Drenthe staat niet bekend om een sterke band met het water. Toch telt de provincie veel cultuurhistorisch interessante waterobjecten. Twee organisaties zijn bezig dit erfgoed in kaart te brengen. Onderzoeker Mark Goslinga hoopt dat bestuurders deze kennis zullen gebruiken, bijvoorbeeld in nieuwbouwplannen.

Wie aan Drenthe denkt, en dan met name aan het vroegere Drenthe, ziet vooral beelden voor zich van zandverstuivingen, onafzienbare paarse heidevelden, essen en Saksische boerderijen. Bijna niemand verwacht een sterke band met het water. Misschien komt dat wel doordat de waterobjecten uit het Drentse verleden vaak danig verwaarloosd en onherkenbaar verscholen tussen het opschietende groen liggen te vergaan. Poldermolens, kades, sluisjes, rolpalen, griften en draaibruggen herinneren aan de wijze waarop mensen in Drenthe het water hebben benut, beheerst en vaak ook bevochten.
Bij de KNHM, de Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij, vond men dat het de hoogste tijd was om dit vergeten watererfgoed in kaart te brengen. Een goede beschrijving zou er voor kunnen zorgen dat eigenaren, gemeenten, provincies, waterschappen en erfgoedorganisaties vervolgens stappen ondernemen om deze cultuurhistorisch interessante objecten veilig te stellen voor de toekomst, in omgevingsplannen, bestemmingsplannen en waterbeheersplannen. De KNHM vond een partner in het Drents Plateau, de bundeling van Drentse erfgoedorganisaties. Gezamenlijk werd het project opgepakt en uitgevoerd. Een eerste verkennend onderzoek werd gepubliceerd in januari 2003 en aan een vervolg wordt momenteel hard gewerkt.
Onkunde
Mark Goslinga is historicus en het afgelopen jaar was hij nog medewerker Monumentenzorg en Cultuurhistorie bij het Drents Plateau. Inmiddels heeft hij deze baan verruild voor een functie bij het Drents Archief. Op verzoek van de KNHM verrichtte hij een eerste inventarisatie van het Drentse watererfgoed. Met camera, pen, blocnote en GPS (plaatsbepaling met behulp van satellieten) trok hij langs kanalen, plassen en griften. Hij speurde in archieven en sprak met vertegenwoordigers van historische verenigingen. Tijdens het eerste veldwerk in de regio Meppel bleek al snel dat er veel meer watererfgoed in Drenthe te vinden is dan aanvankelijk gedacht. Er was echter onvoldoende geld voor onderzoek in heel Drenthe. Besloten werd te kiezen voor vier gebieden verspreid over de provincie en over de vier in Drenthe actieve waterschappen.
Uiteindelijk heeft Goslinga met het uitgevoerde veldwerk in deze gebieden in totaal 115 objecten van vóór 1950 gefotografeerd en beschreven. Hij had daarbij niet alleen aandacht voor de objecten op zich, maar vooral ook voor het geheel van object en omgeving.
‘Er kwam verrassend veel boven water’, zegt Mark Goslinga in het prachtige pand van het Drents Plateau aan de Stationsstraat in Assen, ‘maar ik ontdekte ook al snel dat in het recente verleden door onwetendheid en onkunde veel verloren is gegaan. En er liggen volop nieuwe bedreigingen op de loer. Ik denk dat er in heel Drenthe zeker meer dan 1100 overblijfselen van ons waterverleden te vinden zijn. Met name in de tijd van de grootschalige ruilverkavelingen is er veel waardevols verdwenen om ruimte te creëren voor prestigieuze bestemmingsplannen. Standaardbeton verving het historisch waardevolle eigene’.

Geen eenheidsworst

Als Goslinga het heeft over nieuwe bedreigingen denkt hij bijvoorbeeld aan de griften tussen Meppel en Nijeveen. Deze middeleeuwse veenkanalen waardoor turf afgevoerd werd en die ook ontwatering en aanvoer van andere producten mogelijk maakten, dreigen opgeofferd te worden aan een nieuwe Meppeler woonwijk in de groene zone tussen de stad en Nijeveen. ‘Bijna niemand weet nog dat deze sloten de oudste veenkanaaltjes van de provincie zijn. Het moet voor de huidige bestuurders een uitdaging zijn om die oude griften een goede plek in de nieuwe bebouwing te geven’, zegt Mark Goslinga. ‘Op die manier krijg je geen eenheidsworst, maar laat je je inspireren door de lokale geschiedenis en geef je een nieuwe wijk een historisch verantwoorde identiteit. Hoe kunnen historisch waardevolle objecten worden ingepast in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen? Dat is de vraag waar het mij om gaat. Ik hoop dat de inventarisatie die ik heb gemaakt, bestuurders daarover aan het denken zet.’

Nieuwe bestemmingen

Meppel is ontstaan door haar ligging aan de zuidwestelijke rand van het hoger gelegen Drents Plateau. Meerdere natuurlijke waterlopen kwamen hier samen. Door scheepvaart en de aanverwante handel en bedrijvigheid ging het de stad voor de wind. De nog aanwezige stukjes infrastructurele cultuurhistorie herinneren hieraan. Er zijn echter meer gebieden in Drenthe waar het water in het verleden bepalend is geweest. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gebied tussen Annerveenschekanaal en Eexterveenschekanaal. Hier dreigen oude draaibruggen over het Grevelingskanaal te verdwijnen door ernstige verwaarlozing. Daarmee wordt het veenkoloniale karakter van dit gebied aangetast. Deze bruggen hebben al enkele tientallen jaren niet meer gedraaid en verder verval ligt op de loer.
Mark Goslinga merkt op dat hier dringend iets moet gebeuren, omdat deze bruggen beeldbepalend zijn voor het betreffende gebied. ‘We hebben in zekere zin de tijd mee. Ook de toerist raakt steeds meer in de cultuurhistorie geïnteresseerd. Daardoor kunnen nogal wat objecten weer een economische functie krijgen. We maken ons niet alleen druk om het conserveren, maar het gaat ons ook om het vinden van nieuwe bestemmingen. In het kader van het grootschalige integrale project ‘Agenda voor de Veenkoloniën’ liggen er plannen om de recreatievaart in het Drents-Groningse veenkoloniale gebied te versterken. Een belangrijk onderdeel van de recreatieve waarde van het veenkoloniale landschap wordt gevormd door het nog aanwezige cultuurhistorische erfgoed. Als we een klein deel van het totale projectgeld besteden aan het herstel van oude bruggen, sluizen en brugwachterswoningen geven we een belangrijke impuls aan dit deel van de veenkoloniën. Zo kan dan ook het Grevelingskanaal weer bevaarbaar worden gemaakt. Dat is niet alleen van belang voor het zichtbaar maken van het verleden, maar ook een investering in de toekomst’.
Soms staan actuele ontwikkelingen met elkaar op gespannen voet. Zo kan het volgens Goslinga uit oogpunt van natuurontwikkeling interessant zijn om de oude, meanderende loop van de Hunze te herstellen. Maar daardoor zou wel een stuk historie van de rechtgetrokken Hunze als belangrijke vaarweg uit beeld verdwijnen.

Steeds enthousiaster

Wat is er gebeurd na de publicatie van het eerste verkennende onderzoek in januari 2003 dat als doel had om het watererfgoed meer te laten leven bij de Drentse bestuurders en om een aanzet te geven tot een inventarisatie voor heel Drenthe? Mark Goslinga: ‘De gemeente Meppel heeft ons gevraagd om alle waardevolle objecten voor Meppel in kaart te brengen. Dat is afgerond in een rapport dat in augustus 2003 is verschenen. We hebben in Meppel 85 objecten geïnventariseerd, variërend van pakhuizen, schipperscafés, dijkjes, bruggen, zeilmakerijen, kades en sluizen tot watertorens en restanten van oude meanders. Wat nu gaat gebeuren is het in kaart brengen van het grensgebied tussen Drenthe en Overijssel. We werken hier samen met de waterschappen en met het Oversticht, het Overijsselse equivalent van het Drents Plateau. De opdracht komt van de waterschappen, de beide provinciebesturen en de waterleidingmaatschappijen in beide provincies. Deze inventarisatie moet in april 2004 gereed zijn. Daarna is de rest van Drenthe aan de beurt en ook het grensgebied met Groningen. Er is al het nodige veranderd in het denken van de bestuurders. Men wordt steeds enthousiaster. Dat vertaalt zich ook in financiële bijdragen. We hopen dat op termijn het inzicht ontstaat dat er in de provincie veel waardevols verloren dreigt te gaan als er geen maatregelen worden genomen. Wat we uiteindelijk willen is dat er in het toekomstige ruimtelijke beleid iets met deze kennis wordt gedaan. In ieder geval zal niemand dan meer kunnen zeggen dat hij niet wist dat er in deze contreien nog zulk waardevol cultuurhistorisch erfgoed bestaat.’ <