Een paar woorden of een specifiek geluid kunnen bij de mens onmiddellijk een reactie genereren. Bij mij zijn het vaak gedichten, waarvan een enkele strofe mij tot peinzen aanzet. Of het is een combinatie van tonen in een muziekstuk, die mij als het ware 'op slot zet'.

‘Versteend uw afgewend gelaat / zie, hoe de treurroos opengaat’. Deze regels in het gedicht Vergeefs verzet van Ida Gerhardt en een artikel van landschapsarchitect Leonard Springer inspireerden mij tot dit artikel over treurbomen op begraafplaatsen. In 1895 schreef Springer Treurbomen bij de graven. Het gaat over de manier waarop men bomen bij graven plant. Hij vindt dat men meestal te veel bomen plant bij het graf en praktisch altijd dezelfde: bekende soorten als treures, treuriep, prieel- en treurberk. ‘Voor een bloeiend boompje’, schrijft hij, ‘gebruikt men uitsluitend de treurroos, die door het te veel plaatsen der boomen om de dicht opeengedrongen graven en in de lanen een jammerlijk bestaan slijten.’

Springer beveelt de volgende bloeiende ’treurvariëteiten’ aan die door bloei en habitus een passende oplossing kunnen zijn: Japanse kers, zoete kers, lijsterbes, meidoorn, erwtenstruik, vlier, appel, wilgbladige peer, amandel, liguster en waterwilg.
Ook de groenblijvende soorten krijgen zijn aandacht. Hulst, zowel de groenbladige als de bonte, en verder coniferen als de venijnboom of de zilverspar. ‘Men houde’, schrijft Springer voorts, ‘vooral in ’t oog, welke soorten weinig ruimte behoeven. Men kieze echter met overleg, vooral met het oog op de standplaats.’
Dat men de laatste aanbeveling niet altijd ter harte nam, is te zien aan sommige ‘woudreuzen’ op vele begraafplaatsen. In Groningen, Leeuwarden en Assen ben ik nagegaan of en welke soorten treurbomen op de begraafplaatsen te vinden zijn.

Groningen

In de stad Groningen, inclusief de buitenwijken, zijn vijf begraafplaatsen: de Zuiderbegraafplaats, de Noorderbegraafplaats, het R.K. Kerkhof, het Esserveld en de Selwerderhof. In hoeverre er vroeger beperkingen waren voor het aanplanten van rozen, struiken of heesters en bomen bij graven is niet bekend. Jan Hofman van Openbare Werken Groningen: ‘Wij raden mensen af om bomen te planten die op den duur veel ruimte innemen. Officieel staat er daarover niets in de voorwaarden, maar mensen zeggen al gauw: “Kan die boom niet weg, want er komt vogelpoep op het graf?”‘ Hofman vermoedt dat de geweldig uitgegroeide treurbeuken, treuressen, taxussen en prieelbeken op de Groninger begraafplaatsen waarschijnlijk in vroeger dagen door de beheerder geplant zijn, bijvoorbeeld op plaatsen waar geen grafruimtes waren uitgegeven. Kennis omtrent de aanplant van deze bomen is er niet meer. Het is zeer waarschijnlijk dat de grote (treur)beuken van de Noorder- en Zuiderbegraafplaats omstreeks 1850 geplant zijn.
Na 1827 werden de begraafplaatsen in Groningen aangelegd naar ontwerp van een tuin- of landschapsarchitect. De belangrijkste ontwerpers van begraafplaatsen in Nederland waren L.P. Roodbaard, L.P. Zocher, J.D. Zocher jr. en sr., L. Springer en J. Vroom sr. In die tijd zijn de begraafplaatsen annex wandelparken ontstaan die op termijn zouden uitgroeien tot een soort ‘begraafparken’. De Oosterbegraafplaats in Amsterdam is hier een goed voorbeeld van.

Zuiderbegraafplaats

Op de in 1827 aangelegde Zuiderbegraafplaats staat een aantal grote treurbomen. De meeste aandacht trekken altijd de grote treurbeuken, waarvan er hier drie staan; verder drie treuressen en prieelberken, die hun gebladerte als een zonnescherm boven de graven uitspreidt. Eén treurroos ben ik tegengekomen. De taxus, een typische boom voor begraafplaatsen – symbool voor onvergankelijkheid door de altijd groene bladeren – en een jeneverbes zorgen voor markante verticalen op deze dodenakker. Sommige grafruimten worden geheel gevuld met coniferen. De ouderdom van deze coniferen is vaak moeilijk te schatten, hoewel de tijd van overlijden op de grafsteen een aanwijzing kan geven. Op legio grafstenen zijn treurbomen afgebeeld.
De ontwerpen van zowel de Noorder- als de Zuiderbegraafplaats laten een haast mathematische strengheid zien. Vak na vak, rij na rij boden zo veel mogelijk grafruimtes op het aangelegde terrein. Alleen een strook groen aan de kant van de Hereweg van de Zuiderbegraafplaats lijkt geïnspireerd te zijn op de landschapsstijl.

Noorderbegraafplaats

De Noorderbegraafplaats is nog net op een punt van de Hondsrug aangelegd aan de rand van de stad. De begraafplaats kent een algemeen gedeelte en een joods gedeelte. Het eerste toont een aantal oude bomen en struiken, het tweede is zo kaal als een biljartbal. De reden hiervoor is dat alle familieleden van de gestorvenen ook overleden zijn. Een enkele keer is op een joodse grafsteen een treurboom te zien. Dat is het geval op de joodse begraafplaats tegenover de Selwerderhof waar een treureik op een grafsteen is afgebeeld. Er zijn volgens W.J. van Bekkum van de Rijksuniversiteit Groningen geen joodse voorschriften die het planten van een boom bij een graf zouden verbieden.
Op het algemene gedeelte staan vijf mooi uitgegroeide prieelberken en vijf wat in de hoogte geschoten treurberken. Twee treuressen, twee jeneverbessen en een bonte taxus geven deze begraafplaats een herbergzaamheid waar het ‘goed toeven is’. Eén rode beuk en één treurbeuk lijken tegen elkaar aan te leunen als broer en zuster. Wel vijftig graven zijn onder de uitstaande takken geborgen. Onder dat enorme, levende scherm is nog een sfeer te proeven die vergankelijkheid heet.
De meest bijzondere boom echter is een goudenregen bij het graf van Bastiaan Tieman, die in 1943 overleed (voorzover de beheerder H. Niezen en ik de tekst op de ‘kei’ konden ontcijferen). Vermoedelijk is deze boom dus circa zestig jaar; het is tevens de dikste en grootste van deze soort die is aangetroffen op begraafplaatsen in de gemeente Groningen. Hoewel een bloeiende goudenregen bepaald geen treurboom lijkt, geven de uitgebloeide, hangende bloemtrossen toch een wat treurige aanblik.

Rooms-Katholieke Kerkhof

In 1872 begon men met de aanleg van het Rooms-Katholieke Kerkhof. Om twee doorgaande lanen te accentueren zijn er onlangs circa vijftig zuileiken aangeplant. Het aantal treurbomen is op de vingers van één hand te tellen: twee grote treurwilgen die zijn teruggesnoeid; voorts vinden we er een kleine ’treurprunus’ en een stamroos.

Esserveld

Het Esserveld is de begraafplaats met de meeste en de hoogste coniferen in de stad Groningen. De ontwerper van Esserveld is niet bekend. In 1924 is deze begraafplaats in gebruik genomen; de blauwsparren en lariksen hebben inmiddels een hoogte van circa tien meter bereikt. Treurbomen zijn er niet te vinden. De bezoeker waant zich in een soort openbare volière, zo veel zangvogels zijn hier te gast.

Selwerderhof

De begraafplaats Selwerderhof is na de Tweede Wereldoorlog voltooid naar ontwerpen van L.W. Copijn en J. Vroom jr. Het is de grootste begraafplaats van de stad Groningen. Het is er zeer lommerrijk door de vele bomen die langs de doorgaande lanen zijn aangeplant. Veel treurbomen zijn er echter niet te vinden, behalve langs enkele lange doorgaande paden in het centrum van de begraafplaats en ten oosten van de aula. Dit zijn treurberken van zeven à acht meter hoog. De beplanting (bijvoorbeeld heesters) bij de graven mag volgens een mededeling bij het nieuwe gedeelte niet hoger zijn dan veertig centimeter. Toch kwam ik daar enkele stamrozen tegen die hoger zijn dan een meter, direct achter de grafstenen. In overleg met de opzichter is veel mogelijk. Uniek (in Nederland zelfs) is op deze begraafplaats de theeschenkerij. Het is een heringerichte aula van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Vrijwilligsters van de Stichting Accolade verzorgen de exploitatie. Elke dag geopend.

Assen

Assen kent momenteel vier begraafplaatsen. Naar anciënniteit gerekend: de Joodse Begraafplaats (geen treurbomen aanwezig), de Noorderbegraafplaats, de Zuiderbegraafplaats en De Boskamp. In de kloostertijd, omstreeks 1300, werden de kloosterlingen en burgers in de Abdijkerk en op de Kleine Brink begraven, die zich ten noorden van de kerk bevond. Tot 1822 werd er begraven op een kerkhof dat lag aan de huidige Brinkstraat. Later zou daar het Gerechtsgebouw verrijzen.

Noorderbegraafplaats

Omdat het kerkhof aan de Brinkstraat vol raakte, besloot het gemeentebestuur in 1818 een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Na veel plussen en minnen koos men voor een plek in het Asserbos dicht bij de Vaart. De grond kostte de gemeente niets, want zij was eigenaar van dit bos. Curieus is dat de gemeente contact zocht met het Duitse Aurich vanwege een toentertijd beroemd ontwerp van het kerkhof aldaar. Dit ontwerp werd vervolgens ‘uitgekleed’ door de woning van de doodgraver niet te laten bouwen. De begraafplaats werd in 1823 in gebruik genomen. In 1944 is de begraafplaats gerestaureerd naar een ontwerp van J. Vroom uit De Punt.
Het ingangshek toont de bekende doodssymbolen als uil, zeis, flambouw en de slang. Vooral als de rododendrons bloeien is dit een prachtige plek om te vertoeven. Een paar ruïnes van bomen, schilderachtig begroeid met klimop, geven deze begraafplaats een bijzonder cachet. Twee treuressen staan er; het gras wordt gemaaid. De Noorderbegraafplaats is geheel omgeven door bos, hetgeen deze plek een zekere intimiteit verleent.

Zuiderbegraafplaats

Uit ruimtegebrek op de Noorderbegraafplaats is de wens ontstaan om een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Er waren meerdere opties voor plaatsen in Assen, maar men besloot uiteindelijk weer uit zuinigheid te kiezen voor het Asserbos, langs de Beilerstraat. Een ontwerp in de landschapsstijl van J. Vroom genoot de voorkeur van de raadsleden. In 1892 werd de begraafplaats in gebruik genomen en in 1925 nog met een vak uitgebreid.
De ingangspartij, geflankeerd door twee stenen palen met grafurnen erbovenop, geeft toegang tot een unieke begraafplaats. Het is geworden tot een waar pinetum; de verschillende coniferen bereiken soms een hoogte van wel vijftien meter. Zangvogels kwinkeleren dat het een lust is. Het is een soort plezierig doolhof geworden, waarbij er veel te genieten valt op het gebied van de ‘schoonheid van verval’.
Het dichtgetimmerde baarhuisje zou misschien de functie van theehuis kunnen krijgen, zoals met de voormalige aula op de Selwerderhof in Groningen is gebeurd. Dat lijkt misschien vreemd, maar het ‘begraafplaatstoerisme’ neemt weer toe. Voorzover ik kon waarnemen, zijn er geen treurbomen, maar het is
zeker de moeite waard deze dodenakker te bezoeken.

Boskamp

Op de meer dan vijftig beplantingstekeningen van deze begraafplaats trof ik de volgende soorten aan: treurbeuk, treurlijsterbes, goudenregen, zuileik, gele treurwilg, ‘zuilberk’, treurberk en Prunus subhirtella pendula. De Boskamp is in 1955 in gebruik genomen. De restanten van het katholieke kerkhof aan de Vaart NZ zijn vanaf 1957 naar Vak R van de begraafplaats overgebracht.
Van de drie tot nu toe genoemde begraafplaatsen vind ik deze eigenlijk de minst aantrekkelijke van Assen. Direct links van de ingang staat een treurbeuk; de oprijlaan naar de aula wordt geflankeerd door treurberken. Wie zoekt, zal de overige genoemde treurbomen wel vinden, maar de tijd zal hier goed zijn best moeten doen om deze begraafplaats tot een herbergzame plek te maken.

Leeuwarden

In Leeuwarden zijn vier begraafplaatsen van zekere omvang. De grootste is de Noorderbegraafplaats; dan volgt de Algemene Begraafplaats, dan de Rooms-Katholieke Begraafplaats en ten slotte het kerkhof rond de Huizumer kerk.

Algemene Begraafplaats

De Algemene Begraafplaats, aan de Spanjaardslaan, springt eruit qua sfeer. Het oorspronkelijk ontwerp is van de bekende tuin- en landschapsarchitect Lucas Pieters Roodbaard, die er zelf ook begraven is. Maar net zoals de schilder Jan Altink in Groningen geen grafsteen heeft, zo is dat ook met Roodbaard het geval. De begraafplaats is in 1833 in gebruik genomen als de ‘Nieuwe Begraafplaats buiten de Hoeksterpoort’. De begraafplaats is aangelegd op de terp Fiswerd en het ontwerp toont de typische boonvormige perken van Roodbaard.
De entree, een zwaar hek met de tekst ‘Memento mori’ en twee niet te missen doodshoofden, wordt geflankeerd door twee rietgedekte huisjes met portico’s. Aansluitend ligt aan de westkant de joodse begraafplaats, met een aparte toegang. De paden zijn van fijn grind en omarmen als het ware de grafperken.
Veel treurbomen zijn hier niet, noch bijzondere bomen. De enige opvallende verschijning is een ginkgo. In het midden van de begraafplaats staat een vrij grote, oude treurbeuk en bij het voormalige lijkenhuisje een wat jonger exemplaar. Een conifeer met hangende takken, grote platanen en een bruine beuk geven deze begraafplaats met zijn hoge randbeplanting een mooi besloten karakter. Met een joodse begraafplaats heeft deze dodenakker gemeen dat de grafstenen (bijna) niet meer door nabestaanden worden bezocht en verzorgd.

Rooms-Katholieke Begraafplaats

Vanaf 1882 konden katholieken hun doden begraven op de Rooms-Katholieke Begraafplaats, gelegen aan de Harlingerstraatweg. Eenmaal op de begraafplaats vergeet men volledig het drukke verkeer. Hier worden de grafstenen goed onderhouden en er heerst haast een gezellige sfeer. Een aardig initiatief is het planten van ‘herinneringsbomen’. Twee jonge treurbeuken zijn onderdeel van tot nu toe 24 geplante bomen. Een rode treurroos bloeit zo overvloedig dat het de dode bijna zou ontroeren. De schrijver Havank (van de detectives) heeft hier zijn laatste rustplaats gevonden.

Noorderbegraafplaats

‘Aan het Schapendijkje heerste niet langer de romantiek van de Engelse landschapsstijl’, zoals te lezen staat in het boekje Hier wordt U, voor gij sterft, een lusthof aangeboden. Nee, daarover geen twijfel. Zelden heb ik zo’n kille dodenakker gezien als de Noorderbegraafplaats, die Leeuwarden vermoedelijk te danken heeft aan zijn toenmalige directeur der Gemeentewerken. In 1919 vond de eerste teraardebestelling plaats.
Behoudens langs de hoofdas waar forse uitgegroeide treurberken staan, vallen zes treuressen op. Tussen de geknipte hagen van coniferen liggen geasfalteerde paden. De dood kan zich geen efficiënter rijk wensen dan deze begraafplaats.

Huizum

Het door nieuwe wijken van de gemeente Leeuwarden omsloten dorp Huizum heeft een oude twaalfde-eeuwse kerk met kerkhof, zeer idyllisch gelegen binnen hoge bomen. Behoudens enkele oude graven kent dit kerkhof geen treurbomen. Een vleugelnoot laat zijn vruchten in lange slierten hangen. Deze plaats is totaal ingekeerd en afgewend van de wijken eromheen. Gewoon mooi.

Conclusie: Veel nieuwe treurbomen worden er niet meer aangeplant bij de graven. Zo hier en daar een enkele treurroos, prunus of treurbeuk. Toch worden er bij rozenkwekers in België nog steeds ’treurrozelaars’ aangeboden. Zou de grafcultuur daar romantischer zijn?

De heren W. Antonissen van de gemeente Assen, C. Brattinga van de gemeente Leeuwarden, H. Moens van Groenmechelen en W.J. van Bekkum dank ik voor hun informatie.

Literatuur
Springer, L.A., ‘Treurbomen bij de graven’, Tijdschrift voor Tuinbouw 1899, pp. 114-18.
Houting, E., Grafbloempjes, kerkhoven en begraafplaatsen in de gemeente Groningen. Groningen, 2002.
‘Hier wordt U, voor gij sterft, een lusthof aangeboden’. Begraven en begraafplaatsen, Open Monumenten in Leeuwarden, 1999.

Trefwoorden