niet meer zo bij de neus zou kunnen laten nemen? ‘Het had mij ook kunnen gebeuren’, zegt Louwe Kooijmans meteen. ‘Wij kennen de maffia niet goed, geven mensen eerder het voordeel van de twijfel. Wij leren vervalsers waar wij op letten. De vervalsers groeien mee met de ontwikkeling in de archeologie. Ze zijn alleen veel gelikter dan vroeger. Dat geeft niet; het houdt je scherp. Het gaat pas echt mis als collega-wetenschappers de boel gaan belazeren.’
Waterbolk stelt in zijn slotwoord vast dat de affaire-Vermaning zeer schadelijk is geweest voor de verhouding tussen beroepsarcheologen en een groot aantal amateur-archeologen. Maar hij concludeert ook dat in Nederland de studie van de oudere perioden van de prehistorie geprofessionaliseerd is en dat onderzoekers op dit gebied in Europa tegenwoordig een vooraanstaande plaats innemen. En dat is mede te danken, schrijft Waterbolk, aan het pionierswerk van amateur-archeologen. < H.T. Waterbolk, Scherpe stenen op mijn pad. Deining rond het onderzoek van de steentijd in Nederland. Heveskes Uitgevers, 264 blz, € 19,95 Haro Hielkema is als journalist werkzaam bij Trouw.

Trefwoorden