In 1992 werd in Friesland de eerste agrarische natuurvereniging van Nederland opgericht. Inmiddels bestaan er tientallen verenigingen, coöperaties en stichtingen die als hoofd- of nevendoel hebben om de boerennatuur en het agrarisch landschap in stand te houden. Samen ontvangen deze clubs miljoenen euro’s aan subsidie. Wat beweegt boeren om lid te worden? En wat bereiken ze ermee? Noorderbreedte sprak met drie voormannen van agrarische samenwerkingsverbanden uit Friesland, Groningen en Drenthe.

Midden jaren negentig kwam in agrarisch Nederland een nieuw fenomeen tot bloei: de agrarische natuurvereniging. De kiem voor deze ontwikkeling was gelegd in Friesland, met de oprichting van de Vereniging Eastermar’s Lânsdouwe (VEL) in 1992. Het viel de boeren rond Eastermar op dat er veel aandacht bestond voor de ontwikkeling van natuur en landschap in hun gebied, maar dat een koppeling met de landbouw vrijwel ontbrak. Doelen van de VEL waren: de leefbaarheid bevorderen en een duurzaam evenwicht tussen milieu, landbouw, natuur en landschap ontwikkelen. De leden van de VEL waren echte pioniers. Al snel volgde de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Achtkarspelen (VANLA). De oprichting van deze verenigingen was ook landelijk een primeur. In West-Nederland werd Den Haneker in de Alblasserwaard opgericht. Er zijn nu in Noord-Nederland circa veertig verenigingen met in totaal zo’n tweeduizend leden. Dit zijn grotendeels boeren, maar ook hobbyboeren en andere buitenlui. Het aantal leden per vereniging varieert van vier tot tweehonderd, gemiddeld zijn het er zestig.
Momenteel zijn 36 verenigingen lid van de federatie BoerenNatuur, een koepelorganisatie voor de agrarische natuurverenigingen in de drie noordelijke provincies en Flevoland.

Landelijk gezien loopt Friesland nog steeds ver voorop met agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dit jaar gaat er in deze provincie meer dan 6,3 miljoen euro aan subsidies in om. Verreweg het grootste deel – 2,5 miljoen euro – gaat naar boeren die op hun land ganzen gedogen. De provincies Groningen, Drenthe en Flevoland komen samen op een schamele 1 miljoen euro. Volgens Nerus Sytema van de federatie BoerenNatuur heeft het Friese enthousiasme nog steeds te maken met de voortrekkersrol van VEL en VANLA. Vooral het weidevogelbeheer brengt dit jaar veel geld in het laatje. Het Programma Beheer, de landelijke regeling waarop het ministerie van LNV de subsidies baseert, is vorig jaar aangepast aan de Europese regelgeving en dit pakt voor boeren gunstig uit. Met name in Friesland waren de boeren er als de kippen bij. Viel vorig jaar in deze provincie nog maar 2000 hectare onder weidevogelbeheer, nu worden de boeren er voor 21.000 hectare betaald. En dat is goed voor 2 miljoen euro.
Naast vogelbeheer houden de agrarische natuurverenigingen in Noord-Nederland zich bezig met het onderhouden van zo’n 1200 kilometer houtwallen en elzensingels, maar ook met het beheer van circa 2000 kilometer akker- en weideranden, en circa 3300 hectare bloemrijke hooilanden en percelen die zich niet goed lenen voor de landbouw, zoals laaggelegen veengronden met hoge grondwaterstanden.

Friesland: Gagelvenne

Agrarische natuur- en milieuvereniging Gagelvenne in Ooststellingwerf is een van de 24 verenigingen in Friesland. Voorzitter Tjerk Hof heeft een boerderij met 50 hectare en 120 koeien in Oldeberkoop. Er waren twee aanleidingen voor de oprichting van Gagelvenne, nu zeven jaar geleden. De eerste was het 25-jarig bestaan van de Oldeberkoopse kunstmanifestatie Open Stal, waarvoor ook de familie Hof zijn ‘stal’ altijd openstelt. Hof werd gevraagd om de landbouw voor het voetlicht te brengen. ‘Ik heb toen de koe centraal gesteld, omdat die centraal staat in ons bedrijf. Ik stelde de koe voor aan het publiek: naam, aantal kalveren, melkproductie, een baal hooi en tien emmers water erbij om uit de leggen wat een koe op een dag allemaal doet. De gemiddelde Nederlander oordeelt vaak uit onkunde over de landbouw. Het is de taak van de boeren om uit te leggen waarom de dingen lopen zoals ze lopen.’
De ruilverkaveling die het gebied heeft ondergaan was de tweede reden voor de oprichting van Gagelvenne. Veel landschappelijke waarden zijn daardoor verdwenen. ‘Door beide gebeurtenissen realiseerde ik me dat mensen op zoek zijn naar de relatie tussen de natuur, de omgeving en de landbouw’, zegt Hof.

Niet doen maar laten

Het werkgebied van Gagelvenne was een zogeheten ROM-gebied, een gebied waarin een geïntegreerde en ‘gebiedsgerichte’ benadering voor de ruimtelijke ordening en het milieubeleid geldt. ‘Men was van hogerhand bezig met het inkleuren van het gebied, waarbij men vooral oog had voor andere zaken dan de landbouw’, zegt Hof. ‘De plannen brachten allerlei beperkingen voor de boeren met zich mee en dat leverde een hoop weerstand op. Uiteindelijk is er niks van die plannen terechtgekomen terwijl er veel geld werd opgesoupeerd. Toen hebben we met een zestal boeren de koppen bij elkaar gestoken. We hebben zo’n twee jaar gepraat met het ministerie over een stimuleringssysteem voor boeren die werken aan het verbeteren van de relatie tussen natuur en milieu enerzijds en dierenwelzijn en landbouw anderzijds. Je moet het zien als een tegemoetkoming in de kosten die een boer daarvoor moet maken. We hebben 350.000 gulden van de overheid gekregen en nog 50.000 gulden van de plaatselijke bank.’
‘Wij staan voor een vrijwillige aanpak. Boeren kunnen zelf kiezen of ze mee doen, en dat gaat veel beter dan dingen van bovenaf opleggen. Natuurontwikkeling moet je daar doen waar de grond én de boer er geschikt voor zijn. En er moet een redelijk bedrag tegenover staan. Ik vind dat de natuur niet slecht betaalt. Het Programma Beheer is heel redelijk. Je hoeft er niks voor te doen hè, je moet er wat voor laten, zoals bijvoorbeeld bij het werken met een uitgestelde maaidatum voor het weidevogelbeheer. Het mooie is dat ik dat eigenlijk al deed. Eén meter uit de kant blijven met maaien in het kader van het akkerrandenbeheer is ook niet zo’n probleem. Het werkt in feite alleen maar sneller, anders zit je steeds om al die paaltjes heen te prutsen.’

Goed gescoord

Het stimuleringssysteem werkt via een puntensysteem: voor elk resultaat krijgen de deelnemende boeren punten en elk punt is geld waard. Dat wordt betaald uit de ‘pot’. Aan het begin van het project is een nulmeting gedaan waaruit voor elk agrarisch bedrijf een milieu- en een bedrijfsplan voortkwam. Daarin stonden onder meer de subsidiemogelijkheden aangegeven. In het begin deden er vijftien boeren mee, nu zijn het er dertig. In de eerste paar jaar heeft de vereniging zich vooral ingezet voor veranderingen op het gebied van milieu. Verder leerde een veearts uit de omgeving van Zutphen de leden hoe ze door risicomijdend gedrag ziekte onder hun koeien kunnen terugdringen. Verdeeld over studiegroepen bezochten de boeren elkaars bedrijven. Er zijn ook twaalf poelen in ere hersteld.
De proefperiode van vijf jaar is net voorbij. Hof: ‘We hebben op veel fronten goed gescoord. Heel opvallend was de positieve houding waarmee mensen aan de slag gingen. We krijgen ook veel sympathie uit de omgeving. Momenteel bezinnen we ons op de vraag hoe we verder moeten. Een managementadviseur uit het dorp – niet gehinderd door enige kennis van de landbouw – denkt met ons mee. Hij constateerde dat we veel
te intern gericht zijn. We willen constant aan elkaar uitleggen hoe goed we dingen op technisch gebied doen. Daar zit verder niemand op te wachten. Onze gegevens waren geschikt om in een ‘INK-managementmodel’ in te voeren. Dat model is veel gebruikt in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld bij Philips en KLM. Het heeft als doel de vernieuwing die je in een bedrijf brengt ook te controleren, analyseren en verbeteren. Volgens dit model verzamel je gegevens om er daarna iets mee te doen, in tegenstelling tot wat bijvoorbeeld de overheid doet. Die verzamelt ook gegevens over onze bedrijven, maar doet er vervolgens niks mee. Daar hebben we een broertje dood aan.’ Gagelvenne gaat nu ook op zoek naar belanghebbenden, zoals natuurorganisaties, de melkfabriek, de waterschappen, provincies, gemeenten en Rijk. Die hebben allemaal baat bij een meer duurzame aanpak. ‘Zij kunnen participeren in het opstellen van de normen, maar wij houden het initiatief.’

Groningen: Wierde en Dijk

De Groninger Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Wierde en Dijk, opgericht in 1999, is een beetje een vreemde vogel in de wereld van het agrarisch natuurbeheer vanwege het akkerbouwkarakter van haar werkgebied, de kuststrook ten noorden van de lijn Zoutkamp-Winsum-Delfzijl. Bovendien zitten in het verenigingsbestuur ook burgerleden uit de omgeving. Dat komt elders niet voor.
Harm Westers uit Hornhuizen is een van de hoofdoprichters, zoals hij het zelf bescheiden stelt. Hij zit op dit moment midden in de omschakeling van reguliere naar biologische akkerbouw, ‘een spannende periode’. De aanleiding voor het in het leven roepen van Wierde en Dijk was een rapport van de provincie Groningen over de toestand van natuur en landschap in de provincie. ‘Er stond in dat het met het agrarisch cultuurlandschap de verkeerde kant op ging. Dat is jammer. Het agrarisch cultuurlandschap is ontstaan als bijproduct van het agrarisch handelen. Maar het wordt een schaars product, en je kunt het niet zoals voedsel uit het buitenland halen’, zegt Westers.
Wierde en Dijk heeft 60 boeren- en 110 burgerleden. In De Marne is zo’n zestien procent van de boeren lid. In de rest van het werkgebied is het percentage veel lager. ‘Er zijn genoeg collega’s die er niets van moeten hebben. Ze zijn bang dat wat wij nu vrijwillig doen straks voor iedereen verplicht wordt.’

Belvederegebied

De Vereniging Wierde en Dijk heeft als doel een mooi en aantrekkelijk cultuurlandschap te onderhouden en waar nodig te herstellen. ‘We willen de omgevingskwaliteit overeind houden, met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw. De zaak moet niet op slot. Ook willen we dat burgers en beleidsmakers een positiever beeld krijgen van de manier waarop boeren met het landschap omgaan.’
Wierde en Dijk streeft onder meer naar een ‘groen-blauw netwerk’: een natuurvriendelijk sloot- en perceelsrandbeheer om de biodiversiteit wat te vergroten. Bijvoorbeeld door een bloemrijk mengsel in de akkerranden in te zaaien of door de sloten op een meer natuurlijke manier te beheren. ‘We willen ook de dijken hierbij betrekken. Zo komt er wat meer hoogteverschil in de vegetatie, zonder dat er verruiging optreedt.’
‘Op één terrein’, vertelt Westers, ‘hebben we echt gescoord; dat is het project Agrarisch Landschappelijk Bouwen: streekeigen bouwen zodat nieuwe schuren beter in het landschap passen. De vierde schuur wordt nu gerealiseerd. Het voordeel boven onze andere activiteiten is dat je die schuur kunt zien staan en dat-ie er over dertig jaar nog staat. Het resultaat van een groen project
is veel moeilijker te meten.’
Veel van de werkzaamheden van Wierde en Dijk vallen niet onder de standaardvormen van agrarisch natuurbeheer. ‘Dat komt doordat er voor ons gebied relatief weinig subsidies zijn, vanwege het akkerbouwkarakter. Men vindt dat de natuurwaarden van melkveehouderijgebieden hoger zijn.’ Wierde en Dijk heeft er daarentegen wel profijt van dat ze opereert in een ‘Belvederegebied’, een gebied waarvoor speciale overheidsgelden bestaan vanwege de cultuurhistorische waarde: ‘Ons schurenproject is voor de helft gefinancierd met subsidies van het Belvedere-projectbureau (dat het gebruik van cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke vernieuwingen stimuleert, red.). Maar helaas voorziet deze regeling niet in cultuurhistorisch landschapsbeheer.’

Openstellingsvergoeding

Afgelopen winter heeft de provincie Groningen een nieuwe versie uitgebracht van het rapport De toestand van natuur en landschap in de provincie Groningen 2002. Daaruit blijkt dat de achteruitgang van natuurlijke en landschappelijke waarden nog niet gekeerd is. Westers: ‘Dat komt mede doordat de provincie zelf weinig financiële middelen beschikbaar stelt. De compensatie voor akkerrandenbeheer is erg beperkt. Er is maar voor enkele honderden hectares financiering en het beleid van de provincie is vooral gericht op toename van de patrijzenstand. Ook is het zo dat een beheerspakket niet binnen tweehonderd meter van een boerderij, weg of bosje geldig is. Wij als boeren begrijpen daar echt helemaal niks van. Als het niet goed is voor het één, dan is het immers wel weer goed voor het ander.’
‘Het meeste geld moet uit Den Haag of Brussel komen, maar gemeenten zouden ook wel eens wat meer kunnen doen aan omgevingsbeheer. Ze hebben het wel over het bevorderen van het leef- en woonklimaat, maar richten zich daarbij vooral op het binnendorpse. Die opvatting is aan revisie toe. Denk eens aan wandelpaadjes vanuit het dorp die je koppelt aan dorpsommetjes van andere dorpen, zoals in het Zuid-Limburgs mergelland. Men zou boeren daar een openstellingsvergoeding voor kunnen geven.’

Drenthe: Stichting Boermarke Wapserveen

In Drenthe zijn slechts vijf verenigingen actief op het gebied van agrarisch natuurbeheer. Eén ervan is de Stichting Boermarke Wapserveen. Machiel Sol, naast melkveehouder ook rasbestuurder, is voorzitter van deze stichting.
‘Wij hebben agrarisch natuurbeheer aanvankelijk slechts voor de goodwill opgenomen in de statuten van onze stichting’, vertelt Sol. ‘Ons samenwerkingsverband is ontstaan in het café. Als boeren zagen wij met lede ogen aan hoe de natuurorganisaties en hobbyboeren steeds meer landbouwgrond aan de oostkant van het dorp verwierven. Om die ontwikkeling te keren hebben we in 1999 een grondbank opgericht, zodat wij als boeren zelf de grond in handen konden houden. Dat werd de Stichting Boermarke Wapserveen. Wij hebben die naam gekozen omdat wij, net als bij de boermarken van de Drentse esdorpen vroeger, als gezamenlijke boeren zorgdragen voor elkaar en voor ons gezamenlijke dorpsgebied. Wapserveen is echter een relatief jong streekdorp en heeft vanouds nooit een boermarke gekend. De vereniging Drentse Boermarken was daarom faliekant tegen onze naam, maar daar hebben wij ons niks van aangetrokken.’
De Stichting Boermarke Wapserveen bestaat uit 22 van de 25 boeren in het dorp. Een vrij uniform ledenbestand van bijna allemaal melkveehouders. Er is ook een biologische boer, die tevens in het bestuur zit. ‘We hebben bewust géén burgerleden.’

Ruige mest

Hoofddoel van de Stichting Boermarke Wapserveen is ‘verbetering van de agrarische infrastructuur’. Door de niet meer door agrariërs gebruikte grond in Wapserveen op te kopen, heeft de stichting een flinke stem gekregen in allerlei processen. Er ligt nu een, samen met de Dienst Landelijk Gebied opgesteld masterplan waarin een ‘administratieve herverkaveling’ is geregeld. ‘Hiermee krijgt van oost tot west elke Wapserveense boer het beter’, zegt Machiel Sol.
Het masterplan voorziet ook in twee ‘inplaatsingslocaties’ voor boeren van buiten Wapserveen. Sol: ‘Daarbij zijn ook Brabo’s welkom’. Het derde doel in het masterplan is om een smalle strook grond langs de Wapserveense Aa, die landbouwkundig minder interessant is, als natuurgebied te beheren.
‘Onze eigen percelen langs de Wapserveense Aa, samen met gepachte grond van Staatsbosbeheer, vallen nu onder gemeenschappelijk weidevogelbeheer. Er doen elf boeren uit Wapserveen mee en we beheren samen 120 hectare boerennatuur. Het is een gezamenlijk beheerspakket maar de leden kunnen individueel hun pakket uitbreiden. Sommigen doen alleen uit solidariteit mee, anderen halen het maximale eruit door bijvoorbeeld ook slootrandenbeheer, strokenbeheer en toediening van ruige mest op de percelen mee te nemen. Dit levert voor die individuele boeren goed geld op. Voor de komende zes jaar hebben we een beschikking gekregen voor 167.000 euro. Er zijn individuele boeren die er voor 42.000 euro in zitten.’
Vossenplaag
De stichting boekt ook uitstekende resultaten met weidevogelbeheer. Sol: ‘We hebben twee fanatieke vrijwilligers die de hoofdmoot van het werk doen. De een is een dierenarts geweest die vroeger eierzoeken al machtig vond en nu voor de stichting projectleider is voor het weidevogelbeheer. In de afgelopen twee jaar hebben vele paartjes kieviten, tureluurs, grutto’s en wulpen hun eieren bij ons kunnen uitbroeden.’
Dat de stichting het natuurbeheer wel degelijk serieus neemt, komt tot uiting in de strijd tegen de vos. Machiel Sol: ‘We hebben in Wapserveen een ware vossenplaag. Er zijn negen à tien bewoonde vossenburchten in ons gebied. Het is natuurlijk van de gekke dat wij aan de ene kant een flinke subsidie krijgen voor ons weidevogelbeheer, terwijl aan de andere kant de vossen die vogels wegvreten. We hebben Staatsbosbeheer aan onze zijde staan voor het verkrijgen van een vergunning om de vossen te bejagen.’
Over de drijfveer achter het agrarisch natuurbeheer door de Stichting Boermarke Wapserveen zegt Machiel Sol: ‘Weidevogelbeheer, deels op landbouwkundig mindere grond, levert voor ons als collectief gewoon geld op. Daarnaast zijn er enkele mensen fanatiek mee bezig, waardoor wij ook echt resultaat behalen. Bijna alle boeren uit het dorp zijn lid. Van de 22 leden doen er elf mee met het natuurbeheer. Van de andere helft vinden sommigen natuurbeheer grote flauwekul. Lid zijn van de stichting is voor de meeste leden “welbegrepen eigenbelang”; ideologie speelt geen rol.’

Bindmidddel

In relatief korte tijd heeft het fenomeen ‘agrarische natuurvereniging’ zich bewezen als een goed bindmiddel voor agrariërs om een front te kunnen vormen tegen de oprukkende gevestigde natuur- en landschapsorganisaties. Uit de interviews met de drie voormannen blijkt dat een agrarische natuurvereniging niet in de eerste plaats wordt opgericht uit natuurliefde. De belangrijkste drijfveer om lid te worden van zo’n vereniging is het kunnen behalen van persoonlijke en/of bedrijfsmatige doelen. Of iemand optimaal wil boeren, het landschap in z’n woonomgeving wil onderhouden of via grondeigendom de agrarische infrastructuur wil verbeteren: een agrarische natuurvereniging blijkt voor al die zaken een prima paraplu te zijn. < De (bewerkte) afbeeldingen komen uit: I.Nauta, Plantkunde voor het mulo-examen, P. Noordhoff NV, Groningen-Batavia 1936 J.W. Boerman en K.M. Knip, Natuurlijke Historie (Dierkunde), J.B. Wolters, Groningen 1912 Met dank aan Ingrid van Huizen van BoerenNatuur.

Trefwoorden