Het zomerse theatereiland Terschelling in de Waddenzee lijkt geschapen voor kunst, vooral theater en beeldende kunsten. Het samenspel van duinen en zee, de duinkommen, de open plekken in het bos, het amfitheater van glooiende lijnen van duinen, het licht, de maan die 's avonds de voorstellingen verlicht als Gods eigen schijnwerper: het eiland heeft sinds zijn bestaan gewacht op iemand, een tovenaar, die bedacht hier en nergens anders toneel te gaan brengen. Het eiland als podium, de hemel als decor. Die tovenaar heet Joop Mulder, artistiek leider van het jaarlijkse Oerol Festival dat nu al zo'n twintig jaar bestaat.

Om de sensatie van theater in de natuurlijke architectuur van het eiland te begrijpen, is een winters bezoek onontbeerlijk. Dan is de wereld er stil en bevroren, het landschap toont veel helderder dan in de volle weelde van de zomer zijn eigenschappen die het zo geschikt maken voor theater. Voor Joop Mulder zijn dit ‘de krachtigste maanden van het jaar’. In de winter maakt hij lange wandelingen over het eiland en dan denkt hij wat hij in de zomer zou willen zien. Een bosje wilgentenen toont zich in de winter, wanneer de lijnen van de takken zich scherp aftekenen tegen de lucht, als een sculptuur. Zo’n beeld vraagt om een voorstelling.
In de geschiedenis van het theater is de natuur altijd de schouwburgzaal binnengehaald. De eenzame boom in Becketts Wachten op Godot bijvoorbeeld. Of de b…

Trefwoorden