In de jaren zeventig ontstonden kort na elkaar een Friese, een Drentse en een Groningse vereniging van kleine kernen. Een kwart eeuw later vertellen de huidige trekkers van deze koepelorganisaties wat ze hebben bereikt en waar het tegenwoordig over gaat in de dorpen.

Begin jaren zeventig was het platteland van Noord-Nederland in beroering. Wel of geen nieuwbouw in de kleine dorpen, hoe ziet de toekomst van de plattelandsschool eruit, wat gebeurt er met de winkels in het dorp, hoe moet het verder met de boeren? Tijd voor de kleine dorpen om zich goed te organiseren. Kort na elkaar werden drie provinciale verenigingen van kleine kernen in het leven geroepen. Drenthe beet het spits af: in februari 1975 werd de Vereniging Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe (BOKD) opgericht. In het voorjaar van 1977 de Feriening Lytse Doarpen (FLD) in Friesland en in mei 1978 de Vereniging Kleine Dorpen Groningen (VKDG). De koepelorganisaties hadden als doel de ‘krachten en belangen te bundelen en de leefbaarheid van dorpen te behouden en te bevorderen’. Ytsen Strikwerda, coördinator van de FLD: ‘Dit is nog onverminderd van kracht, hoewel de onderwerpen langzaam zijn veranderd.’
De kiemen van de drie dorpenverenigingen lagen in de kleine dorpen zelf. In Friesland ontstond er in de dorpen een hoop heibel over een streekplan van de provincie. Ytsen Strikwerda: ‘Niet voor niets was de oprichtingsvergadering in Tijnje, een dorp zo rood als een kraal.’ In Drenthe was Tiendeveen de bakermat van de BOKD. Daar zorgde het toekomstplan ‘Drenthe Anno’ voor verhitte discussies. Tiendeveen zou tot in lengte van jaren geen nieuwe woningbouw mogen plegen. Stukadoor en actievoerder Harm Bisschop zocht mensen van andere dorpen om hem heen om gezamenlijk een inspraakreactie te schrijven en binnen een paar maanden was de BOKD een feit. Ook de provincie Groningen joeg met een streekplan de kleine dorpen tegen zich in het harnas. Landbouwer Eltjo Keyer uit Zeerijp was de drijvende kracht achter een werkgroep die het fundament werd voor de VKDG.

Deskundiger

Nienke Vellema is sinds een jaar consulent van de Groningse dorpenvereniging. Daarvoor was ze coördinator van de Friese zusterorganisatie. ‘In de beginjaren was de VKDG een echte actiegroep: de barricaden op! Nu proberen we de dorpen deskundiger te maken en door middel van samenwerking de partijen nader tot elkaar te brengen’, vertelt ze. 147 Groninger dorpen, en dat zijn ze bijna allemaal, zijn lid van de VKDG.
Friesland telt ruim 350 dorpen, waarvan 300 lid zijn van de koepelorganisatie. Ytsen Strikwerda: ‘In tegenstelling tot 25 jaar geleden worden de dorpen tegenwoordig serieus genomen door de provincie en de gemeenten. De provincie kan ons inschakelen als onafhankelijke derde partij. Zo speelt de FLD de rol van onafhankelijk voorzitter bij het BANS-project (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl), waarin rijk, provincies en gemeenten hun onderlinge samenwerking in het landelijk gebied willen verbeteren. Wanneer de overheid die rol zou hebben, zou dat dorpen het gevoel geven dat alles reeds is bekonkeld.’
De BOKD is een belangenvereniging voor 140 kleine dorpen in Drenthe. De meeste leden hebben tussen de 500 en 1000 inwoners. Directeur Hans Elerie: ‘De BOKD is voortgekomen uit de inspraakcultuur van de jaren zeventig en tachtig. In die jaren voltrok zich de definitieve overgang van werkdorp naar woondorp. In 1974 werd door de provincie de kleine dorpen elke mogelijkheid voor een eigen ontwikkeling ontzegd. Ruim 25 jaar later zijn de rollen omgekeerd. In ons project Dorp2000anno gaat het bijvoorbeeld niet meer om planologie vanuit de burelen op het provinciehuis, maar om een nieuwe vorm van culturele planologie vanaf de stamtafel in café of dorpshuis.’
In 25 jaar is er veel gebeurd op het platteland. Ytsen Strikwerda: ‘Tegenwoordig komt het niet vaak meer voor dat een dorp zich heel druk maakt voor het behoud van een school, een dorpshuis of een enkele winkel. De tijd van acties als ‘Frou Froukje koopt in eigen dorp’ is voorbij. Het integrale denken is op gang gekomen. Een dorpshuis op zich is nauwelijks nog een item; het moet nu een multifunctioneel dorpscentrum zijn!’

Keukentafelgesprekken

Een belangrijke huidige activiteit van de koepelverenigingen is de ondersteuning bij het maken van dorpsvisies. Ytsen Strikwerda: ‘Een dorp zet zich niet meer in voor meer huizenbouw met als doel de school overeind te houden. Men stelt zich de integrale vraag: ‘hoe moet het dorp er over 10 jaar uitzien?’ Als een dorp een toekomstvisie wil, organiseert de FLD ‘keukentafelgesprekken’. In groepen wordt daarbij gediscussieerd over thema’s uit een keuzelijst, zoals huizenbouw, verkeer of het aanwijzen van terreinen voor klein- of grootschalige bedrijvigheid. De gewenste ontwikkelingen worden vervolgens op papier gezet. Het landschap in en rond het dorp is in Friesland ook een thema, maar komt niet altijd uitdrukkelijk aan de orde in dorpsvisies.
In Drenthe worden ook dorpsvisies of dorpsagenda’s gemaakt. Daarnaast ondersteunt de BOKD dorpen bij het opstellen van een zogenoemd dorpsomgevingsplan. Hierbij gaat het om een visie op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het dorpsomgevingsplan Buinen bijvoorbeeld, heeft de dorpsbevolking – begeleid door deskundigen – aangegeven hoe het historische karakter van het dorpsgebied kan worden behouden en versterkt naast de geplande ontwikkelingen in de Hunzelaagte.

Dialoog

In de ogen van Nienke Vellema is een dorpsvisie de rode draad in het denken van het dorp:
‘De dorpsvisie wordt ontwikkeld vanuit de wensen en ideeën van de achterban en functioneert vervolgens als een soort meerjarenwerkplan voor de dorpsbelangenverenigingen. In de visie staat waarmee het bestuur van dorpsbelangen zich volgens de dorpsbewoners moet bezighouden. De visie is daarmee ook een stevige basis voor de dialoog met de gemeente.’ Dorpen moeten zich zelf melden voor het maken van een visie en uitgangspunt is dat het eindresultaat helemaal van het dorp zelf is. Met behulp van een standaardaanpak van de VKDG en gefinancierd door de provincie Groningen en de betreffende gemeente, wordt de dorpsvisie uitgewerkt. Ook in Groningen vinden keukentafelgesprekken plaats.
Voor Ytsen Strikwerda is het duidelijk: ‘De dorpen worden nu serieus genomen. Het bestuur van Plaatselijk Belang is deskundiger geworden en wordt door de gemeente steeds vaker beschouwd als hét aanspreekpunt van het dorp. Ook voor de Plaatselijk Belangen zelf is het één en ander veranderd. Waar ze eerst alleen voorzichtig de gemeente hun verzoeken deden toekomen in de hoop dat er wat mee gedaan werd, gaan ze nu, met de dorpsvisie in de hand, in dialoog met de gemeente en zijn ze aan het netwerken met raadsleden en ambtenaren om zaken voor elkaar te krijgen.’

Open markt

De drie koepelorganisaties voor de kleine dorpen hebben een verenigingsstructuur en worden deels gefinancierd door de provinciebesturen. Dit betekent vele keren per jaar en soms meerdere keren per maand overleggen met het verenigingsbestuur en daarnaast met de provincie. Ytsen Strikwerda vindt dit niet meer van deze tijd. ‘We moeten alles dubbel verantwoorden. Dit kost ongelooflijk veel kostbare tijd. Tegelijkertijd worden we beconcurreerd door bureaus die grof geld met soortgelijk werk verdienen.’ Hij is helemaal niet te spreken over het feit dat een commerciële club momenteel het product ‘dorpsspiegel’ aanbiedt, als alternatief voor een dorpsvisie. ‘Gemeenten springen hierop in en betalen er veel geld voor. Op deze manier is het geen eigen initiatief meer van de dorpen’.
Volgens Ytsen Strikwerda wordt het werken met mensen op het platteland steeds meer een open markt. Hij voorziet dat zijn organisatie niet onder een commerciële aanpak uitkomt. ‘We gaan steeds meer toe naar het aanbieden van concrete producten.’ Strikwerda wil de FLD een plaats laten verwerven waar men niet omheen kan. Een Fries plattelandsloket, samen met andere organisaties zoals Dorp en Bedrijf Friesland en de Stichting Dorpshuizen Friesland, gevestigd op één locatie. ‘Samen kun je dan een vuist bieden tegen commerciële clubs.’

Onafhankelijk

De VKDG viert in september haar 25-jarig jubileum in Loppersum met een symposium over de toekomst van het platteland. Het zag er even naar uit dat ze het symposium had moeten aangrijpen om actie te voeren voor haar eigen behoud. De provincie Groningen had namelijk in haar voorjaarsnota aangekondigd om met ingang van 2005 de exploitatiesubsidie te staken. Groningen heeft een eigen provinciaal ‘Loket Levende Dorpen’ in het leven geroepen, waarachter een ‘expertteam’ schuil gaat. Dorpen kunnen bij dit loket projecten en ideeën aandragen die dan mede door een fonds kunnen worden gefinancierd. De provincie betoogde dat ‘de belangenbehartiging voor kleine dorpen en dorpsverenigingen na vele jaren van provinciale ondersteuning voldoende inhoud heeft gekregen.’ Nienke Vellema is het hier niet mee eens: ‘Er zijn altijd weer nieuwe ontwikkelingen en kansen die het bestaan van een belangenorganisatie rechtvaardigen. De VKDG is een onafhankelijke organisatie die zich inzet voor de dorpen. Het nieuwe loket is een verlengstuk van de provincie.’ Door acties van de vereniging, met steun van de pers, statenleden, gemeenteraadsleden en ledendorpen, is eind juni de bezuinigingsmaatregel van de provincie weer teruggedraaid.
‘De situatie in Groningen is niet vergelijkbaar met Drenthe’, vertelt Hans Elerie. ‘De provincie erkent de BOKD als een essentiële partner in het plattelandsbeleid. We worden in onze kerntaken ondersteund en hebben op basis van onze meerjarenvisie onlangs nog verhoging van ons structurele budget gekregen. Als maatschappelijke organisatie kun je niet commercieel werken. Dat moet je ook niet willen. Je moet met je bestuur laveren tussen de belangen van je achterban en het beleid van de overheid. Je moet als organisatie herkenbaar zijn voor je achterban en in beeld blijven bij de overheden als betrouwbare partner in de uitvoering van het beleid. Daarnaast moet je ook de rol spelen van kritische volger van het overheidsbeleid en herkenbaar zijn in het maatschappelijk debat.’

Veranderingen blijven

En als ze het hoofd boven water houden; waar zullen de provinciale verenigingen zich dan de komende 25 jaar mee bezighouden? Hans Elerie: ‘Woningbouw blijft een belangrijk item in de kleine dorpen. Niet ieder dorp denkt er hetzelfde over.’ Volgens Elerie wordt het effect van woningbouw op de leefbaarheid overigens nogal eens overschat: Ook dorpen waar in de afgelopen jaren niet of nauwelijks is gebouwd kunnen zeer leefbaar zijn. Het is onzin om te beweren dat wanneer een dorp “op slot” zit, het elke dynamiek zou ontberen. Alles verandert: met of zonder woningbouw. Ook de veel gehoorde kreet “stilstand is achteruitgang” slaat als een tang op een varken.’
De komende jaren blijven de dorpsvisies en dorpsomgevingsplannen een hot item. De provincie Friesland bijvoorbeeld geeft in haar conceptnota plattelandsbeleid aan dat alle dorpen in 2007 over een visie moeten beschikken. Daarnaast zal de digitale ontsluiting van de dorpen een rol spelen. Met een goede breedbandverbinding worden bijvoorbeeld de mogelijkheden voor herbestemming van boerderijen ook een stuk groter. En de in toenemende mate vergrijzende bevolking zal steeds meer in de eigen dorpen opgevangen moeten worden. Ytsen Strikwerda ziet in domotica (elektronische infrastructuur in woonhuizen) een belangrijke mogelijkheid om ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis te laten wonen. Volgens Nienke Vellema zullen de komende jaren veel meer voorzieningen gekoppeld moeten worden, willen ze behouden kunnen blijven. Vellema: ‘Er zal ook meer samenwerking tussen dorpen moeten komen op het gebied van gezamenlijke voorzieningen.’
De drie noordelijke zusterorganisaties hebben de intentie om de komende jaren meer samen te werken. Afgelopen voorjaar vond een eerste bijeenkomst plaats, waarbij niet alleen ervaringen werden uitgewisseld, maar ook werd gesproken over afstemming van wandelroutes: de Struunroutes in Groningen, de Knapzakroutes in Drenthe en de Swalkrûtes in Friesland. Voor alledrie verenigingen staat vast dat er in de komende 25 jaar nog zoveel ontwikkelingen in de dorpen zullen zijn, dat de kleine kernen een koepel nodig blijven houden.

Trefwoorden