Een eenzame voetbal op de middenstip, gevangen in vier lichtbundels. Langzaam groeit het licht, trekt de ruimte open tot het een stadion vol publiek laat zien. Het doet je ineens de reusachtige omvang van die locatie beseffen en tegelijkertijd word je als toeschouwer opgenomen in een gevoel van intimiteit. Dit is de plek, hier gaat het gebeuren… Abe! In september 1995 opgevoerd in het Abe Lenstrastadion in Heerenveen.

Peter de Kimpe uit Amsterdam is een internationale duizendpoot. Als ontwerper houdt hij zich al 25 jaar bezig met theater, tentoonstellingsarchitectuur en kunstvakonderwijs. In het Noorden is hij bekend omdat hij van 1986 tot 1999 hoofddocent van de afdeling Theatervormgeving van Academie Minerva in Groningen was. En hij was er als vormgever betrokken bij onvergetelijke locatietheaterprojecten als Abe! in Heerenveen, Peer Gynt op het strand van Terschelling tijdens het Oerol-festival en Orfeo Aqua op een meer bij Workum ergens tussen Leeuwarden en Stavoren.
Wat vindt hij van de stelling dat Nederland in de wereld voorop loopt op het gebied van locatietheater en dat het Noorden het gebied is waar het landschap theatermakers het meest inspireert?
‘Er zijn natuurlijk veel landen waar op niet-Nederlandse wijze aan locatietheater wordt gedaan. Finland heeft bijvoorbeeld ook een traditie op dit gebied. Maar wat betreft de omvang, het aantal groepen dat zich ermee bezighoudt, gebeurt er inderdaad veel in het Noorden. Zeker als je Oerol op Terschelling meeneemt. Maar ook in Zeeland wordt aan locatietheater gedaan. Mijn stelling zou kunnen zijn dat het vaak om mensen draait en hun binding met het Noorden. Dat is even belangrijk als het landschap.’
Hij noemt namen: Jos Thie, regisseur, Sjoerd Wagenaar, theatervormgever, Joop Mulder, directeur van Oerol. ‘Wat mijn eigen binding met het Noorden betreft: in 1986 ben ik als docent op Minerva in Groningen gevraagd en ben daar de opleiding scenografie begonnen. Dat heb ik elf jaar gedaan. Momenteel doceer ik vormgeving aan de regieopleiding en de opleiding theatertechniek aan de Amsterdamse theaterschool. Sinds ik in het Noorden kom hebben zich daar allerlei interessante fenomenen voorgedaan. In het kader van het internationaal theaterfestival Out of Frames in de stad Groningen in 1991 werd veel actie op Minerva ontwikkeld. Centraal thema in alle voorstellingen was ‘de stad’. Jonge theatervormgevers lieten zich inspireren door locaties in de binnenstad. Sjoerd Wagenaar was daar nog als Minerva-student bij betrokken. Via mijn netwerk namen er naast Minerva zeven kunstacademies uit Europa aan deel. Ik heb Jos Thie erbij gehaald, die ik al sinds 1982 kende. Samen hadden we al dingen gedaan in Rotterdam en later bij het RO-theater. Met Jos heb ik vervolgens Abe! gemaakt, Peer Gynt en Orfeo Aqua.’

Landschappelijk monumentaliteit

‘Voor Via Dorkwerd van Peter Greenaway – waarvoor ik de tentoonstelling in het Natuurmuseum in Groningen heb gedaan – ben ik door het Noorden gereisd met landschapsarchitect Wim Boetze, een uniek mens die je de omgeving door zijn ogen leert zien, en met schrijver/dichter Willem van Toorn. Willem heeft de teksten bij die tentoonstelling in het Natuurmuseum gemaakt. Tijdens dat rondreizen heb ik beseft dat het landschap hier van een ongelooflijke kracht en rust getuigt. Die landschappelijke monumentaliteit, dat zou wel eens de aantrekkingskracht voor locatietheatermakers kunnen zijn. En niet alleen voor hen; filmregisseur Karim Traïdia van De Poolse Bruid gaf het Groningse landschap ook een ongelooflijk belangrijke rol in zijn film. Hij heeft dezelfde “antenne” voor het landschap. Het is een klein wereldje van creatieve mensen en hun binding met dit landschap. Jan Abrahamse hoort daar ook bij.’

De plek moet fantasie vrijmaken

Orpheus kijkt om naar zijn geliefde Euridice, die op datzelfde ogenblik door het water wordt verzwolgen. Amor loopt in het donker over het water, over een spoor van licht. Je weet dat het niet kan, maar het gebeurt voor je ogen. In de verte drijven bootjes. In één zo’n bootje zitten de muzikanten die de zangers begeleiden, in een ander bootje zingt een koor…
Orfeo Aqua, in juni/juli 2000 ’s nachts opgevoerd aan de rand van een meer bij Workum.

‘Locatietheater draait in mijn opvatting om een vorm waarbij de locatie bewust is gekozen en een belangrijke rol speelt in de voorstelling. Vervolgens ga je daarmee als ontwerper aan de slag. Je richt je naar de omstandigheden en de opdracht. Ik hou niet van een locatie die het verhaal eigenlijk al vertelt. Een locatie moet niet te veel voorlopen op wat zich nog moet ontwikkelen. De plek moet de fantasie vrijmaken. Het poëtisch onverwachte, daar hou ik van. Ik ben geen type dat heel erg op effecten ontwerpt. Het zijn soms de kleine dingen die zorgen voor een magische ervaring. Je dienstbaar maken, het is een slecht woord, maar dat bedoel ik wel.’
‘Er zijn locaties denkbaar die van zichzelf zo sterk zijn dat je er niets aan hoeft te doen, maar ik vind dat de subtiele toevoegingen van de vormgever de voorstelling maken. Het is een vorm van theater die heel ver terugvoert. Ik heb Griekse amfitheaters gezien die heel bewust in een landschappelijke omgeving waren neergezet. Het uitzicht op die omgeving neem je voortdurend waar.’
‘Kenmerkend voor locatietheater is ook dat er altijd maar een beperkt aantal voorstellingen wordt gegeven. Als de reeks voorstellingen te lang duurt haal je het event-achtige eruit, het gevoel dat er een happening plaatsvindt en dat je er nú bij moet zijn wil je het meemaken. Locatietheater keert nooit meer terug naar de grote zalen. Daar wordt al eeuwenlang in een “lijst” gespeeld. Houdt dat nog een eeuw stand?’

Absolute liefde voor locatietheater

‘Bij locatietheater zijn Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat vaak gesprekspartner. Dat onderdeel van de voorbereiding is niet mijn favoriete bezigheid… Maar de directie van Staatsbosbeheer heeft een absolute liefde voor locatietheater. Dat opent deuren. Je graaft natuurlijk niet zomaar even een meer in de duinen. En als een idee niet kan worden uitgevoerd moet je de volgende stap kunnen zetten. Bij Abe! lag het weer anders. Daar hadden we een goede band met de man die verantwoordelijk was voor het veld. Je wilt als vormgever natuurlijk het liefst door het gras ploegen. Dat kan dan niet!’

Op de vraag of hij wel eens iets met het wad wil doen, antwoordt de Kimpe: ‘Over de dijk de zee op kijken, laag licht, de temperatuur. Daar zou ik ongelofelijk graag iets mee doen! Dat tempeltje van Ids Willemsma dat op de dijk bij Ternaard in alle eenzaamheid volledig op zichzelf staat, zou een prachtige locatie zijn. Het is nog niet meer dan een idee, maar zo begint het altijd.’
‘Het Frysk Festival heeft voor 2005 vier plekken in het Friese landschap op het oog. De plannen zijn nog in een eerste stadium. Ik heb met Guy Biran, een Israëlisch regisseur, een gesprek gevoerd en onze ideeën uiteengezet. De toeschouwers worden meegenomen op een tocht langs plekken in het landschap.’

Culturele binding

Een brandende boom in het duister, pas als de vlammen doven merk je hoe donker het is tijdens de voorstelling. Peer Gynt die in verschillende gedaanten op onverwachte plekken verschijnt. Tussen de duinen, pal voor de tribune, ligt een meertje. Het is speciaal voor de voorstelling gegraven, maar je zou zweren dat het er altijd al is geweest. Fantastische kostuums, hallucinerende lichteffecten…
Peer Gynt, tijdens Oerol in juni 1999 opgevoerd op Terschelling.

‘Locatietheater neemt nu een grote vlucht. Dat heeft mogelijk te maken met de behoefte van de mens om zich weer betrokken te voelen bij de natuur. En in een stedelijke omgeving leeft het verlangen naar een andere manier van kijken. Mensen kennen bijvoorbeeld het voetbalstadion in Heerenveen, maar op het moment dat ze daar kijken naar een voorstelling, beleven ze zo’n stadion als het ware opnieuw. De dorpsfanfare marcheert binnen en speelt het Friese volkslied. Allen staan op, men zingt mee. Zo’n voorstelling kan niet meer stuk! Zo’n herinnering verlaat mensen nooit weer. Dat is vaak zo bij theater, maar bij locatietheater is het sterker. Ik heb mensen echt ontroerd horen praten over Orfeo Aqua. Daar werd het publiek met een trein om drie uur in de nacht aangevoerd. Er was een speciaal station voor aangelegd. In het donker wandelde men naar de tribune en pas dan zag men de locatie, die heel rustig, heel voorzichtig was uitgelicht. Die tribune was half boven het water gebouwd. Zo zat je als kijker in de voorstelling.’
‘Naast het landschappelijke is dit misschien de tweede grote kracht van locatietheater: het cultureel bijeenbrengen van een groep mensen. Waar het landschappelijke inspireert tot het maken van een voorstelling is de culturele binding van de mensen die komen kijken, het element dat de voorstelling sterk maakt.’

Trefwoorden