In Noord-Nederland vinden we aan de oppervlakte een grote diversiteit aan bodemtypen. In deze serie wordt telkens een bodemprofiel of -fenomeen getoond en besproken. Als u zelf een fraai voorbeeld aantreft, bijvoorbeeld bij het graven van een sloot of bij het uitgraven van een plaats voor een nieuwbouwwoning, bericht dat dan aan Noorderbreedte. Redacteur Gerrie Koopman neemt dan contact met u op.

Tijdens de inspectie van een bouwput op het voormalige Circusterrein aan de Bloemsingel in Groningen trof stadsarcheoloog Gert Kortekaas in 2000 een interessant bodemprofiel aan, dat de aandacht trok door opvallende kleuren en typische structuren. De grond was ernstig vervuild door de voormalige gasfabriek en onderin de put stonden zwartbruine plassen naar creosoot ruikend vocht, maar dat weerhield een aantal mensen er niet van naar beneden te klauteren, om het bodemprofiel te bekijken. Op de foto is dit als volgt te zien: van boven naar beneden eerst gelaagd witgeel zand, dan op circa 75 centimeter diepte grijzig zand met grillige structuren, dat overging in bruin, humeus zand. Tussen 1,20 meter en 1,25 meter lag een laagje veen met stukken hout en daaronder bevond zich een metersdik pakket groene, gemarmerde, fijne klei. Hoe en wanneer waren deze lagen en structuren gevormd?

Gekneed

De meeste aandacht trok de groen gemarmerde klei. Iets dergelijks hadden we in Noord-Nederland nog nooit gezien, ondanks tientallen boringen die we hadden uitgevoerd. Er werd verwoed over gediscussieerd door Bert van Straaten (oud-hoogleraar geologie), Johan Jelsma (directeur van archeologisch onderzoeksbureau De Steekproef), Gert Kortekaas (stadsarcheoloog) en schrijvers dezes, waarbij de suggestie van in water afgezette löss werd gedaan. De veenlaag was gemakkelijk als veen te herkennen, maar wat voor hout zat er in? We waren het erover eens dat de grillige structuren in de grijze zandlaag en in de houtveenlaag het gevolg waren van vorstwerking. Ze moesten zijn ontstaan tijdens het koudste deel van een ijstijd, een tijd waarin de grond honderden of duizenden jaren lang bevroren is geweest (permafrost) en de gelaagdheid ernstig werd vervormd en gekneed (kryoturbatie) door het voortdurend ontdooien in de zomer en weer opvriezen in de winter van een dunne bovenlaag. Maar tijdens welke ijstijd zou dit zijn gebeurd?
Om die vraag te beantwoorden werden monsters van de houtveenlaag, het humeuze zand en de gemarmerde groene klei onderzocht in het Groninger Instituut voor Archaeologie, waarbij het hout uit de veenlaag fijnspar bleek te zijn. Deze soort (de ‘kerstboom’) komt in Nederland niet meer van nature, maar uitsluitend aangeplant voor. Het laatst dat deze soort hier nog wel van nature en zeer nadrukkelijk voorkwam, was ongeveer 100.000 jaar geleden, tijdens de Weichsel, de laatste ijstijd. Deze ijstijd was toen al zo’n 20.000 jaar eerder begonnen, maar door een opleving in de temperatuur – een interstadiaal – was er tijdelijk weer boomgroei mogelijk. Tijdens dit zogenaamde Brørup interstadiaal groeiden er bovendien berken en heidesoorten, zoals bleek uit het stuifmeel dat werd gevonden in het zand en in de veenlaag.

Haagbeuk, els en hazelaar

Het intrigerende groene lösspakket lag onder dit Brørupveen en was dus ouder dan 100.000 jaar. In de monsters van deze löss werd stuifmeel gevonden van haagbeuk, els en hazelaar, bomen die voorkwamen tijdens het Eemien, de warme periode vóór de laatste ijstijd. Maar löss wordt alleen in koude perioden afgezet. Hoe dan dit verschijnsel te verklaren? De verklaring stoelt vooral op de gedachten van Piet Cleveringa, geoloog bij TNO.
De löss moet dateren uit het begin van de Weichsel, zo’n 100.000 tot 120.000 jaar geleden, toen het al behoorlijk ijzig was. Fijn sediment werd ’s winters drooggevroren, door de wind verplaatst en afgezet in laagten, vooral daar waar kwel van grondwater optrad. Het in deze löss gevonden stuifmeel van haagbeuk, els en hazelaar, is afkomstig uit oudere sedimenten en dus voor de tweede keer afgezet.
Na deze eerste koudegolf in de Weichsel en het warmere Brørup interstadiaal, verslechterden de omstandigheden aanzienlijk. Planten stierven af en er werd fijn zand over het Brørupveen afgezet. Op het koudst van de ijstijd werden deze lagen nog eens flink verkneed, zoals wanneer je hard in een pakje roomboter knijpt en de boter tussen je vingers doorperst. Dat leverde de prachtige kryoturbatiestructuren op.