Het ontstaan van het dorp Ter Apel is verbonden met het klooster dat in 1465 werd gesticht. Van de zeer vele kloosters die Noord-Nederland kende en die vrijwel alle op klei en veen lagen, is het op zand gelegen klooster in Ter Apel het enige dat bewaard is gebleven.

Het uit rode baksteen opgetrokken gebouw behoort tot de Orde van het Heilig Kruis en kreeg de naam Domus Novae Lucis (Huis van het Nieuwe Licht). Het moederklooster stond in Bentlage, aan de Eems in Duitsland. Van daaruit werden vier priesters en een paar lekenbroeders naar Ter Apel gestuurd, die zo de eerste bewoners waren van het nieuwe klooster. De eerste prior was Hinrick van den Berghe.
De toenmalige nederzetting bestond uit een aantal boerderijen op een complex van landerijen die waren omgeven door moerassen en ‘woeste gronden’. Hoewel het klooster werd gesticht toen de bouw al was begonnen, duurde het tot 1561 voordat het gebouw voltooid was, zo blijkt uit het jaartal boven de noordvleugel. Wat zal hebben meegespeeld is dat in 1472 de kapel, de eetzaal, de slaapzaal en de keuken …