Op uitnodiging van de Partij van de Arbeid van de plattelandsgemeente Littenseradiel heb ik in het najaar van 2003 deelgenomen aan een discussieavond over een nieuw, dertigste dorp. Een aanhanger van bouwen op het platteland ben ik niet en al helemaal niet van nieuwe dorpen.

Op uitnodiging van de Partij van de Arbeid van de plattelandsgemeente Littenseradiel heb ik in het najaar van 2003 deelgenomen aan een discussieavond over een nieuw, dertigste dorp. Een aanhanger van bouwen op het platteland ben ik niet en al helemaal niet van nieuwe dorpen. In de Zuidlanden bij Leeuwarden moeten nieuwe dorpskernen komen, Dantumadeel in Noordoost-Friesland heeft praatplannen om in de mooiste landschappen ambitieus te gaan bouwen. Zelfs de VROM-raad waart op het ogenblik door het Noorden om standpunten over het bouwen in het landschap af te tasten. Toen Littenseradiel een dertigste dorp op tafel legde, stond ik niet te springen. Maar als het moet, als er onafwendbaar over gesproken moet worden, loop ik niet weg. Eens kijken waar het dorp strandt.
Negenentwintig dorpen, waarvan de meeste klein tot piepklein, is een hele zorg. En dan liggen die dorpen ook nog gevleid in een magistraal open greidelandschap; dat schept verplichtingen jegens de 10.000 mensen die de Littenseradielster gemeenschap vormen. De dorpen zijn de ontroerende resultaten van de trage geschiedenis en nu, in de 21ste eeuw, komt daar ineens de dynamiek van de ‘modern times’ overheen.
Dankzij de Westergoawei van Leeuwarden naar Bolsward zijn tien mooie Littenseradielster dorpen onmiddellijk ontsloten en zijn er kansen om de dynamiek uit te buiten. Op het eerste gezicht lijkt van verstoring geen sprake. Maar vanaf Leeuwarden is het bij de eerste Littenseradielster kruising meteen raak: aan de ene kant is midden in het landschap een benzinestation geploft en aan de andere kant is bij de lintbebouwing langs de Hoptilsterdyk naar Hilaard alles nagelaten om er iets redelijks van te maken. De rotzooi verpest niet alleen de entree van het mooie Hilaard, maar verziekt de landschapsbeleving in een wijde omgeving. Bij Hilaard zijn de kansen verbruid.

Een afslag verder liggen wel degelijk kansen voor een nieuw dorp. Niet bij Húns aan de rechterkant; dat dorp is af en van een ontroerende kwaliteit. Links liggen de kansen bij Leons (een beetje door de neus uitspreken: Leuns). Ik maakte een verslagje na er rustig rond te hebben gewandeld.

Leons (20 inwoners)

Leons ligt ten zuidoosten van de Bolswardervaart. Het buurtje bij de brug over deze vaart hoort vanouds bij Húns. Op het kaartblad Baarderadeel in de atlas van Eekhoff uit 1844 staat een pannenbakkerij ingetekend. Het buurtje, dat nog steeds bij Húns hoort, bestaat nu uit een paar huisjes aan weerzijden van de weg met aan de westzijde twee boerderijen. Op de boerderij bij de Panwurksbrêge wordt nog geboerd en daar zijn enkele flinke schuren achter gebouwd. In 1844 ligt er een heechhout (hoge voetgangersbrug) over de vaart en er loopt een pad naar het dorp Leons. Het is dan de enige ontsluiting van het dorp over land. Er ligt een opvaart naar de Bolswardervaart, de echte ontsluiting in de tijd dat het verkeer over het water ging. De opvaart is verworden tot een kikkerslootje.
Op de kaart van 1844 staat de terp van Leons duidelijk weergegeven. Een ronde terp met een ringweg eromheen, waar in de vorm van halve manen aan noord- en zuidzijde twee maal drie boerderijen staan ingetekend. Op de terp staat de kerk en een blokje dat de pastorie moet zijn. Hoewel grote delen van de terp zijn afgegraven, is het beeld op de huidige kaarten, ruim anderhalve eeuw later, goed te herkennen. Bij de afgraving van de terp is een Romeins bronzen beeldje van godin Fortuna aangetroffen, thans te vinden in het Fries Museum.
Het dorp ligt zelfstandig in het landschap. Op het kaartbeeld van de huidige topografische atlas is de ringstructuur nog te herkennen in het beloop van restanten pad, weg en slootjes. Er staan vijf boerderijen om de ring, mogelijk op de oude erven. Bij die ring staat nog een huis, naast
de weg naar de kerk een tweede huis en naast de kerk staat de pastorie.
Nagenoeg in het midden ligt het hoge terprestant met de kerk. De noordelijke en oostelijke zolen van de terprest ogen vrij slordig, met sleets hekwerk en spontane begroeiing. Er voert vanaf de ontsluitingsweg van het dorp een dwarsweg naar toe. Om de pastorie loopt de betonnen ontsluitingsreed van de oostelijke boerderij. Ook de zuidelijke en de noordoostelijke boerderij en het huis hebben een eigen ontsluitingsreed, zij het onverhard. Aan de positie van de bouwwerken is de historische ringvormige structuur te beleven. Dan valt bovendien op dat het een redelijk uitgestrekte terp is geweest. Verbazingwekkend voor een dorp dat in elk geval de laatste drie eeuwen maar dun bewoond is geweest.
Opvallend is ook het gevarieerde profiel van het landschap binnen deze ring. Bij het afgraven van de vruchtbare terpaarde is slordig te werk gegaan. Verder slingeren in dit dorpsgebied enkele kleine vaarten. Het dorpslandschap van Leons is gevarieerd en levendig.
De ontsluitingsweg op het tracé van het vroegere pad, raakt nu de westelijke zoom van de dorpsring en ontsluit daar twee boerderijen om daarna naar het westen af te buigen richting Baard.
Bij de markante plek van de driesprong waar je het dorp in kan draaien, staat een klassieke boerderij met achter de schuur, nagenoeg parallel aan de weg, een lange trein van houten schuren waarin caravans zijn gestald. Ze vormen een ernstige verstoring van de kwaliteiten van Leons.

Na het bezoek aan Leons was ik van plan om door te reizen naar andere plekken voor een dertigste dorp. Maar ik zag het vraagstuk in Leons al opgelost. Zoals Húns helemaal af is, zou Leons wel voltooid kunnen worden. Leons is een dorp, al zullen velen het maar niks vinden. Misschien kun je van dat bijna niks ‘iets van betekenis’ maken en meteen een probleem oplossen: dat van de buitenmaatse schuren.
Leons is, zes kilometer van de grote stad, een ideale plek om een moderne dorpsnederzetting te ontwikkelen. Voor een projectontwikkelaar met een beetje gevoel voor het Friese landschap zijn daar punten te scoren. Maar dan moet er serieus voorwerk worden gedaan. Allereerst is een scherpe analyse nodig van historische gegevens en de ruimtelijke kwaliteiten van Leons en omgeving. Vervolgens moet een inventarisatie worden gemaakt van de aspecten van het Friese greidedorp die in Leons passen en er kunnen worden ingezet zonder het gevaar van nostalgische kitsch. Historische dorpsthema’s moeten streng en creatief op hun toekomstwaarde worden gewogen en met hedendaagse thema’s worden gemengd of gecontrasteerd.
De terpdorpen hebben, hoe sterk hun oorsprong ook overeenkomt, sterk verschillende karakters. Sommige dorpen zijn gevangen gebleven in hun agrarische context, andere zijn dankzij de ligging nabij een belangrijke vaart of dijk tot een door ambacht en handel bepaalde groeikern ontloken. Elk dorp heeft zo een eigen hiërarchie, een eigen dynamiek en de gemeenschap kreeg zo zijn identiteit. Elke dorpsstructuur is mededeelzaam en vertelt van wonen en werken, van geloof en gezagsverhoudingen, van vreugde en verdriet, van armoe en welstand. Daarom kunnen de oude terpdorpen nooit gekopieerd worden. Wel zijn er karaktertrekken die zoveel vitaliteit bezitten dat ze niets aan actualiteit hebben ingeboet. Ze kunnen herleven in nieuw te stichten nederzettingen. Hieronder noem ik er een aantal.

Profiel

De terp van Leons kan weer worden aangevuld; door een vergroting kan Leons duidelijker in het lage land worden verbijzonderd. Het radiale patroon in het landschap moet als onderlegger dienen. Om een waarachtig eigentijds effect te sorteren kan de aanvulling in een ander materiaal worden uitgevoerd, bijvoorbeeld steen of beton, als een parkeerterp. Het kan Leons een nieuw, karakteristiek profiel bieden.
Het kaatsveld ligt in het spannendste geval op een hap uit de terp of anders op de terpflank. Het is als sociaal-culturele ruimte van groot belang.
De beplanting vormt in en bij oude dorpen de overgang tussen bebouwing en openbare ruimte en de overgang van het dorp met het landschap. Boomzomen of -groepen verrijken het ritme van een dorpsstructuur. Erfgrenzen met hekjes en lage ligusterhagen zijn belangrijke middelen tot samenhang.

Structuur

Het belangrijkst voor een nieuw of te vernieuwen dorp is het scheppen van hiërarchie. De kerk is brandpunt en met haar toren ook hoogtepunt. Het café staat daar in de buurt, als coulisse in het perspectief van de dorpsstraat. De woningen van de dorpselite staan in dit centrum of aan de uitvalsdijken of -lanen. Naar de periferie toe neemt het maatschappelijk gewicht af. De bebouwing heeft een grote mate van maatschappelijke mededeelzaamheid.
De straten en stegen en andere openbare ruimten kennen een grote variatie. De dorpsstraat loopt nooit recht over de terp. Er komen kleinere straten op uit waardoor sprake is van vernauwingen en verwijdingen die soms op een pleintje gaan lijken. Het kleinschalige netwerk is helder, maar niet in een oogopslag te herkennen. De meeste dorpen hebben een plezierige complexiteit.
De oevers of kaden langs sloten en vaarten behoren geheel of grotendeels tot het publiek domein. Dat was vanzelfsprekend omdat ze deel waren van de infrastructuur. Ze worden nu hoog gewaardeerd als levendige elementen en vormers van het karakter. De Leonservaart moet worden hersteld. Straten en oevers moeten eigentijds worden vormgegeven.

Bebouwing

De kerk is zoals gezegd het middelpunt in de structuur en het hoogtepunt van het silhouet. Het monument van vroomheid is het monument van gemeenschapszorg geworden. Leons is in het bezit van een opmerkelijke kerk. Bij een volstrekt nieuw dorp mag niet gepoogd worden een kerk na te bootsen.
Het café/dorpshuis is naast de kerk een brandpunt van activiteiten. Het café is altijd een breed gebouw van twee lagen en een hoge kap en vormt een accent in de bebouwing. Functie en vorm kunnen het café een eigentijds karakter geven.
De torenstins, een stenen woontoren, was in de Middeleeuwen dikwijls een brandpunt in de kern. De bewoners regeerden de gemeenschap en de stins drukte die machtspositie uit. Het kan een slanke woontoren voor bijzondere doelgroepen worden om het silhouet te verrijken maar ook om een hiërarchie te versterken. De verwante types de state en het buiten zijn het verkennen waard.
Het type boerderij kan gevarieerd of contrasterend met de bestaande boerderijen ingezet worden. Bijvoorbeeld als glazen wintertuinen die een mogelijkheid bieden voor collectief wonen van senioren.
De notabele woning, de brede midddengangswoning met uitgebouwde middenpartij en deftige opsmuk die in de oude dorpen in de kern staat, kan als type zowel ruimtelijk als typologisch de bebouwing variëren.
De diaconiewoning of de volkswoning staat in alle ingetogenheid meestal in een of meer rijtjes van een stuk of vier of vijf evenwijdig aan en/of dwars op een van de dorpsstraten. Het is een onmisbaar aspect in de hiërarchie van het dorp.

Bovenstaande motieven of kwaliteiten uit de door de geschiedenis gelouterde dorpen, kunnen inspiratiebronnen zijn om een zekere herbergzaamheid in een vernieuwd Leons te brengen. Voorwaarde is dat het respectvol gebeurt, op een toekomstgerichte wijze. Een fossiele of nostalgische uitwerking zal tot belachelijke of ergerlijke ‘retroresultaten’ leiden. <

Trefwoorden