Serie over landschappen met een bijzonder hoogtekarakter. De hoogtekaart is afkomstig uit het Actueel Hoogtebestand Nederland. De getoonde fragmenten zijn geleverd door de Dienst Landelijk Gebied.

We zijn in het kleigebied ten noordoosten van de stad Groningen. In het oosten van het kaartbeeld liggen de oeverwallen van de Fivel, aan de westzijde zijn de oude meanders van de Hunze zichtbaar. Beide rivieren lagen aan de oorsprong van het Noord-Groninger kleilandschap. Op de oeverwallen liggen oude wierdenreeksen (als donkerbruine vlekjes te zien). In het midden van de kaart ligt een uitgestrekte hoekige laagte (groene kleur), die traditioneel als het Woudgebied wordt aangeduid. Behalve een dorpsbos is er daar geen woud meer te vinden. De groeikern in het midden van de laagte is het dorp Bedum.

Een reusachtige wierde

Rond het begin van de jaartelling raakte de kweldervlakte tussen de Hunze en de Fivel met een dikke laag hoogveen bedekt. De wierden op de oeverwallen hadden aldus een groot veengebied in hun achterland. Een
grote aantrekkingskracht zal dit gebied niet gehad hebben op de dorpelingen want de Germanen meden doorgaans de hoogvenen. Maar in de loop der eeuwen veranderde het landschap. De zeespiegel steeg sneller dan de veengroei en uiteindelijk werd het veenpakket met een laagje zeeklei bedekt. Klei op veen geeft stevigheid en groeikracht en op slag veranderde het veen in een moerassige ruigte die in de annalen als ‘de wolden’ werd omschreven. Het is zeer waarschijnlijk dat de dorpelingen van de Hunze en de Fivel de
wolden hebben geëxploiteerd. Ze konden er immers jagen, houthakken, mostrekken en veengraven. De zee kwam er zelden. Het was een reusachtige wierde. Er zijn restanten van vroeg middeleeuwse woonplaatsen aangetroffen, maar wierden zoals op de oeverwallen vindt men er niet.

Vredig korenland

De dorpelingen op de oevers van de Hunze en de Fivel zijn in de loop van de negende of tiende eeuw de wolden op systematische wijze gaan ontginnen. Rond het jaar 1000 waren de woeste gronden herschapen in een vredig korenland. Deze metamorfose maakte diepe indruk op de dorpelingen. Een lokale grootgrondbezitter, Walfridus genaamd, was een van de initiatiefnemers. Hij werd geïdentificeerd met het wonder van deze ontginningen. Walfridus werd vermoord door de Noormannen. Zijn graf werd een pelgrimsoord en Bedum hield er een grote kerk, een kapel en veel toeloop aan over.
Al spoedig kregen de bewoners van het ontgonnen land met problemen te kampen. Het aangeploegde veen onderging een traag verbrandingsproces en het verdween als koolzuurgas in de atmosfeer. De bodem daalde met enkele meters en op de korenakkers ontstond wateroverlast. De problemen werden nog verergerd door de zeespiegelrijzing. De hoogtekaart maakt de problematiek op slag duidelijk. De bodem van het Woudgebied ligt thans twee meter lager dan het omringende kleiland.

Zuurkoolfabrieken

In de loop van de twaalfde eeuw besloten de bewoners van het Woudgebied om hun verzonken gronden met een ringdijk te omgeven. Dat was een ingrijpend plan want er bestond op dat moment nog weinig ervaring met dit soort grootschalige projecten. De zeedijk was immers nog niet gesloten. Tegenwoordig kennen we deze dijk als de Wolddijk (op de kaart in een rode lijn weergegeven). Het is vermoedelijk een van de oudste dijken van Groningen. De dijk lijkt verwant met de ‘moederpolders’ van Westergo in Friesland. Fraai is in het reliëf het lage deel van het Woudgebied te zien. Namen als Zuidwolde, Noordwolde en Lutjewolde herinneren aan de verdwenen
wolden.
Ook later bleef de afwatering van het Woudgebied problematisch. Het is niet verwonderlijk dat hier de eerste molenpolders ontstonden. Omstreeks 1800 was het gebied bezaaid met tientallen windmolens die het water naar de hoger gelegen gebieden maalden.
De kleigrond van het Woudgebied beschikt over goede eigenschappen. Doordat hier geen brakwaterklei is afgezet – zoals op de omringende kleigronden – is de bodem wat lichter en beter van structuur. Deze gronden bleken zeer geschikt voor groententeelt. In het Woudgebied is heel wat rode en witte kool verbouwd. Boeskoolland wordt het genoemd. In Bedum stonden ooit twee zuurkoolfabrieken. Veel groentenboeren, die in de stad Groningen hun producten uitventten, vonden hier hun bestaan. <

Trefwoorden